ECLI:NL:RBZWB:2023:1413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 31 januari 2022, dat betrekking had op de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), met ingang van 22 februari 2021. Tijdens de zitting op 21 september 2022 heeft de rechtbank het UWV de kans gegeven om een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dit leidde tot een wijziging van het besluit op 22 november 2022, waarbij het UWV de bezwaren van verzoeker gegrond verklaarde en hem met ingang van 22 februari 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt achtte, waardoor hij in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering.

Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelde dat het UWV aan verzoeker tegemoet was gekomen, en besloot het UWV te veroordelen in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten voor rechtsbijstand, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en is openbaar gemaakt op 2 maart 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/703 WIA
uitspraak van 2 maart 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] (verzoeker), te [plaatsnaam],

gemachtigde: mr. I. Oztas,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 22 februari 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 september 2022.
In een tussenuitspraak van 6 oktober 2022 is het UWV in de gelegenheid gesteld om een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In een besluit van 22 november 2022 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd, en verzoekers bezwaren tegen het primaire besluit van 22 februari 2021 alsnog gegrond verklaard. Verzoeker is met ingang van 22 februari 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht, en is daarom in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering.
Verzoeker heeft zijn beroep vervolgens ingetrokken met het verzoek om het UWV te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 22 november 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank dan ook aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.