ECLI:NL:RBZWB:2023:1386
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten inzake NOW-1 tegemoetkoming
In deze zaak hebben verzoeksters beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2021, die betrekking hebben op hun aanspraken op een tegemoetkoming ingevolge de eerste Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1). De rechtbank heeft op 2 maart 2023 een zitting gehouden waar partijen zijn uitgenodigd om hun standpunten toe te lichten. Tijdens deze zitting heeft de minister zijn standpunt gewijzigd, waardoor de tegemoetkoming op grond van de NOW-1 hoger is vastgesteld. Hierop hebben verzoeksters hun beroep ingetrokken, maar verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de minister aan verzoeksters is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de minister te veroordelen in de proceskosten die verzoeksters hebben gemaakt.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.255,50, rekening houdend met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister het griffierecht van drie maal € 365,-- aan verzoeksters dient te vergoeden, maar dat een aparte veroordeling daarvoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.