ECLI:NL:RBZWB:2023:1407
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 1 maart 2022, waarin de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering per 1 september 2021 werd aangekondigd. Op 19 januari 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd, waardoor verzoekster niet langer als arbeidsgeschikt werd beschouwd en haar ZW-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 837,00 voor de beroepsprocedure en € 1.194,00 voor de bezwaarprocedure, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.031,00.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en openbaar gemaakt op 2 maart 2023. Verzoekster kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.