ECLI:NL:RBZWB:2023:1429
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over loongerelateerde uitkering op grond van de WIA
Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Opposante had beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) volgens haar niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 24 januari 2022. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 28 december 2021, waarin aan opposante een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd toegekend, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,58%. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 31 januari 2023 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken.
In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was en of het oordeel dat het beroep gegrond was, buiten redelijke twijfel staat. Opposante was het niet eens met de termijn die de rechtbank aan verweerder had gegeven om een beslissing te nemen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde termijn van vier maanden recht deed aan de reële mogelijkheden voor verweerder om op het bezwaar te beslissen, gezien de huidige capaciteitsproblemen bij de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond.
De rechtbank benadrukte dat het in het belang van opposante is dat er een zorgvuldige heroverweging plaatsvindt en dat een kortere termijn niet haalbaar zou zijn gezien de omstandigheden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.