ECLI:NL:RBZWB:2023:1429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5889
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over loongerelateerde uitkering op grond van de WIA

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Opposante had beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) volgens haar niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 24 januari 2022. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 28 december 2021, waarin aan opposante een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd toegekend, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,58%. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 31 januari 2023 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken.

In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was en of het oordeel dat het beroep gegrond was, buiten redelijke twijfel staat. Opposante was het niet eens met de termijn die de rechtbank aan verweerder had gegeven om een beslissing te nemen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde termijn van vier maanden recht deed aan de reële mogelijkheden voor verweerder om op het bezwaar te beslissen, gezien de huidige capaciteitsproblemen bij de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond.

De rechtbank benadrukte dat het in het belang van opposante is dat er een zorgvuldige heroverweging plaatsvindt en dat een kortere termijn niet haalbaar zou zijn gezien de omstandigheden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5889 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2023 op het verzet van

[opposante], te [plaatsnaam], opposante

(gemachtigde: mr. mr. B.L. van den Oever).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 24 januari 2022 tegen het besluit van 28 december 2021 waarin aan opposante een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,58%.
Bij uitspraak van 31 januari 2023 heeft de rechtbank onder meer dat beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen vier maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend moet maken.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en verweerder opgedragen om binnen vier maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat verweerder niet tijdig heeft beslist.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zij het niet eens is met de tijd die de rechtbank aan verweerder heeft gegeven om alsnog een beslissing op bezwaar te nemen.
4. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
5. Verweerder kampt momenteel met onvoldoende capaciteit aan verzekeringsartsen, waardoor het inplannen van een (fysiek) medische spreekuur dan wel een hoorzitting vertraging oploopt.
Volgens vaste jurisprudentie moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
De door de rechtbank opgelegde termijn van vier maanden doet naar oordeel van de verzetrechter recht aan de reële mogelijkheid om op het bezwaar te beslissen en aan het belang van opposante om een beslissing te ontvangen.
De verzetrechter begrijpt dat opposante eerder duidelijkheid zou willen over haar bezwaar, maar bij het opleggen van een kortere beslistermijn zou – door het tekort aan verzekeringsartsen – op voorhand al duidelijk zijn dat deze termijn niet gehaald gaat worden. Daarbij is het ook in het belang van opposante dat er een zorgvuldige heroverweging kan plaatsvinden. Een langere termijn dan twee weken is dan ook aangewezen en de verzetrechter acht de door de rechtbank opgelegde termijn van vier maanden niet onredelijk.
De verzetrechter gaat er vanuit dat verweerder wel alles in het werk stelt om indien mogelijk eerder op het bezwaar te beslissen.
6. In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 31 januari 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 7 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.