Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 26 januari 2023
- de akte van [eiser]
- de spreekaantekeningen van de gemachtigden van partijen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderde eiser, die in dienst was bij Veterinary Enterprises Europe B.V. (VEE), betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Eiser had zijn arbeidsovereenkomst op 4 oktober 2021 met onmiddellijke ingang opgezegd, maar stelde dat VEE tekortgeschoten was in haar verplichtingen. VEE voerde aan dat de arbeidsovereenkomst per 12 juli 2021 of 31 juli 2021 in overleg was beëindigd en dat eiser geen werkzaamheden meer had verricht. De kantonrechter oordeelde dat de mondelinge beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze schriftelijk moest worden vastgelegd volgens artikel 7:670b lid 1 BW. De kantonrechter oordeelde dat VEE verplicht was het volledige loon te betalen, ook al had eiser mogelijk gedeeltelijk zijn werkzaamheden niet verricht. De vorderingen van eiser werden grotendeels toegewezen, inclusief loon over de maanden augustus en september 2021, vakantiegeld en een dertiende maand. VEE werd ook veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd VEE niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.