ECLI:NL:RBZWB:2023:1447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
02/290119-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk buiten het grondgebied brengen van cocaïne met verborgen ruimte in bestelbus

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied brengen van ongeveer 31 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, werd op 7 november 2022 aangehouden op de A4 bij Bergen op Zoom, waar politieagenten een verborgen ruimte in de door hem bestuurde bestelbus ontdekten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de bestelbus, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de drugs. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte inconsistent en niet-verifieerbaar, en concludeerde dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 jaar op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en blanco strafblad. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de impact op de samenleving, en oordeelde dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie was op het gepleegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/290119-22
vonnis van de meervoudige kamer van 9 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonend aan de [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
met ongeveer 35 kilogram cocaïne op weg was naar België.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk ongeveer 31 kilogram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en baseert zich daarbij met name op de bevindingen van de politieagenten die de cocaïne in de door verdachte bestuurde bestelwagen hebben aangetroffen. Hij gaat er van uit dat verdachte wist dat hij cocaïne uitvoerde. De verklaringen die verdachte over het feit heeft afgelegd, worden als onaannemelijk, inconsistent en niet-verifieerbaar bestempeld. Er is volgens de officier van justitie sprake van verlengde uitvoer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van de uitvoer van cocaïne. Hij is van mening dat het opzet daartoe ontbreekt aangezien verdachte geen wetenschap had van de verborgen ruimte en de verdovende middelen in de bestelwagen die hij bestuurde.
De raadsman wijst erop dat verdachte tegenover de politie niet of nauwelijks heeft verklaard omdat hij onder de indruk was van de situatie waarin hij was terechtgekomen. Verdachte heeft destijds bedoeld iets anders te zeggen over zijn werk, dan door de politie is genoteerd. Wat hij heeft bedoeld te zeggen, heeft hij verklaard bij de rechter-commissaris. Tevens zijn een aantal contra-indicaties genoemd met betrekking tot de bij verdachte veronderstelde wetenschap, zoals zijn persoonlijke omstandigheden, het feit dat verdachte zich direct meewerkend heeft opgesteld en dat hij gevraagd heeft om sporenonderzoek te verrichten naar (het verpakkingsmateriaal van) de verdovende middelen. Voorts is opgemerkt dat geen of onvoldoende onderzoek is gedaan naar de telefoon van verdachte, de eigenaar/herkomst van het voertuig en de verpakking van de verdovende middelen. Daardoor kon de verklaring van verdachte niet worden geverifieerd.
De raadsman heeft subsidiair verzocht uit te gaan van de schuldvariant van het tenlastegelegde delict.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat twee politieagenten op 7 november 2022 op de A4 bij Bergen op Zoom een bestelbus voorzien van een Belgisch kenteken zagen rijden. Dit voertuig waren zij van plan te onderwerpen aan een verkeerscontrole. Toen zij met hun herkenbaar dienstvoertuig achter de bestelbus gingen rijden, maakte de bus plotseling een manoeuvre naar rechts, schoot tussen twee vrachtwagencombinaties door om vervolgens de afrit Bergen op Zoom Noord op te rijden. Een vrachtwagen moest daardoor remmen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte bleek de bestuurder te zijn van de bestelbus en hij gaf aan dat hij vanuit Rotterdam op weg was naar Antwerpen. In de bus werd door de politie een professioneel aangebrachte verborgen ruimte ontdekt, waarin twee bigshoppers met daarin een totale hoeveelheid van ongeveer 31 kilogram cocaïne werden aangetroffen.
(Voorwaardelijk) opzet?
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat er cocaïne in de bestelbus aanwezig was en dus ook niet wist dat hij de drugs naar België uitvoerde.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of verdachte het opzet heeft gehad op de uitvoer van de cocaïne, althans dat hij daartoe bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
De rechtbank heeft daarvoor in aanmerking genomen de beschreven abrupte en risicovolle verkeersmanoeuvre die verdachte maakte om de afrit Bergen op Zoom Noord te nemen. Deze actie duidt op het ontwijken van de politie. Temeer, nu het nemen van deze afrit niet logisch is. Bergen op Zoom Noord ligt niet op de route naar Antwerpen, maar ligt in de richting van het Zeeuwse eiland Tholen of de provincie Zuid-Holland. Daarbij komt dat verdachte – volgens zijn eigen zeggen ‒ net kwam uit de richting van Zuid-Holland, Rotterdam.
Verdachte heeft bij de politie ter plaatse verklaard dat zijn telefoon en dus zijn navigatie uitstond en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij de afslag naar Antwerpen had genomen. De politie heeft even later geconstateerd dat de telefoon van verdachte aanstond. Later heeft verdachte afwijkend daarvan verklaard dat zijn telefoon wel aanstond, maar zijn navigatie niet meer omdat de batterij bijna leeg was. Maar die verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk. Op de bewegwijzering bij de bewuste afrit op de A4 wordt enkel Bergen op Zoom Noord aangeduid, niet Antwerpen of een andere Belgische plaats (blijkens de bevindingen van de politie en Google Maps Street View). Uit de borden die enkele kilometers voor deze afrit op de A4 zijn gesitueerd is af te leiden dat verdachte voor Antwerpen nog rechtdoor had moeten rijden. Op één van deze borden is bovendien vermeld dat de afstand vanaf dat punt tot Antwerpen nog 39 kilometer is. Als het juist is wat verdachte zegt, dat hij de navigatie niet aan had staan, mag er van worden uitgegaan dat hij de bewegwijzering beter in de gaten heeft gehouden.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de wisselende verklaringen van verdachte over zijn werk in combinatie met de bestelbus die hij bestuurde. Tegenover de agenten die verdachten hebben aangehouden, heeft verdachte verklaard dat de bus “van zijn werk” was. Hij zei te werken voor een Belgisch bandenbedrijf, een soort pechservice en was net terug gekomen van een klus. Uit de weergave van deze eerste verklaring in het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat door de agenten goed is doorgevraagd over zijn werk, omdat verdachte daarover volgens de agenten in beginsel niet heel duidelijk is geweest. Deze verklaring van verdachte is opmerkelijk, aangezien de bestelbus op naam stond van een bedrijf dat in elk geval op 7 november 2022 zijn werkzaamheden had gestaakt. Verdachte werkt ook voor een ander bedrijf.
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat er banden van de bus vervangen moesten worden en dat er iets aan de buitenkant van de bus moest worden gerepareerd. Hij zegt niet te weten wat er exact moest gebeuren. Verdachte zou de bus in elk geval hebben afgegeven bij een garage te Rotterdam. Na anderhalf uur was de bus gerepareerd. Het zou een klus betreffen die verdachte in opdracht van een persoon, die hij kent uit een café in België, heeft uitgevoerd voor een bedrag van 200 euro.
Ook op zitting heeft verdachte aangegeven dat het slechts ging om een klusje, een bijverdienste. Hij zou niet werken voor een bandenbedrijf of pechservice. De opdrachtgever uit het café heeft volgens verdachte een verhuurbedrijf van auto’s in België, dus geen bandenbedrijf. In tegenstelling tot hetgeen verdachte verklaarde bij het verhoor bij de rechter-commissaris, kon verdachte ter zitting wel iets vertellen over de schade aan de bus en wat daarmee moest gebeuren. Zo zou er schade aanwezig zijn aan de rechterkant van de bus en moest er iets worden uitgedeukt. Die schade zou hij hebben gezien. Maar op aanvullende vragen naar de details van deze schade, zoals naar de grootte van de deuken en mogelijke lakschade, heeft verdachte geen helder antwoord kunnen geven.
Uit het vorenstaande is op te maken dat verdachte niet eenduidig, vaag en soms tegenstrijdig over het werk in relatie tot de bus heeft verklaard.
Verdachte heeft verder geen namen genoemd van de bekende/opdrachtgever uit het café, de naam van het verhuur- of bandenbedrijf in België of de garage en de aldaar werkzame personen in Rotterdam. Dat maakt zijn verklaring dan ook niet verifieerbaar. De omstandigheid dat hij eerst ter zitting - beperkt - aanvullende informatie verstrekt over de bekende, die ook de [voornaam] heeft, maar waarvan hij geen achternaam kent en over het adres van de garage in Rotterdam, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn vluchtgedrag voor de politie op de snelweg en zijn onaannemelijke, inconsistente en niet-verifieerbare verklaringen heeft geprobeerd te verhullen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de bestelbus met als doel zijn straf te ontlopen.
Het is bovendien niet aannemelijk dat een zo essentiële rol als die verdachte heeft vervuld, zou worden overgelaten aan iemand die niet op de hoogte is geweest van de aard en de waarde van de lading die hij vervoert. De straatwaarde van de hoeveelheid cocaïne die bij verdachte is aangetroffen, kan volgens de officier van justitie oplopen tot ongeveer 1,5 miljoen euro. Er bestaat anders een reëel risico dat de bestelbus met de drugs niet op de beoogde bestemming terecht komt, hetgeen een groot financieel risico en het gevaar van strafvervolging voor alle deelnemers aan de drugssmokkel met zich brengt.
De rechtbank oordeelt aldus, anders dan de verdediging, dat verdachte wetenschap had van de cocaïne in de verborgen ruimte en de cocaïne in de bestelwagen. Hij had als bestuurder ook de beschikkingsmacht over die verdovende middelen in het voertuig, waarmee hij onderweg naar België was. Verdachte heeft daarmee het opzet gehad op het uitvoeren van de cocaïne.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied brengen van ongeveer 31 kilogram cocaïne.
Daarbij is sprake van verlengde uitvoer, in de zin van artikel 1, vijfde lid van de Opiumwet, waarvoor volgens vaste rechtspraak niet vereist is dat de drugs daadwerkelijk Nederland al hebben verlaten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 november 2022 te Bergen op Zoom opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 31 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die cocaïne in een (bestel)auto (met verborgen ruimte) vervoerd met de bestemming België.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de strafvorderingsrichtlijnen. Zij gaat er van uit dat verdachte een grotere rol kan worden toegedicht dan die van koerier en dat hij bij een criminele organisatie was aangesloten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangegeven dat de gevorderde straf (te) hoog is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het smokkelen van ongeveer 31 kilo cocaïne vanuit Rotterdam naar Antwerpen. Hij voerde de drugs uit met een bestelbus, waarin op professionele wijze een verborgen ruimte met een elektrische vergrendeling was gecreëerd. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan. Anders dan door de officier van justitie is betoogd, is niet vast te stellen dat de rol van verdachte groter is geweest dan die van een koerier. Dit neemt niet weg dat verdachte een schakel in een drugsketen is geweest en met dit transport een cruciale bijdrage zou gaan leveren aan het in stand houden van de internationale handel in harddrugs.
De schade die de maatschappij ondervindt door dit soort feiten is, anders dan bijvoorbeeld bij een levensdelict, abstract, niet direct tastbaar. Maar het is algemeen bekend dat de georganiseerde misdaad die achter de drugsverkoop schuilgaat een bijzonder ontwrichtend en ondermijnend effect heeft op de samenleving. Er zijn zeer grote sommen geld gemoeid met de drugshandel, zodat ook enorme financiële belangen van de betrokken criminelen op het spel staan. Om deze belangen te beschermen, worden velerlei andere criminele activiteiten ontplooid, waarbij extreme vormen van geweld en intimidatie niet worden geschuwd. In deze zware criminaliteit lijken steeds jongere mensen, zoals ook verdachte, meegetrokken te worden.
Verder leveren harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op. Deze drugs kunnen hun leven gaan beheersen en er uiteindelijk toe leiden dat zij hun leven vergooien. De samenleving ziet zich ook veelvuldig geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te bekostigen.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij deze negatieve effecten voor anderen en heeft kennelijk alleen zijn eigen financieel voordeel voor ogen gehad. Het wordt verdachte kwalijk genomen dat hij zich steeds van de domme heeft gehouden en de verantwoordelijkheid voor zijn daad in het geheel niet heeft genomen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover die ter zitting aan de orde zijn gekomen, waaronder ook zijn blanco strafblad.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Zij heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en bij de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd aan drugskoeriers. De mate van professionaliteit van de verborgen ruimte in het gebruikte voertuig merkt de rechtbank aan als strafverhogende omstandigheid. Daarentegen hebben de jonge leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad een strafmatigend effect.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 maart 2023.