Uitspraak
1.De procedure
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 17 februari 2023.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en TANDPROTHETISCHE PRAKTIJK BREDA B.V. (TP Breda). [Eiseres] vorderde een voorlopige voorziening tot betaling van haar laatstverdiende loon van € 780,00 bruto per maand, te beginnen met het loon over januari 2023, totdat op rechtsgeldige wijze een einde aan haar dienstverband zou komen. Daarnaast vorderde zij een wettelijke verhoging van 38% over het vervallen loon van november 2022 en wettelijke rente over de verschuldigde bedragen.
TP Breda is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk was gedagvaard, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stellingen van [eiseres] als onweersproken vaststaan. Het spoedeisend belang van [eiseres] is gegeven, aangezien zij afhankelijk is van het loon voor haar levensonderhoud. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het dienstverband op grond van artikel 7:668 lid 4 en onder a BW met ingang van 1 november 2022 wordt geacht te zijn voortgezet voor de duur van zeven maanden, tot 1 juni 2023.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en TP Breda veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.P. Tilman-Knoester.