ECLI:NL:RBZWB:2023:136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
9966303_E04012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis met eisvermeerdering en verwijzing naar handelszaken

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eisers in het verzet, vertegenwoordigd door mr. T.H.J. van Beek, hebben verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 4 mei 2022. De gedaagde in het verzet, vertegenwoordigd door mr. K. Nelissen, heeft zijn oorspronkelijke eis vermeerderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisvermeerdering niet in strijd is met de goede procesorde, ondanks de bezwaren van de eisers in het verzet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak, gezien de totale waarde van de vorderingen van meer dan € 25.000,00, moet worden verwezen naar de civiele sector, Cluster II Handelszaken. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd dat zij zich in de verdere procedure door een advocaat moeten laten vertegenwoordigen. Tevens zijn griffierechten vastgesteld voor beide partijen, die binnen vier weken na de roldatum moeten worden voldaan. De beslissing tot verwijzing is openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnummer: 9966303 \ CV EXPL 22-2039
Vonnis van 4 januari 2023
inzake

1.[eiser in het verzet sub1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser in het verzet sub2],
3.
[eiseres in het verzet sub3],
beiden wonende te [woonadres] ,
eisers in het verzet,
gemachtigde: mr. T.H.J. van Beek, advocaat te Zundert,
tegen
[gedaagde in het verzet],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in het verzet,
gemachtigde: mr. K. Nelissen, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand.
Eisers in het verzet zullen hierna gezamenlijk [eiseres] in vrouwelijk enkelvoud genoemd worden. Gedaagde in het verzet zal hierna [gedaagde in het verzet] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 4 mei 2022 in de zaak met zaak-/rolnummer 9603763 CV EXPL 21-4452, met de daarin genoemde stukken;
- de verzetdagvaarding;
- het tussenvonnis van 20 juli 2022;
- de akte vermeerdering van eis van [gedaagde in het verzet] met producties 21 tot en met 24;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 december 2022
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verstekvonnis van 4 mei 2022 te vernietigen en [gedaagde in het verzet] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans deze af te wijzen met veroordeling van [gedaagde in het verzet] in de proceskosten van beide gedingen.
2.2.
[gedaagde in het verzet] heeft bij akte zijn oorspronkelijke eis vermeerderd en vordert – na eisvermeerdering – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. gedaagden (opposanten) te veroordelen tot betaling aan eiser (geopposeerde), tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 22.666,78 aan (vervangende) schadevergoeding, dan wel een bedrag in goede justitie te bepalen;
2. gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiser, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 708,00 (kosten waterverbruik en tijd eiser) aan aanvullende schadevergoeding / gevolgschade, dan wel een bedrag in goede justitie te bepalen;
3. te verklaren voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade aan de polycarbonaat panelen van de zwembadoverkapping.
Subsidiair
3. Een in goede justitie naar redelijkheid vast te stellen bedrag aan schadevergoeding;
Meer subsidiair
4. gedaagden te veroordelen om binnen twintig werkbare dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een termijn die uw rechtbank redelijk acht, tot nakoming van de overeenkomst middels goed en deugdelijk herstel, althans conform de adviezen van [deskundige 1] , [deskundige 2] en [deskundige 3] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat hij met de voldoening aan deze veroordeling in gebreke zal zijn;
5. gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiser, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 708,00 aan aanvullende schadevergoeding / gevolgschade, dan wel een bedrag
goede justitie te bepalen;
6. gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiser, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 2.635,78 (€ 980,83 (Lighthouse) + € 1.200 (APP) + € 79,95 (kast) + € 375,00 (lamp)) aan (vervangende) schadevergoeding, dan wel een bedrag in goede justitie te bepalen;
Zowel primair als subsidiair en meer subsidiair
7. gedaagden te veroordelen om aan eiser, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen de door eisers gemaakte buitengerechtelijke kosten te bepalen conform de staffel incassokosten op een bedrag van € 1.180,13;
8. gedaagden te veroordelen om aan eiser de kosten van de deskundigenonderzoeken ( [deskundige 1] , [deskundige 2] en [deskundige 4] ) ad € 3.323,99 te betalen;
9. de wettelijke rente over het onder sub 1 - 3 en 5 gevorderde vanaf 6 december 2021 danwel datum vonnis;
10. gedaagden te veroordelen tot betaling in de kosten van het geding, die van het salaris van de gemachtigde van eiser daaronder begrepen.
11. veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van eiseres, alsmede het nasalaris ingeval van betekening van het vonnis, vermeerderd met wettelijke handels rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis voldoening daarvan door gedaagde heeft plaatsgevonden.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseres] heeft verzet ingesteld tegen het verstekvonnis van 4 mei 2022 van deze rechtbank. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald, waarna [gedaagde in het verzet] ter zitting een akte vermeerdering van eis heeft genomen. Deze akte bevat ook een preliminair verweer ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet. Ter zitting hebben partijen echter verklaard dat dit preliminair verweer niet meer behandeld hoeft te worden. De ontvankelijkheid van het verzet staat daarmee niet meer ter discussie.
3.2.
[eiseres] heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering wegens strijd met de goede procesorde. [eiseres] stelt allereerst dat er al een eindvonnis ligt dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en dat ook al is geëxecuteerd. Daarnaast vormt de eisvermeerdering volgens [eiseres] een onredelijke bemoeilijking van de verdediging. De bedragen die nu gevorderd worden, zijn gebaseerd op facturen die [eiseres] niet kent. Na november 2021 is er geen contact meer geweest tussen partijen. [eiseres] is niet op de hoogte van nieuwe klachten of gebreken en kan hier daarom geen inhoudelijke verweer tegen voeren. Ten slotte leidt de eisvermeerdering volgens [eiseres] ook tot een onredelijke vertraging van het geding. Door deze eisvermeerdering zal de zaak verwezen moeten worden naar de afdeling handelszaken van deze rechtbank. Daar is het erg druk, waardoor een nieuwe zitting maanden op zich kan laten wachten.
3.3.
Het bezwaar tegen de vermeerdering van eis is ter zitting ongegrond verklaard. Op grond van artikel 147 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) wordt door het verzet de instantie heropend. Het geding verloopt vervolgens zoals in de vijfde afdeling bepaald, waarbij het exploot van verzet als conclusie van antwoordt geldt. Dat betekent dat ook artikel 130 lid 1 Rv van toepassing is in de verzetprocedure. De oorspronkelijke eiser, [gedaagde in het verzet] , is daarom bevoegd om zijn eis te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Dat is slechts anders indien de eisvermeerdering in strijd is met de goede procesorde, waaronder een onredelijke vertraging van het geding en/of een onredelijke bemoeilijking van de verdediging wordt begrepen. Dat is in deze zaak niet aan de orde. Een verwijzing van de zaak naar de afdeling handelszaken levert weliswaar noodzakelijkerwijs een vertraging van het geding op, maar dit is onvoldoende om te spreken van een onredelijke vertraging van het geding. De wet bepaalt nu eenmaal in art. 95 Rv dat bij de beoordeling van de competentie ook gelet dient te worden op een wijziging van eis. Een ander oordeel zou ertoe leiden dat een eisvermeerdering waardoor de competentiegrens wordt overschreden nooit genomen zou kunnen worden. De door [eiseres] benoemde bemoeilijking van de verdediging ziet niet zozeer op een processuele bemoeilijking, maar ziet meer op de inhoudelijke kant van de zaak. De eisvermeerdering zelf is tijdig ingediend, bevat niet heel veel stukken en ligt in het verlengde van de oorspronkelijke eis. [eiseres] krijgt na verwijzing de tijd om inhoudelijk verweer te voeren tegen de nieuwe posten. Gelet hierop is de eisvermeerdering toegelaten.
3.4.
Aangezien de totale waarde van de vorderingen van [gedaagde in het verzet] meer dan € 25.000,00 beloopt en de zaak geen betrekking heeft op de in artikel 93 onder c Rv genoemde overeenkomsten, is de kantonrechter van oordeel dat Cluster II Handelszaken van het team Civiel van de rechtbank Zeeland-West-Brabant het onderhavige geschil dient te behandelen en hierop dient beslissen. Ter zitting is dit voornemen tot verwijzing met partijen besproken.
3.5.
De kantonrechter zal dan ook ingevolge artikel 71 lid 1 Rv de zaak, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwijzen naar de civiele sector.
3.6.
Partijen kunnen aldaar niet in persoon verder procederen. Zij dienen zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat.
3.7.
Gedaagde in het verzet/de oorspronkelijke eiser, [gedaagde in het verzet] , is na verwijzing een griffierecht van € 1.301,00 verschuldigd. Gelet op het feit dat hij al € 693,00 aan griffierecht heeft voldaan, bedraagt de verhoging € 608,00. Deze verhoging moet binnen vier weken na de hierna in de beslissing genoemde roldatum zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
3.8.
Eisers in het verzet/de oorspronkelijke gedaagden, [eiseres] , zijn na verwijzing een griffierecht verschuldigd van € 2.837,00. Dit bedrag moet binnen vier weken na de hierna in de beslissing genoemde roldatum zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team Civiel, Cluster II Handelszaken, aan de Stationslaan 10 te Breda (postbus 8728, 4820 BA), waar de zaak wordt ingeschreven op de schriftelijke rol van
woensdag 18 januari 2023 te 10.00 uur; partijen zijn in de gelegenheid om op die schriftelijke rol een advocaat zich te laten stellen, waarna zij kunnen voortprocederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.