ECLI:NL:RBZWB:2023:1408

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_325
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de herziening van zijn WAO-uitkering door het UWV. Het UWV had op 2 augustus 2021 besloten de uitkering van eiser te herzien met ingang van 3 oktober 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45 tot 55%. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.J. Bek, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond op 20 december 2021. De rechtbank heeft de zaak op 8 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 53,01% per 3 oktober 2021. De rechtbank baseert deze conclusie op de medische rapporten van verzekeringsartsen, die de beperkingen van eiser hebben beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft en dat hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen adequaat zijn. De rechtbank wijst erop dat de door eiser ingebrachte medische informatie van na de datum in geding niet leidt tot een andere conclusie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding of schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 2 maart 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/325 WAO

uitspraak van 2 maart 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. E.J. Bek,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
herziening van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 2 augustus 2021 (primair besluit)
de WAO-uitkering van eiser herzien met ingang van 3 oktober 2021 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
Met het bestreden besluit van 20 december 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, en [naam gemachtigde] als gemachtigde van het UWV.
1.4
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 3 oktober 2021 voor 53,01% arbeidsongeschikt is
.
Deze mate van arbeidsongeschiktheid valt in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%
.De rechtbank zal beoordelen of het UWV terecht de uitkering heeft vastgesteld op deze arbeidsongeschiktheidsklasse aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 3 oktober 2021 heeft vastgesteld op 53,01% en de WAO-uitkering daarom terecht per die datum heeft herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als metselaar. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege rugklachten. Het UWV heeft eiser daarvoor een WAO-uitkering toegekend, laatstelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% met ingang van 30 augustus 2012.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam arts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiser lichamelijk en psychisch onderzocht op het spreekuur van 2 juni 2021. Hij heeft gerapporteerd dat bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling door het UWV in 2012 onveranderd een medische toestand na lumbale spondylodese operatie in 1998 is geconstateerd. Er hebben zich daarna geen gerichte aanvullende behandelingen of duidelijke medische wijzigingen voorgedaan in relatie tot deze aandoening. Eiser gebruikt via de huisarts voorgeschreven Naproxen zo nodig (afhankelijk van de klachten tot eens per week). Uit de anamnese komt naar voren dat de ernst van de pijnklachten in de loop der jaren is verminderd. Er zijn geen constante klachten van rugpijn of uitstralende pijn in het rechter been. Bij langer lopen, zwaardere of intensievere belastingen treden deze klachten wel op. Er is nog wel een continue aanwezig verminderde kracht en stabiliteit van het rechter onderbeen, de enkel en voet.
Eiser geeft geen specifieke schouderklachten meer aan. Hij doet ook niet meer doorlopend zwaarder schouderbelastende werkzaamheden. Hoofdpijnklachten worden door eiser niet meer benoemd in de anamnese.
Bij lichamelijk onderzoek zijn er bevindingen passend bij een status na lumbale spondylodes, met een lichte klapvoet en sensibiliteitsverlies in het onderbeen rechts. Het lumbale traject is beperkt mobiel. Bij reiken naar de grond, zakt eiser bij bukken gelijktijdig door de knieën, bij overigens korte hamstrings. Er is een status na linker schouderoperatie met een onbelast normale schouderfunctie en er zijn aanwijzingen voor licht degeneratieve bevindingen deels passend bij de leeftijd.
Gezien dit alles en omdat de bevindingen bij lichamelijk onderzoek in overeenstemming zijn met de anamnese is afgezien van het opvragen van aanvullende medische gegevens bij de huisarts omdat daarvan geen toegevoegde waarde te verwachten is.
Op grond van de bevindingen bij onderzoek, zoals hiervoor weergegeven, zijn er beperkingen aan te geven in relatie tot een beperkte functie van de lage rug en een beperkte (rechter) been functie.
De gepresenteerde klachten zijn minder uitgebreid dan bij onderzoek door de verzekeringsarts op 6 november 2012. De onderliggende aandoeningen zijn onveranderd. Het huidige onderzoek geeft daarbij aanleiding om beperkingen minder zwaar aan te nemen dan het voorgaande onderzoek. Het is achteraf niet vast te stellen per wanneer deze minder zware beperkingen in het verloop van de periode tussen beide onderzoeken van toepassing zijn geworden. De verzekeringsarts acht deze beperkingen daarom van toepassing vanaf het onderzoek op 2 juni 2021.
Die beperkingen betreffen langer of zwaarder statische en zwaarder of intensief dynamisch de rug en benen belastende activiteiten. In mindere mate beperkingen ten aanzien van intensievere zware schoudergordel belastingen, waarbij het medische beeld en de beperkingen als stationair zijn te beschouwen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft verzekeringsarts [naam arts 1] neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 juni 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam arts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd inclusief de bezwaargronden en heeft eiser onderzocht op haar spreekuur van 8 december 2021. Voorts heeft zij informatie opgevraagd bij de behandelend orthopeed [naam medisch specialist] , wiens antwoordbrief van 3 november 2021 zij ook in haar afwegingen heeft betrokken.
De verzekeringsarts b&b stelt in haar rapportage van 9 december 2021 vast dat eiser nadat hij bij de primaire verzekeringsarts is geweest de orthopedisch chirurg opnieuw heeft bezocht. Bij MRI-onderzoek bleek geen HNP maar wel foramenstenose op meerdere punten. Eiser krijgt hier nu pijnbehandeling voor.
Eiser is beperkt in zijn mobiliteit waarbij krachtsverlies en pijn in het rechterbeen op de
voorgrond staan. Ook de verzekeringsarts b&b gaat uit van een status na een schouderoperatie links. Eiser is rechtshandig. De primaire verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de status van de schouderoperatie met name door de beperking voor boven schouderhoogte werken. Aanvullende beperkingen zijn gezien de bevindingen bij lichamelijk onderzoek (onbeperkte schouderfunctie) niet aannemelijk.
Met betrekking tot het alcoholgebruik wordt opgemerkt dat er geen sprake is van een geobjectiveerde stoornis en worden er geen beperkingen aangenomen.
Met betrekking tot de rug/beenklachten blijkt dat de primaire verzekeringsarts frequent buigen en gebogen werken evenals zwaar tillen en sjouwen als beperkt heeft aangegeven, waarbij 10 kg het maximaal haalbare is en van belang is dat eiser dit over het algemeen vanaf tafelhoogte kan doen. Verder ziet de verzekeringsarts b&b een beperking voor frequent reiken, waarbij bij een kleinere reikafstand een hogere frequentie mogelijk is.
De primaire verzekeringsarts heeft rekening gehouden met het objectiveerbare krachtsverlies van het rechterbeen, en hiervoor beperkingen aangenomen.
In algemene zin zijn pijnklachten een subjectieve beleving en daarmee moeilijk in maat en getal uit te drukken. Uit de literatuur blijkt dat er mensen zijn die blijven werken met pijn en anderen niet. Andere factoren (zoals pijncoping, actief blijven ondanks pijn, mogelijkheden tot aanpassingen in werk) lijken daarbij een rol te spelen. Ook bij eiser zijn daar aanwijzingen voor.
Indien rekening wordt gehouden met de beperkingen is een aanvullende beperking in
duurbelastbaarheid niet aan de orde. De standaard duurbelastbaarheid in arbeid is richtinggevend bij de beoordeling van de duurbelastbaarheid. De bij eiser vastgestelde stoornis(sen) leiden niet eenduidig tot een beperking in de duurbelastbaarheid zoals wel het geval is bij bijvoorbeeld een ernstige longfunctiestoornis.
Er is in het geval van eiser geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding door een
tekort aan energie (door een onvoldoende opnemen van energie of een te groot energieverbruik) of verminderde mogelijkheden tot recuperatie zoals bedoeld in de standaard die samenhangt met de stoornis in de energiehuishouding.
Ook is er geen sprake van de “indicatie preventief”. Er is immers geen sprake van
zelfoverschatting, een beperkt ziektebesef of patroon van overschrijding van grenzen. Evenmin is de indicatie verminderde beschikbaarheid aan de orde op basis van extra tijd voor de zelfzorg of behandeling.
De door haar overeenkomstig het voorgaande aangepaste beperkingen en belastbaarheid van eiser heeft verzekeringsarts b&b [naam arts 2] neergelegd in de FML van 9 december 2021.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij veel meer beperkingen heeft, slechts marginaal belastbaar is en daarmee 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Uit de informatie van orthopeed [naam medisch specialist] van 3 november 2021 blijkt dat de klachten zijn toegenomen. Er zijn onvoldoende beperkingen aangenomen.
Daaruit volgt dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte heeft aangenomen dat de klachten minder zwaar zijn en de beperkingen minder uitgebreid.
Ook stelt eiser dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte afgaat op eisers opmerking dat hij alcohol kan laten staan. Volgens de definitie van de GGZ is bij eiser sprake van alcoholmisbruik omdat hij iedere dag 7 à 8 flessen bier drinkt.
Gelet op zijn beperkingen kan eiser de hem geduide functies niet verrichten.
In zijn aanvullende beroepsgronden van 18 oktober 2022 stelt eiser dat uit de meegestuurde brief van neurochirurg [naam chirurg] van 10 oktober 2022 blijkt dat eiser alweer drie jaar last heeft van zijn rechterbeen, dat de L4 blok en stimulatie niets hebben gedaan, dat bij L5 zowel de stimulatie als de blokkade positief was, maar na enkele dagen weer last gaf. Verder wijst hij nog op de klachten bij staan en lopen, hij kan nog geen 100 meter lopen en is zeer geïnvalideerd.
4.4
De door eiser ingebrachte brief van neurochirurg [naam chirurg] van 10 oktober 2022 heeft geleid tot nader onderzoek. In de daarvan opgestelde rapportage van 8 november 2022 heeft verzekeringsarts b&b [naam arts 3] aangegeven dat in die informatie de vernauwingen worden bevestigd op enkele niveaus in de rug en dat dit een goede verklaring geeft voor de klachten van eiser. Dit was bij de verzekeringsartsen bekend en is meegewogen bij zowel de eerdere primaire beoordeling als bij de beoordeling in bezwaar. Beeldvormend onderzoek laat de laatste jaren een min of meer zelfde beeld zien en [naam arts 3] ziet geen aanleiding nu meer beperkingen aan te nemen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid van eiser. Dat eiser een jaar na de datum in geding op de wachtlijst staat voor een operatie heeft te maken met een toename van de beleefde klachten die volgens de verzekeringsarts b&b ook bepalend is voor het moment van operatie.
Wat betreft het drankgebruik merkt verzekeringsarts b&b [naam arts 3] op dat dit bekend was en is meegewogen en daarmee evenmin aanleiding geeft voor een wijziging van het medisch standpunt van het UWV.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zowel zijn rugklachten als de klachten van uitstraling naar het rechterbeen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Alle in bezwaar ingebrachte medische gronden en gedingstukken zijn door de verzekeringsarts b&b in haar afwegingen betrokken. Op grond hiervan is zij tot de conclusie gekomen dat eiser iets meer beperkt moest worden geacht dan door de primaire verzekeringsarts in de FML van 7 juni 2021 was vastgelegd. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b is daarbij gemotiveerd ingegaan op de vraag waarom er nadere beperkingen zijn aangenomen en waarom dat in een aantal gevallen niet is gedaan.
In beroep is door eiseres medische informatie overgelegd van de behandelend neurochirurg. Op deze informatie is door de verzekeringsarts b&b ingegaan in de aanvullende rapportage. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd aangegeven waarom er geen nadere beperkingen zouden moeten worden aangenomen. Bovendien dateert de ingebrachte informatie van na de datum in geding. Ook op de omstandigheid dat eiser geopereerd moet worden is gemotiveerd ingegaan.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten de verzekeringsarts b&b niet te volgen en wijst er op dat ook overigens niet is kunnen blijken dat in de FML van 9 december 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Dat eiser zich in het bezwaarschrift van 1 november 2021 opnieuw heeft ziekgemeld is ter zitting ook van de zijde van het UWV bevestigd. Ter zitting is onduidelijkheid blijven bestaan over de vraag of op deze ziekmelding is gereageerd. Wat daar ook van zij, de rechtbank stelt vast dat het vervolg van die ziekmelding buiten de omvang van deze procedure ligt. Het gaat immers om een andere datum in geding.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en assemblagemedewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041).
5.2
Eiser heeft in beroep gesteld dat hij de geduide functies niet kan verrichten, omdat de functies zijn belastbaarheid overschrijden. Verder heeft eiser aangegeven zich niet te kunnen vinden in de motivering die door de arbeidsdeskundige is gegeven voor het overschrijden van zijn beperking op het gebied van ‘frequent reiken tijdens het werk’. Dat de hogere frequentie in voldoende mate wordt gecompenseerd omdat voor een substantieel deel sprake is van een geringere reikafstand acht eiser onvoldoende. Hiermee zou volgens hem zelfs tweemaal de toegelaten frequentie nog toelaatbaar worden geacht.
Eiser meent dat hij de geduide functies niet kan verrichten. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 14 juni 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 17 december 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht omdat zijn beperkingen zijn onderschat en hij met de juist vastgestelde beperkingen die functies niet aankan. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit dan ook voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Meer specifiek is eiser het er niet mee eens dat bij de beperking (4.8.1) ‘frequent reiken tijdens het werk’ wordt aangenomen dat over een kleinere reikafstand een hogere frequentie mogelijk is. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b leidt de rechtbank af dit door de arbeidsdeskundige mogelijk wordt geacht gelet op de toelichting van verzekeringsarts b&b [naam arts 2] . Zij heeft in haar rapportage van 9 december 2021 vastgesteld dat eiser voor reiken tijdens het werk weliswaar beperkt is, maar bij kleinere afstanden tot een hogere frequentie reiken in staat is. Eiser heeft zijn stelling dat dit niet mogelijk is niet onderbouwd met medische informatie. De arbeidsdeskundige b&b heeft dus op goede gronden aangenomen dat de voor eiser geselecteerde functies op het punt van reiken passend zijn.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.1
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 53,01%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 3 oktober 2021 heeft vastgesteld op de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%.
7. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding of schadevergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid te verdienen hetgeen soortgelijke gezonde personen met arbeid gewoonlijk verdienen (artikel 18 van de WAO).
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.