ECLI:NL:RBZWB:2023:1457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4980
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot de Visite-app voor bewoners van tweede woningen in de gemeente Veere

Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere en een groep eisers die toegang vroegen tot de Visite-app voor het parkeren van bezoekers in de woonstraten nabij hun tweede woning. De rechtbank behandelt het beroep van eisers tegen het besluit van het college, dat hun verzoek om toegang tot de Visite-app had afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het college in strijd heeft gehandeld met het motiveringsbeginsel, omdat het onderscheid tussen bewoners die ingeschreven zijn in de Basisregistratie Personen (BRP) en degenen die dat niet zijn, niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt dat het college de gelegenheid krijgt om het gebrek in het besluit te herstellen, en dat dit moet gebeuren binnen een termijn van drie maanden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4980 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

1. [eiser1]uit [woonplaats eiser1],
2. [eiser2]uit ’[woonplaats eiser2],
3. [eiser3]Uit [woonplaats eiser3],
4. [eiser4]uit [woonplaats eiser4],
5. [eiser5]uit [woonplaats eiser5],
6. [eiser6]uit [woonplaats eiser6],
7. [eiser7]uit [woonplaats eiser7],
8. [eiser8]uit [woonplaats eiser8],
9. [eiser9]uit [woonplaats eiser9],
10. [eiser10]uit [woonplaats eiser10],
11. [eiser11]uit [woonplaats eiser11],
12. [eiser12]uit [woonplaats eiser12],
13. [eiser13]uit [plaatsnaam eiser13] ([land]),
14. [eiser14]uit [woonplaats eiser14],
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.W. Dieleman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, het college.

Procesverloop

Het college heeft met de besluiten van 3 mei 2021, 12 mei 2021 en 18 mei het verzoek van eisers tot toegang tot de Visite-app afgewezen.
In het besluit van 5 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser 8 is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger1] en [vertegenwoordiger2].

Overwegingen

1 Feiten

Eisers hebben een verzoek ingediend om hun bezoekers te laten parkeren in de woonstraten nabij hun tweede woning door toegang te verlenen tot de visite-app.
Het college heeft met de besluiten van 3 mei 2021, 12 mei 2021 en 18 mei 2021 het verzoek van eisers afgewezen.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt op 7 juni 2021.
De Advies commissie bezwaarschriften heeft op 16 september 2021 geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.

2 Het geschil

Aan de orde is de vraag of het Uitvoeringsbesluit Parkeerverordening Gemeente Veere 2021 (hierna: Uitvoeringsbesluit) verbindend is en of het college terecht het verzoek van eisers voor verkrijgen van toegang tot de Visite-app heeft afgewezen.

3 Wettelijk kader

De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage behorende bij deze tussenuitspraak.
Is het Uitvoeringsbesluit onverbindend?
4.1
Eisers stellen zich op het standpunt dat het Uitvoeringsbesluit onverbindend is, voor zover artikel 1, onder f, van het Uitvoeringsbesluit een onderscheid maakt tussen personen die ingeschreven zijn in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) en personen die niet ingeschreven zijn in de BRP. Het college is hiermee buiten de kaders van het Parkeerbeleidsplan en de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (hierna: Parkeerverordening) getreden. Daarnaast is het college buiten de grenzen van het Parkeerbeleidsplan en de Parkeerverordening getreden, door de regelgevende bevoegdheid te gebruiken om andere doelen na te streven, namelijk het tegengaan van verhuur van tweede woningen. Het Uitvoeringsbesluit is tevens in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Het college maakt ten onrechte onderscheid tussen personen die ingeschreven zijn in de BRP en personen die niet ingeschreven zijn in de BRP en motiveert dit onderscheid niet. De landsadvocaat heeft in een advies voor de gemeenteraad van Veere ook geoordeeld dat het niet gerechtvaardigd is om een onderscheid te maken tussen personen die ingeschreven zijn in de BRP en personen die niet ingeschreven zijn in de BRP.
4.2
Het college stelt zich op het standpunt dat zij bevoegd was om het begrip “bewoner” te definiëren in het Uitvoeringsbesluit en dat het onderscheid niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het gemaakte onderscheid geldt voor alle eigenaren van een tweede woning. Daarnaast zijn de regels in het Uitvoeringsbesluit niet bedoeld om recreatieve verhuur van tweede woningen tegen te gaan.
4.3
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft overwogen dat exceptieve toetsing inhoudt dat algemeen verbindende voorschriften die geen wet in formele zin zijn, door de rechter kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. De rechter komt tevens de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer. De intensiteit van die beoordeling is afhankelijk van onder meer de beslissingsruimte die het vaststellend orgaan heeft, gelet op de aard en inhoud van de vaststellingsbevoegdheid en de daarbij te betrekken belangen. Bij de toetsing van de wijze waarop door het regelgevende orgaan aan de hem toekomende beslissingsruimte inhoud is gegeven, kunnen, naast toetsing aan artikel 3:4 Awb en aan ongeschreven materiële beginselen als het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, ook het beginsel van zorgvuldige besluitvorming (artikel 3:2 Awb) en het beginsel van een deugdelijke motivering een rol spelen. De enkele strijd met deze formele beginselen kan echter niet leiden tot onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Dat laat onverlet dat, indien als gevolg van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding van het voorschrift door de rechter niet kan worden beoordeeld of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dit ertoe kan leiden dat de bestuursrechter het voorschrift buiten toepassing laat en een daarop berustend besluit om die reden vernietigt. Als het vaststellende orgaan bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk heeft betrokken en de afweging deugdelijk heeft gemotiveerd, voldoet deze keuze aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel en beperkt de toetsing door de bestuursrechter zich in het algemeen tot de vraag of de regeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. [1]
4.4
Op grond van artikel 4, vierde lid, onder b, van de Parkeerverordening kan het college uitsluitend parkeervergunningen verlenen aan bewoners met een adres in een straat/zone waar belanghebbendenparkeren geldt, ten behoeve van hun bezoekers, met dien verstande dat de parkeervergunningen slechts gelden voor een op het vergunningbewijs aan te merken datum.
4.5
Op grond van artikel 6, van de Parkeerverordening kan het college in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit nadere regels vaststellen.
4.6
Op grond van artikel 1, onder f, van het Uitvoeringsbesluit is een bewoner een ingezetene die is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Veere.
4.7
In het Parkeerbeleidsplan 2020 is opgenomen dat de kraskaart wordt vervangen door een digitale kraskaart in de vorm van een Visite-app. Daarmee kan een bewoner zijn visite aanmelden via het kenteken en wordt de parkeertijd tegen een gereduceerd tarief per minuut betaald.
4.8
Het college heeft slechts aangegeven dat het onderscheid gerechtvaardigd is, zonder dit nader te motiveren en heeft in aanvulling daarop op zitting verklaard dat de bewoners van een eerste woning (de woning die het hoofdverblijf geeft) extra moeten worden gefaciliteerd en dat alleen zij daarom toegang krijgen tot de Visite-app. De rechtbank is van oordeel dat deze reden het onderscheid niet kan rechtvaardigen. Het maken van een onderscheid voor het toekennen van de Visite-app voor parkeren moet gebaseerd zijn op een aan parkeren ontleend oogmerk, en niet op het oogmerk om bewoners die ingeschreven zijn in de BRP te bevoordelen ten opzichte van bewoners die niet zijn ingeschreven in de BRP. Het college heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd waarom het onderscheid tussen personen die zijn ingeschreven in de BRP en eigenaren van een tweede woning gerechtvaardigd is. De enkele strijd met het motiveringsbeginsel (artikel 3:46 van de Awb) kan op zich niet leiden tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Het kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet worden uitgesloten dat het college in een procedure over een besluit dat met toepassing van het Uitvoeringsbesluit is genomen en waarin een algemeen verbindend voorschrift uit dat Uitvoeringsbesluit exceptief wordt aangevochten, onderbouwt waarom de toegepaste bepaling rechtmatig is en daarom in dat geval toegepast mocht worden.
Bestuurlijke lus
5.1
Zoals hiervoor is overwogen onder 4.8 is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder alsnog een motivering overleggen voor het onderscheid tussen bewoners die zijn ingeschreven in de BRP en bewoners die niet zijn ingeschreven in de BRP. De rechtbank wijst erop dat het onderscheid in hoofdzaak gebaseerd moet zijn op het verschil tussen het parkeergedrag of de parkeerregulering van de bewoners die inschreven zijn in de BRP en de bewoners die niet zijn ingeschreven in de BRP. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op drie maanden na verzending van deze tussenuitspraak.
5.2
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
5.3
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
5.4
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen drie maanden na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 3 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Vordering op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening) (vervallen op 31 december 2021)
Artikel 4, vierde lid, onder b, van de Parkeerverordening
Het college kan uitsluitend parkeervergunningen verlenen aan bewoners met een adres in een straat/zone waar belanghebbendenparkeren geldt, ten behoeve van hun bezoekers, met dien verstande dat de parkeervergunningen slechts gelden voor een op het vergunningsbewijs aan te merken datum.
Artikel 6 van de Parkeerverordening
Het college kan in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit nadere regels vaststellen.
Uitvoeringsbesluit Parkeerverordening Gemeente Veere 2021 (Uitvoeringsbesluit) (vervallen per 21 december 2021)
Artikel 1, onder f, van het Uitvoeringsbesluit
Bewoner: een ingezetene die is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Veere.
Artikel 1, onder aa, van het Uitvoeringsbesluit
Tweede woning: woonruimte die niet gebruikt wordt als hoofdverblijf.
Artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit
Parkeervergunningen voor bewoners ten behoeve van hun bezoekers als bedoeld in artikel 4, vierde lid, sub b van de Parkeerverordening worden verstrekt met inachtneming van de volgende bepalingen:
(…)
4. De parkeervergunning voor bewoners ten behoeve van hun bezoekers wordt uitsluitend verstrekt als de aanvrager de daartoe strekkende parkeerapp van de gemeente Veere gebruikt. Deze app wordt de Visite-app genoemd. Deze parkeervergunning heeft de vorm van een maximum tegoed dat wordt gekoppeld aan het account van aanvrager op de Visite-app.
5. Met het tegoed als bedoeld in het vierde lid van dit artikel kan de bewoner gastvrij zijn/haar bezoekers laten parkeren door in de Visite-app het kenteken van de bezoeker te registreren.
6. In afwijking van het vierde lid van dit artikel kunnen bewoners, met een parkeervergunning voor het ontvangen van bezoekers, die niet beschikken over een account op de Visite-app maandelijks vier parkeerkaarten (kraskaarten) kopen bij de balie van het gemeentehuis van de gemeente Veere. Een kraskaart is alleen geldig als deze volledig ingevuld achter de voorruit van het motorvoertuig van de bezoeker wordt gelegd.

Voetnoten

1.ABRvS 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452.