ECLI:NL:RBZWB:2023:1366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
02/157604-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelier met deels voorwaardelijke jeugddetentie en leerstraf

Op 6 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die samen met anderen een gewapende overval op een juwelierszaak in Amsterdam heeft gepleegd. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 20 februari 2023, waarbij de verdachte zijn betrokkenheid bij de overval heeft bekend. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen van 120 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Dit besluit is genomen met het oog op de pedagogische doelstellingen van het jeugdstrafrecht en de positieve ontwikkeling die de verdachte sinds zijn voorlopige hechtenis heeft doorgemaakt.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij beide benadeelden een schadevergoeding van € 829,= hebben gevorderd voor immateriële schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld en hem verplicht tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook de leerstraf So Cool van 40 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte, zijn beperkte strafblad en de noodzaak voor begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft benadrukt dat de pedagogische beïnvloeding van de verdachte voorop staat en dat een langere jeugddetentie contraproductief zou zijn voor zijn positieve ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/157604-22
vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 20 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen in Amsterdam een gewapende overval op [juwelierszaak] heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de ten laste gelegde gewapende overval op [juwelierszaak] heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes van de eigenaar van de juwelierszaak en zijn dochter en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft dit feit bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het proces-verbaal met dossiernummer 2021250017 van de regionale politie-eenheid Amsterdam, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 184.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 februari 2023;
- de aangifte van [benadeelde 1] van 5 december 2021, pagina 7 van voornoemd proces-verbaal;
- de aangifte van [benadeelde 2] van 5 december 2021, pagina 10 van voornoemd proces-verbaal.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 december 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen uit een juwelierszaak een hoeveelheid sieraden toebehorende aan [juwelierszaak] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders gemaskerd voornoemde juwelierszaak zijn binnengegaan en tegen die [benadeelde 2] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Geld, geld, geld!”
en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben getoond aan die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en vitrinekasten in die juwelierszaak kapot hebben geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie wijkt af van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de jeugdreclassering, omdat het volgen van het advies niet uit te leggen zou zijn aan de samenleving. Zij vordert aan verdachte dan ook op te leggen een hogere straf dan door die instanties is geadviseerd. te weten een jeugddetentie van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie toewijzing van beide vorderingen van de benadeelde partijen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat de vordering van de benadeelde partijen betreft refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging verzoekt om de vordering van de officier van justitie voor wat betreft de straf niet te volgen. De verdediging vindt het niet passend om verdachte terug te sturen naar de jeugdgevangenis. Hoewel het om een ernstig strafbaar feit gaat, zijn er veel verzachtende omstandigheden aanwezig die dienen te leiden tot een andere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Daartoe wijst de verdediging erop dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen. Hij is na het plegen van dit feit wel veroordeeld voor wapenbezit. Hierdoor is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing. Het wapenbezit ging over hetzelfde wapen als bij de overval. Daarnaast wijst de verdediging erop dat verdachte zichzelf bij de politie heeft gemeld, aan het politieonderzoek heeft meegewerkt en meerdere keren heeft aangegeven spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. Hij heeft niet alleen spijt van de gevolgen voor hemzelf maar ook van de gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte heeft de volledige verantwoordelijkheid voor dit feit op zich genomen en geen verweer gevoerd tegen de schadevergoedingsvorderingen van de slachtoffers. Hij had ook graag in mediation het gesprek met de slachtoffers aan willen gaan. Verder blijkt uit de rapporten van de Raad dat verdachte een kwetsbare jongen is, bij wie mogelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking, beïnvloedbaarheid en een gebrekkige ondersteuning vanuit zijn gezin. Als er tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een persoonlijkheidsonderzoek had plaatsgevonden, dan was verdachte mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. Hoewel dit onderzoek als bijzondere voorwaarde was opgenomen, is hiertoe helaas niet overgegaan. Verdachte heeft het delict gepleegd in een periode waarin het slecht met hem ging. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij met de hulp van de jeugdreclassering een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Verdachte gaat weer naar school, loopt stage en sport. Ook zijn softdrugsgebruik heeft hij verminderd. Een jeugddetentie langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen. De verdediging verzoekt daarom om bij de strafmaat aan te sluiten bij het advies van de Raad om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest met de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast verzoekt de verdediging om, zoals ook door de Raad is geadviseerd, de leerstraf So Cool van 40 uur op te leggen. Met deze straffen zal verdachte in de gelegenheid worden gesteld om zijn positieve ontwikkeling voort te zetten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een meisje en een jongen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een juwelierszaak. De juwelierszaak was nog maar net open, toen het meisje bij de juwelierszaak voor de deur stond. De eigenaar van de juwelierszaak en zijn dochter waren op dat moment in de zaak aanwezig. De eigenaar deed de deur voor het meisje open. Omdat het meisje de deur open liet staan, werd haar gevraagd om de deur dicht te doen. Zij deed dit. Nadat zij een paar ringen had gezien, verliet zij de zaak. Even later stond het meisje weer voor de deur. De eigenaar deed de deur opnieuw voor haar open. Ook nu liet zij de deur openstaan. Volgens de verklaring van verdachte was dat juist de bedoeling. De afspraak was dat zij de andere jongen en verdachte aldus de gelegenheid zou geven om de juwelierszaak binnen te komen. Een paar seconden later kwamen de jongen en verdachte de juwelierszaak binnen. Zij hadden allebei hun gezicht bedekt. De jongen begon gelijk met een klauwhamer op de vitrines te slaan, terwijl verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand de eigenaar van de juwelierszaak om geld vroeg. De jongen pakte uit een van de twee kapotgeslagen vitrines sieraden en stopte deze in een tas. Niet lang daarna hebben verdachte, de jongen en het meisje de juwelierszaak weer verlaten. Volgens de aangifte van de eigenaar zijn toen oorbellen meegenomen.
De aangevers hebben ten tijde van de overval niet geweten dat het vuurwapen een alarmpistool betrof. Het behoeft geen betoog dat dit feit heel beangstigend voor hen is geweest. Dit blijkt ook uit de toelichting op hun schadevergoedingsvorderingen. De eigenaar van de juwelierszaak heeft aangegeven dat vooral de aanwezigheid van zijn dochter bij de overval bij hem zorgde voor angst; hij vreesde voor het leven van zijn dochter en dat van hem. De eigenaar heeft een aantal nachten na de overval heel slecht geslapen. Nu nog merkt hij dat hij extra voorzichtig is in de juwelierszaak. Zijn dochter heeft aangegeven dat op het moment dat het pistool op haar vader werd gericht, zij vreesde dat ze hem zou verliezen. Ze heeft de eerste nachten na de overval last gehad van nachtmerries. In haar dromen beleefde zij de overval opnieuw en werd zij badend in het zweet wakker. Nu nog kijkt de dochter op straat en in de bus veel om zich heen en schrikt ze snel. In de juwelierszaak is zij ook voorzichtiger geworden in de omgang met klanten.
Verdachte heeft bij het plegen van dit feit in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. De rechtbank rekent hem dit feit dan ook ernstig aan. Verder hebben dit soort feiten een grote impact op gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Ook dit wordt verdachte aangerekend. Wel is verdachte geschrokken toen hij het meisje zag omdat ze in zijn ogen nog zo jong was. Omdat alles zo snel ging, wist hij niet wat te doen.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel is hij op 20 april 2022 door de kinderrechter veroordeeld voor wapenbezit en de aanwezigheid van softdrugs. Het wapen dat verdachte toen in zijn bezit had, is volgens hem het wapen dat hij bij de overval op de juwelierszaak heeft gebruikt. De rechtbank zal met deze veroordeling rekening houden in het kader van artikel 63 Sr.
Ook houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het rapport van de Raad van 27 januari 2023 en de toelichting hierop ter zitting. De Raad heeft aangegeven dat verdachte een kwetsbare, beïnvloedbare jongen is met vermoedelijk een licht verstandelijke beperking. Het onderhavige feit heeft hij vooral gepleegd om aanzien te verwerven bij de jongeren met wie hij omging. Verdachte heeft voor en tijdens het plegen van dit feit niet nagedacht over de consequenties hiervan. In de maanden daarna heeft hij veel spijt gekregen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat verdachte zichzelf bij de politie heeft aangegeven. Hiermee heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Verdachte heeft zich in de afgelopen periode over het algemeen goed gehouden aan de schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis. Hij heeft zijn Entree-opleiding en stage op positieve wijze hervat. Ook heeft hij goed meegewerkt aan de ambulante begeleiding van Stichting Open Door gericht op hervatting en een goed verloop van school en stage en het maken van positieve keuzes ten aanzien van overige daginvulling, sociale contacten en drugsgebruik. Verdachte heeft inmiddels een bijbaantje en sport meermaals per week met een vriend. Verder heeft verdachte zijn drugsgebruik drastisch geminderd. In het afgelopen half jaar zijn er geen aanwijzingen van betrokkenheid van verdachte bij ongewenste of criminele activiteiten. Verdachte geeft aan dat hij nu vooral omgaat met vrienden die hem helpen goede keuzes te maken. De Raad acht het van belang dat verdachte zijn leven op een positieve wijze verder kan vorm geven. Zijn moeder en zijn grootouders hebben onvoldoende mogelijkheden om hem hierin te sturen en te begeleiden, terwijl verdachte dit wel nodig heeft. Daarom moet worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm voor verdachte. Het grootste risico op recidive bestaat eruit dat verdachte weer aansluiting krijgt bij jongeren uit zijn buurt die een verkeerde invloed op hem hebben. Tot dusver is hij in staat om voorstellen om zich weer in te laten met ongewenste activiteiten af te wijzen. Om de kans op recidive te voorkomen vindt de Raad het van belang dat verdachte op een positieve wijze invulling blijft geven aan zijn dagbesteding in de vorm van school, stage, bijbaantje en sporten, dat hij positieve gedrags- en vriendenkeuzes blijft maken, dat hij zijn drugsgebruik verder afbouwt en dat hij meewerkt aan toewerken naar een passende beschermde of begeleide woonvorm. De Raad acht toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering en voortzetting van de ambulante begeleiding vanuit Stichting Open Door hiervoor wenselijk. Aanvullend hierop is een vaardigheidstraining gericht op het vergroten van de weerbaarheid en zelfvertrouwen voor verdachte van belang. Gelet hierop adviseert de Raad om aan verdachte de leerstraf So Cool Regulier van 40 uren op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad om aan hem een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan de ambulante begeleiding van Stichting Open Door of een soortgelijke instelling zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan urinecontroles zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- een dagbesteding heeft in de vorm van school, stage en/of werk;
- meewerkt aan (toewerking naar) een passende beschermde of begeleide woonvoorziening.
De Raad heeft naar aanleiding van hetgeen namens de jeugdreclassering tijdens de zitting naar voren is gebracht als bijzondere voorwaarde hieraan nog toegevoegd dat verdachte meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek.
Namens de jeugdreclassering is tijdens de zitting aangegeven dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies van de Raad en de door de Raad geformuleerde bijzondere voorwaarden. De jeugdreclassering bevestigt dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, zoals door de Raad is weergegeven. Stichting Open Door vindt het wenselijk dat er een persoonlijkheidsonderzoek naar verdachte wordt gedaan om zicht te krijgen op wat hij nog meer nodig heeft om zijn leven positief vorm te geven. Stichting Open Door heeft verdachte inmiddels aangemeld bij Prisma voor een beschermde of begeleide woonvoorziening.
Tot slot houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot minderjarigen. Volgens deze oriëntatiepunten wordt voor een overval op een winkel een jeugddetentie vanaf 4 maanden opgelegd. Bij strafverzwarende omstandigheden kan deze straf worden verhoogd. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij voor 1 maand jeugddetentie dan wel 60 uur werkstraf. De rechtbank merkt in dit geval als strafverzwarende omstandigheid aan dat verdachte bij de overval gebruik heeft gemaakt van een alarmpistool, dat gezien de uiterlijke kenmerken heel veel op een echt vuurwapen (Glock 19) leek.
Voor een ernstig feit als dit wordt gelet op de oriëntatiepunten dus in beginsel een jeugddetentie van 5 maanden opgelegd. De door de officier van justitie gevorderde straf oordeelt de rechtbank daarom aan de hoge kant en niet passend.
De rechtbank ziet in de meewerkende proceshouding van verdachte, zijn beperkte strafblad en de positieve ontwikkeling die hij sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft doorgemaakt reden om aan te sluiten bij het advies van de Raad. Zij zal aan hem dan ook geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat verdachte sinds 7 juli 2022 strenge schorsingsvoorwaarden heeft gehad, waaronder huisarrest en elektronische monitoring. Verdachte heeft zich over het algemeen hieraan goed gehouden. De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte met hulpverlening en begeleiding zijn positieve ontwikkeling kan doorzetten. Dit zal de kans op recidive verkleinen. Een jeugddetentie langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal deze positieve ontwikkeling doorkruisen en hem mogelijk weer op het verkeerde pad brengen. Dit staat haaks op het doel van straffen in het jeugdstrafrecht, namelijk pedagogische beïnvloeding. Pedagogische beïnvloeding van verdachte kan beter met de door de Raad geadviseerde straffen dan met de door de officier van justitie gevorderde straf.
Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte de leerstaf So Cool van 40 uur zal opleggen, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie voor het geval hij deze leerstraf niet goed mocht verrichten. Daarnaast zal de rechtbank aan hem een jeugddetentie opleggen van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd. De voorwaarde dat verdachte meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek zal de rechtbank nog aanvullen met meewerken aan een eventueel hieruit voortkomende voor hem noodzakelijke geachte behandeling en/of begeleiding. De rechtbank is bij deze deels voorwaardelijke jeugddetentie uitgegaan van een voorarrest van 13 dagen. Verdachte hoeft voor dit feit dus niet meer terug naar de jeugdgevangenis.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 829,= voor het feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 829,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert eveneens een schadevergoeding van € 829,= voor het feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 829,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan de ambulante begeleiding van Stichting Open Door of een soortgelijke instelling zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan urinecontroles zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd een dagbesteding heeft in de vorm van school, stage en/of werk;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan (toewerken naar) een passende beschermde of begeleide woonvoorziening;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel hieruit voortkomende voor hem noodzakelijke geachte behandeling en/of begeleiding;
Van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, te weten de leerstraf So Cool van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2]van
€ 829,=aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] , € 829,=te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]van
€ 829,=aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] , € 829,=te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Toekoen, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr. M. Pellikaan, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2023.
Mr. P.W.G. de Beer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.