ECLI:NL:RBZWB:2023:1407

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2029
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 1 maart 2022, waarin de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering per 1 september 2021 werd aangekondigd. Op 19 januari 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd, waardoor verzoekster niet langer als arbeidsgeschikt werd beschouwd en haar ZW-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 837,00 voor de beroepsprocedure en € 1.194,00 voor de bezwaarprocedure, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.031,00.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en openbaar gemaakt op 2 maart 2023. Verzoekster kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2029 ZW
uitspraak van 2 maart 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 maart 2022 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van de uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) van eiseres met ingang van 1 september 2021.
Bij besluit van 19 januari 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat eiseres niet langer per 1 september 2021 arbeidsgeschikt wordt beschouwd in de zin van de ZW en wordt de ZW-uitkering alsnog ongewijzigd voortgezet met ingang van die datum.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 2 februari 2023 gesteld in te stemmen met toekenning van de gevraagde proceskosten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 19 januari 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en ook het primaire besluit is herroepen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met wegingsfactor 1), en op € 1.194,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.031,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.