ECLI:NL:RBZWB:2023:1370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
405936_E24022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over bruikleenovereenkomst en ontruiming van onroerende zaak

In deze zaak, die zich afspeelt in Breda, vorderden Hopmans Wonen BV en de Gemeente Roosendaal ontruiming van een onroerende zaak, die door [gedaagde in conventie 1] werd bewoond op basis van een bruikleenovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig was opgezegd en dat [gedaagde in conventie 1] zonder recht of titel in het pand verbleef. De Gemeente had het pand dringend nodig voor asbestsanering en sloop, aangezien de ontheffing voor sloop op 15 maart 2023 afliep. De voorzieningenrechter wees de vorderingen tot ontruiming toe en stelde dat [gedaagde in conventie 1] het pand binnen zeven dagen na betekening van het vonnis moest verlaten. Daarnaast werd [gedaagde in conventie 1] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Hopmans Wonen van € 2.350,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering in reconventie van [eiser in reconventie] werd afgewezen, omdat er geen verplichting bestond voor Hopmans Wonen om vervangende woonruimte te bieden. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van Hopmans Wonen en de Gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/405936 / KG ZA 23-47
Vonnis in kort geding van 24 februari 2023 (uitwerking)
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOPMANS WONEN BV,
gevestigd te Bergen op Zoom,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROOSENDAAL,
zetelend te Roosendaal,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. L.H. Hendrikx te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde in conventie 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens te Roosendaal,
2.
[gedaagde in conventie 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
DE PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN DE GEBOUWDE ONROERENDE ZAAK GELEGEN AAN HET [adres] OF EEN GEDEELTE DAARVAN, anderen dan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Hopmans Wonen, de Gemeente en [gedaagde in conventie 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is bij (kop- staart-) vonnis van 24
februari 2023 op het door Hopmans en de Gemeente gevorderde beslist. De feiten en de
motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, volgen hierna.
1.2.
Gedaagde sub 2 en gedaagden sub 3 zijn ondanks behoorlijke oproeping niet ter
zitting verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat zij correct voor de zitting zijn
opgeroepen. Tegen gedaagde sub 2 en gedaagden sub 3 is daarom verstek verleend.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente is eigenaar van het pand aan de [adres] (hierna: het pand). Het pand is een voormalig schoolgebouw met voorzieningen en bestaat uit meerdere lokalen. Hopmans Wonen is door de Gemeente aangesteld als beheerder van het pand.
2.2.
Na ingebruikname en bewoning van lokaal [nummer 1] van het pand heeft [gedaagde in conventie 1] met ingang van 1 maart 2021 lokaal [nummer 2] van het pand (hierna: het lokaal) in gebruik genomen en daarvoor een overeenkomst aangeduid als een ‘bruikleenovereenkomst’ gesloten. In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“(…)Overwegende
  • Dat het pand tijdelijk leeg staat in afwachting van verkoop, verhuur, renovatie, sloop dan wel een andere ontwikkeling;
  • Dat Bruikleengever, althans de eigenaar, ter beperking van het risico van ingebruikname door derden zonder recht of titel, genegen is het pand voor bepaalde tijd, of voor onbepaalde tijd tot wederopzegging, om niet aan een gegadigde in al dan niet gedeelde bruikleen te geven, teneinde daar tijdelijk verblijf te houden.
  • Dat Bruiklener zich heeft gewend tot Bruikleengever die een bemiddelings- en dienstverleningsbureau exploiteert (…)
  • Dat Bruiklener aan Bruikleengever slechts een vergoeding wegens haar diensten is verschuldigd in het geval en zolang er daadwerkelijk een bruikleenovereenkomst tot stand komt en voortduurt;
  • Dat Bruikleengever uit deze vergoeding onder andere haar organisatie- en secretariaatskosten voldoet, alsmede haar algemene beheerskosten, al welke kosten aldus periodiek over al haar cliënten/bruikleennemers worden omgeslagen, vermeerderd met een opslag wegens risico en winst;
  • Dat deze vergoeding niet is als huur of daarmee vergelijkbare vergoeding kan worden gelijkstelt;
  • (…)
  • Dat Bruiklener zich ermee akkoord verklaart dat deze bruikleen korte tijd na opzegging zal moeten eindigen, en zich realiseert dat hij geen beroep zal kunnen doen op huurbescherming, niet alleen omdat het beoogde gebruik van het pand naar zijn aard van korte duur zal zijn, doch tevens omdat tegenover dat gebruik geen tegenprestatie aan Bruikleengever verschuldigd is of zal worden voldaan;
(…)
Komen overeen
Bruikleengever geeft hierbij het pand en toebehoren voornoemd om niet in bruikleen aan Bruiklener om daarin tijdelijk verblijf/kantoorruimte te houden, met in achtneming van het navolgende:
Bruikleengever
Onder Bruikleengever wordt verstaan Hopmans Wonen BV welke voor haarzelf, of middels volmacht, of op last, in afwachting van verdere ontwikkelingen, zoals verkoop, verhuur, renovatie, sloop, bestemmingsplanwijziging of enig andere ontwikkeling, een tijdelijk leegstaand pand voor bepaalde tijd in bruikleen geeft, tot wederopzegging door haarzelf of de Bruiklener en om niet, om daarin tijdelijk verblijf te houden.
Bruiklener
Onder Bruiklener wordt verstaan een natuurlijk persoon (…) welke voor hemzelf, in afwachting van verdere ontwikkeling, een tijdelijke leegstaand pand in vorenbedoelde zin in bruikleen neemt, voor bepaalde tijd, tot wederopzegging door hemzelf of Bruikleengever en om niet, om daarin tijdelijk verblijf/kantoorruimte te houden.
Opzegtermijn
Deze Bruikleenovereenkomst loopt voor onbepaalde tijd en kan door beide partijen schriftelijk worden opgezegd met in acht name van een opzegtermijn van 1 maand.
Beperkte duur
Bruiklener is zich bewust van de bijzondere en tijdelijke aard van deze Bruikleenovereenkomst.
Bruiklener realiseert zich dat uit de aard der zaak geen zekerheid kan worden verschaft over de duur van een af te sluiten Bruikleenovereenkomst en dat de Bruikleenovereenkomst voor een in tijd weliswaar onbekende, maar in ieder geval beperkte tijdsduur zal zijn, welke van rechtswege eindigt bij opzegging.
Staat van het pand
Bruiklener verklaart het pand en toebehoren in goede staat in Bruikleen te nemen. Bruiklener verklaart bij de beëindiging van de Bruikleenovereenkomst het pand en de inventaris in dezelfde goede staat te zullen opleveren. (…)
Plichten Bruiklener
(…)
Bruiklener verplicht zich de in de “overwegingen” aangehaalde vergoeding ဠ235,00welke maandelijks verschuldigd is, telkens voor het begin van de desbetreffende maand aan Bruikleengever te voldoen op rekeningnummer (…) onder vermelding van “Servicekosten” voor het eerst op 01-03-2021 (…)
Wat zijn de kosten ?
Maandelijks betaal je een vergoeding van € 235,00 . Voor de kosten bij aanvang en vertrek, kijken we naar het aantal bewoonde dagen van de betreffende maand. De vergoeding isinclusiefhet gebruik van gas, water en licht.
De vergoeding isexclusiefgebruik van internet, telefoon en schoonmaak van het pand en andere kosten. (…)”
2.3.
De Gemeente heeft haar grond waarop het pand staat in 2017 verkocht aan derden. Bij beschikking van 14 juli 2021 heeft Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een ontheffing ingevolge de Wet natuurbescherming verleend aan de Gemeente voor de sloop van het pand (hierna: de ontheffing). De ontheffing is geldig van 1 september 2021 tot en met 14 maart 2023.
2.4.
Bij brief van 9 maart 2022 heeft Hopmans Wonen de bruikleenovereenkomst voor het lokaal opgezegd tegen 29 april 2022 en [gedaagde in conventie 1] verzocht om het lokaal leeg en schoon op te leveren.
2.5.
Bij brief van zijn advocaat van 28 april 2022 aan Hopmans Wonen heeft [gedaagde in conventie 1] zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een huurovereenkomst en dat geen gevolg zal worden gegeven aan de inhoud van de brief van Hopmans Wonen.
2.6.
Bij brief van 3 juni 2022 heeft de (voormalige) advocaat van Hopmans Wonen, zich jegens de advocaat van [gedaagde in conventie 1] onder meer op het standpunt gesteld dat sprake is van een bruikleenovereenkomst die bij brief van 9 maart 2022 rechtsgeldig is opgezegd en wordt [gedaagde in conventie 1] in de gelegenheid gesteld om het lokaal alsnog te verlaten en te ontruimen.
2.7.
In een emailbericht van 22 juni 2022 heeft de advocaat van [gedaagde in conventie 1] zijn standpunt gehandhaafd en Hopmans Wonen gesommeerd tot (her)aansluiting van de gasvoorziening in het pand.
2.8.
Bij aangetekende brief van 2 november 2022 heeft Hopmans Wonen de bruikleenovereenkomst voor zover deze niet door opzegging zou zijn geëindigd, buitengerechtelijk ontbonden. In deze brief kondigt Hopmans Wonen tevens aan bij niet nakoming een kort geding procedure aanhangig te maken.
2.9.
Op 6 december 2022 heeft [gedaagde in conventie 1] aan Hopmans Wonen verzocht de verwarming te repareren. Bij brief van 19 december 2022 heeft de advocaat van Hopmans Wonen en de Gemeente aan (de advocaat van) [gedaagde in conventie 1] medegedeeld dit verzoek niet in behandeling te nemen en dat een kort geding wordt voorbereid.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Hopmans Wonen en de Gemeente vorderen – samengevat – ontruiming van de onroerende zaak met de daarop staande opstallen gelegen aan de [adres] uiterlijk op 1 maart 2023, dan wel subsidiair zeven dagen na het in dezen te wijzen vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, en een veroordeling van [gedaagde in conventie 1] tot betaling van een schadevergoeding aan Hopmans Wonen van € 2.350,00 te vermeerderen met nog te verschijnen schadevergoeding gelijk aan de overeengekomen maandelijkse vergoeding tot en met de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening. Hopmans Wonen en de Gemeente vorderen een hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten en nakosten met wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voeren Hopmans Wonen en de Gemeente – samengevat – het volgende aan. Er is sprake van een bruikleenovereenkomst tussen partijen en niet van een huurovereenkomst. De bruikleenovereenkomst is met inachtneming van de contractuele opzegtermijn opgezegd en geëindigd op 29 april 2022. [gedaagde in conventie 1] verblijft dus thans zonder recht of titel in het pand. Daardoor kan de Gemeente niet starten met herontwikkeling en verloopt de ontheffing. Om dit te voorkomen moet op 1 maart 2023 worden gestart met asbestsanering en dat kan niet aanvangen als [gedaagde in conventie 1] nog in het lokaal aanwezig is. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie 1] de maandelijkse vergoeding sinds mei 2022 niet meer voldaan.
3.3.
[gedaagde in conventie 1] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[eiser in reconventie] vordert – samengevat – een veroordeling van de Hopmans Wonen en de Gemeente om, in het geval de ontruiming wordt toegewezen, [eiser in reconventie] vervangende woonruimte aan te bieden tegen een huursom dan wel gebruiksvergoeding van € 235,00 per maand op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag met veroordeling van Hopmans Wonen en de Gemeente in de proceskosten.
4.2.
[eiser in reconventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Hopmans Wonen en de Gemeente bewust op het allerlaatste moment een kort geding procedure hebben gestart, waardoor hij met zijn rug tegen de muur staat. Hopmans Wonen en de Gemeente hadden de rechten van [eiser in reconventie] op die manier niet nodeloos moeten schaden, zodat sprake is van een onrechtmatige daad jegens [eiser in reconventie] . Op Hopmans Wonen rust ook een verplichting om vervangende woonruimte te verschaffen op grond van goed verhuurderschap of goed bruikleenschap.
4.3.
Hopmans Wonen en de Gemeente voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

Toetsingskader

5.1.
De voorzieningenrechter moet beoordelen of Hopmans Wonen en de Gemeente, gelet op de belangen van beide partijen, bij de behandeling van de gevorderde voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevorderde voorziening gerechtvaardigd is. Daarbij geldt als uitgangspunt dat voor uitvoerige bewijslevering in deze procedure geen ruimte is.
Spoedeisend belang
5.2.
Tegenover het belang van [gedaagde in conventie 1] tot bewoning hebben Hopmans Wonen en de
Gemeente gesteld dat de Gemeente het pand met spoed nodig heeft voor asbestsanering en sloop omdat de ontheffing op 15 maart 2023 afloopt. [gedaagde in conventie 1] heeft betwist dat sprake is van een spoedeisend belang.
5.3.
De vraag of een partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de
gevraagde voorziening dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (zie HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553).
5.4.
Gelet op de geldigheidsdatum van de ontheffing, het feit dat de Gemeente eigenaar is van het pand, de Gemeente haar grond aan derden heeft verkocht en nodig heeft voor herontwikkeling, en de aard van de gevorderde voorzieningen hebben Hopmans Wonen en de Gemeente een spoedeisend belang bij hun gevorderde voorzieningen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de gevorderde voorlopige voorzieningen inhoudelijk zal beoordelen.
De aard van de overeenkomst; ontruiming?
5.5.
De kern van het geschil betreft de vraag of de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden aangemerkt als een bruikleenovereenkomst of als een huurovereenkomst. Een kenmerkend verschil tussen een huurovereenkomst (7:201 BW) en een bruikleenovereenkomst (7A:1777 BW) is dat bij huur de gebruiker zich verbindt tot een voldoende vastomlijnde tegenprestatie voor het gebruik van de ruimte en in het geval van bruikleen niet. Een vergoeding van kosten is niet noodzakelijkerwijs een tegenprestatie voor gebruik van de ruimte, zodat het enkele feit dat een vergoeding van kosten is overeenkomen nog niet maakt dat sprake is van huur. Van bruikleen kan voorts toch sprake zijn als de vergoeding een symbolisch karakter heeft, in die zin dat deze van elke reële betekenis is ontbloot. Indien de te betalen vergoeding daarentegen in rechtstreeks verband staat met het ter beschikking stellen van de ruimte en geen symbolisch karakter heeft, dan is sprake van een huurovereenkomst in de zin van de wet.
5.6.
Uit de tussen partijen gesloten ‘Bruikleenovereenkomst’ blijkt dat [gedaagde in conventie 1] maandelijks een vergoeding van € 235,00 aan Hopmans Wonen is verschuldigd. Vanaf mei 2022 heeft [gedaagde in conventie 1] de vergoeding niet meer betaald. De vraag is of de vergoeding van
€ 235,00 per maand – welke vergoeding naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen symbolisch karakter heeft – in rechtstreeks verband staat met het ter beschikking stellen van het lokaal of dat het hier gaat om vergoeding van onkosten die samenhangen met de bewoning van het pand.
5.7.
De Gemeente en Hopmans Wonen hebben over het jaar 2021 een aantal facturen in het geding gebracht. Naar aanleiding daarvan is door de Gemeente en Hopmans Wonen onweersproken gesteld dat de kosten over 2021 voor – onder meer – gas, water en elektra in totaal € 23.360,00 bedragen. Dit totaalbedrag bestaat uit circa € 16.900,00 voor gaslevering, circa € 4.300,00 voor elektra, circa € 260,00 voor water en circa € 1.900,00 voor de afvalcontainer. Niet in geschil is verder dat er in totaal vijf gebruikers, inclusief [gedaagde in conventie 1] , in het pand verbleven en dat deze kosten zijn omgeslagen per gebruiker, hetgeen over het jaar 2021 neerkomt op circa € 390,00 per maand aan onkosten per gebruiker. Deze berekening is niet door [gedaagde in conventie 1] betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de Gemeente en Hopmans Wonen voldoende aannemelijk gemaakt dat reeds deze – toereikend met facturen onderbouwde – kosten van een zodanige omvang zijn dat de door [gedaagde in conventie 1] betaalde vergoeding geen “element van huur”, bevat, maar een zuivere onkostenvergoeding behelst. Bij die stand van zaken kan buiten beschouwing blijven of Hopmans Wonen – zoals door [gedaagde in conventie 1] gesteld – een opslag voor risico en winst in rekening mag brengen bij [gedaagde in conventie 1] .
5.8.
Op grond van het vorenstaande acht de voorzieningenrechter dan ook voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de tussen Hopmans Wonen en [gedaagde in conventie 1] gesloten overeenkomst moet worden aangemerkt als een bruikleenovereenkomst, die door Hopmans Wonen met inachtneming van de contractuele opzegtermijn rechtsgeldig is opgezegd tegen 29 april 2022. Dat betekent dat [gedaagde in conventie 1] het lokaal in het pand moet verlaten en ontruimen. De ontruimingsvordering zal daarom worden toegewezen. De termijn waarbinnen [gedaagde in conventie 1] gehouden is het lokaal in het pand te ontruimen zal in redelijkheid worden gesteld op zeven dagen na betekening van dit vonnis. De verzochte machtiging om de ontruiming door een gerechtsdeurwaarder te doen uitvoeren, zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie, zal worden afgewezen omdat zij ingevolge het bepaalde in artikel 556 lid 1 Rv en artikel 557 Rv overbodig is.
5.9.
De gevorderde dwangsom wordt door de voorzieningenrechter eveneens
afgewezen bij gebrek aan enig belang daartoe, aangezien Hopmans Wonen en de Gemeente op het moment dat [gedaagde in conventie 1] niet zelf tot ontruiming overgaat reeds tot tenuitvoerlegging van het vonnis en tot ontruiming kunnen overgaan. Bij nakoming door [gedaagde in conventie 1] zelf hebben Hopmans Wonen en de Gemeente evenmin belang bij een dwangsom.
De geldelijke vorderingen
5.10.
Hopmans Wonen vordert een bedrag van € 2.350,00 ten titel van ongerecht-vaardigde verrijking van [gedaagde in conventie 1] , omdat [gedaagde in conventie 1] vanaf mei 2022 niets meer heeft betaald en terwijl de onkosten zijn doorbetaald. [gedaagde in conventie 1] betwist deze vordering omdat hij geen nota’s meer ontving en niet in verzuim is komen te verkeren en hij vanwege lekkages geen gebruiksgenot heeft gehad. Ook heeft Hopmans Wonen vanaf medio juni 2022 geen gas meer laten leveren, aldus [gedaagde in conventie 1] .
5.11.
Bij de beoordeling van de vordering tot betaling van een geldbedrag is in kort
geding terughoudendheid op zijn plaats. Voor de toewijzing daarvan is, aldus de Hoge Raad,
slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk
zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist
is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van
partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
5.12.
Evenals bij de gevorderde ontruiming is hier het spoedeisend belang voldoende
aannemelijk gemaakt. [gedaagde in conventie 1] heeft immers al sinds mei 2022 geen enkel bedrag betaald, terwijl de onkosten tot en met heden wel zijn doorbetaald door de Gemeente en Hopmans Wonen. Dit treft in ernstige mate de financiële belangen van Hopmans Wonen en ook de Gemeente als eigenaar van het pand waardoor spoedeisendheid is gegeven.
5.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestaan en de omvang van de schadevordering in hoge mate aannemelijk is gemaakt. Nu hiervoor is overwogen dat Hopmans Wonen de overeenkomst met [gedaagde in conventie 1] rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 29 april 2022 en vaststaat dat [gedaagde in conventie 1] daarna het lokaal in het pand is blijven gebruiken, zonder daarvoor enig bedrag aan Hopmans Wonen te betalen, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter de schadevordering van Hopmans Wonen op grond van artikel 6:212 lid 1 BW voor toewijzing in aanmerking. Indien evenwel komt vast te staan dat Hopmans Wonen en of de Gemeente geen onkosten hebben gemaakt voor het leveren van gas aan het lokaal dan strekt dat hierbij in mindering op de schadevordering van Hopmans Wonen. Aan de overige verweren van [gedaagde in conventie 1] zal worden voorbijgegaan. Immers, het intreden van betalingsverzuim van [gedaagde in conventie 1] is geen vereiste voor het toewijzen van een schadevergoeding op grond van artikel 6:212 lid 1 BW. Ook de eventuele aanwezigheid van gebreken aan het lokaal kan er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet langer toe doen, aangezien terecht door Hopmans Wonen en de Gemeente wordt aangevoerd dat de overeenkomst geruime tijd geleden is geëindigd en het pand op het punt staat gesloopt te worden.
5.14.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat een restitutierisico slechts beperkt aan de orde kan zijn, omdat gesteld noch is gebleken dat Hopmans Wonen er financieel slecht voor zou staan, zodat ook dat niet aan toewijzing van de schadevergoeding in de weg staat. Op grond van het vorenstaande zal de schadevergoeding zoals gevorderd, vermeerderd met de niet weersproken wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening worden toegewezen.
Vervangende woonruimte?
5.15.
Ten aanzien van de vordering van [eiser in reconventie] in reconventie oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
5.16.
Dat Hopmans Wonen na beëindiging van de overeenkomst volgens [eiser in reconventie] een
verplichting zou hebben tot het verschaffen van vervangende woonruimte blijkt niet uit de overeenkomst noch valt hiervoor enige wettelijke grondslag aan te wijzen zodat deze stelling zal worden gepasseerd.
5.17.
Wat resteert is de vordering van [eiser in reconventie] die berust op een onrechtmatige daad van Hopmans Wonen en de Gemeente. Dat sprake zou zijn van een onrechtmatige daad van Hopmans Wonen en of de Gemeente heeft [eiser in reconventie] onvoldoende onderbouwd. Dat Hopmans Wonen en de Gemeente hebben gekozen voor een kort geding procedure en niet een bodemprocedure kan hen niet worden tegengeworpen gelet op het stelsel van de wet en de daarin opgenomen mogelijkheden voor het instellen van een bodemprocedure of een kort geding procedure. Daarbij heeft te gelden dat een kort geding procedure nu eenmaal naar haar aard op (zeer) korte termijn kan plaatsvinden en in dit geval gesteld noch is gebleken dat [eiser in reconventie] in zijn belangen is geschaad. Bovendien wist [eiser in reconventie] – dan wel behoorde hij te weten – dat een dergelijke procedure boven zijn hoofd hing, gelet op de inhoud van de brief van Hopmans Wonen d.d. 2 november 2022 en de brief van de advocaat van Hopmans Wonen en de Gemeente d.d. 19 december 2022 zodat hij zich hierop had kunnen voorbereiden. Op grond van het vorenstaande zal de vordering in reconventie dan ook worden afgewezen.
De proceskosten in conventie en in reconventie
5.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde in conventie 1] worden veroordeeld in de kosten
van dit geding in conventie, tot op heden aan de zijde van Hopmans Wonen en de Gemeente begroot op € 212,08 (explootkosten), € 676,00 aan griffierecht en € 1079,00 aan salaris advocaat. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser in reconventie] tevens worden veroordeeld in de kosten van dit geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van Hopmans Wonen en de Gemeente, gelet op de samenhang met de conventie, begroot op nihil.
5.19.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt gedaagden om de onroerende zaak met de daarop staande opstallen gelegen aan de [adres] uiterlijk binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis met al het hunne en de hunnen, alsmede alle overige zich daarin tijdens de executie bevindende personen, te ontruimen, ontruimd te houden en de onroerende zaak alsook de daarop staande opstallen, onder afgifte van de sleutels, aan de Gemeente ter beschikking te stellen, zodat de Gemeente daar volledig vrij over kan beschikken;
6.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie 1] tot betaling van een schadevergoeding aan Hopmans ten bedrage van € 2.350,00, te vermeerderen met de nog te verschijnen schadevergoeding, die gelijkstaat aan de overeengekomen maandelijkse vergoeding tot en met de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
in reconventie
6.3.
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie
6.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van dit geding, aan de zijde van de Gemeente en Hopmans in conventie vastgesteld op € 1.967,08 daarin begrepen een bedrag van € 1.079,00 aan salaris advocaat van de Gemeente en Hopmans, en in reconventie vastgesteld op nihil;
6.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
 € 173,00 € 173,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de kostenveroordeling uit dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling
en
 € 90,00 € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.