5.2.Intrekking van de uitkering.
Tegen het opschortingsbesluit is bezwaar gemaakt. Ter zitting heeft verzoeker meegedeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening geen betrekking heeft op de opschorting omdat de uitkering inmiddels is ingetrokken.
Verzoeker wijst er terecht op dat hij van het college mondeling uitstel heeft gekregen tot 8 december 2022 om de gevraagde gegevens in te leveren. Het college heeft op grond daarvan de bijstandsuitkering niet kunnen intrekken per 1 december 2022, maar pas per 8 december 2022. Dat betekent dat verzoeker nog recht heeft op een bijstandsuitkering van 1 december 2022 tot 8 december 2022. Het college dient dit gebrek in de bezwaarprocedure te herstellen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hiervoor een voorlopige voorziening te treffen. Of het herstel leidt tot een nabetaling van bijstandsuitkering zal het college nog moeten bepalen.
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het college pas in het opschortingsbesluit van 9 december 2022 heeft verzocht om een gokadministratie over te leggen. Op dat moment was verzoeker wat betreft de gokadministratie nog niet in verzuim. De intrekking van de bijstandsuitkering kan daarom niet op deze grond worden gebaseerd.
De voorzieningenrechter stelt vast dat wel andere gegevens ontbreken over de bankrekeningen, de stortingen op verzoekers bankrekening en de in bezit zijnde auto’s. Verzoeker heeft de door het college gevraagde gegevens hierover niet binnen de gegeven termijn ingeleverd. De rechtbank stelt vast dat deze gegevens noodzakelijk zijn om het recht op uitkering te kunnen vaststellen. Het college mocht daarom om deze gegevens vragen.
Ten aanzien van de nog ontbrekende bankafschriften stelt verzoeker weliswaar dat de betreffende bankrekeningen zijn opgeheven, maar hij heeft daarvan geen bewijs van opheffing ingeleverd en daarmee niet voldaan aan het verzoek van het college.
Verzoeker heeft ook niet voldaan aan het verzoek om de stortingen op zijn bankrekening te verklaren. Verzoeker doet regelmatig contante stortingen op eigen rekening (€ 310,- op 29 augustus 2022, € 300,- op 6 september 2022, € 100,- op 7 september 2022, € 250,- op 7 september 2022, € 500,- op 8 september 2022, € 200,- op 15 september 2022, € 350,- op 20 oktober 2022, € 210,- op 1 november 2022, € 200,- op 10 november 2022 en € 80,- op 16 november 2022. De herkomst van deze bedragen is onduidelijk. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat het contant geld betreft in verband met gokken, maar heeft dit niet onderbouwd met controleerbare, verifieerbare gegevens.
Verder komen ook diverse overboekingen van derden naar verzoekers bankrekening voor, onder meer van [naam] (€ 100,- op 17 augustus 2022, € 300,- op 9 november 2022, € 300,- op 10 november 2022) en van [naam bedrijf] (€ 350,- op 21 oktober 2022 en € 25,- op 15 november 2022). Verzoeker heeft toegelicht dat de stortingen van [naam bedrijf] afkomstig waren van [naam] , de eigenaar van dit bedrijf. Alle betalingen waren volgens verzoeker bestemd voor online gokken en voor levensonderhoud. Verzoeker heeft slechts contactgegevens ingeleverd van [naam] en heeft dus niet voldaan aan het verzoek van het college om met objectief verifieerbare gegevens de afkomst en reden/doel van de ontvangen stortingen van derden inzichtelijk te maken, onder meer door middel van verklaringen en contactgegevens van deze derden.
Ook heeft verzoeker het aankoopbewijs van de Peugeot 206 niet ingeleverd en evenmin een bewijs van financiering daarvan. Ter zitting heeft verzoeker meegedeeld dat hij deze auto voor € 400,- van een particulier heeft gekocht en daarvan geen bewijzen heeft.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande reeds sprake (gebleven) van een onduidelijke financiële situatie. Verzoeker moet redelijkerwijs in staat worden geacht de gevraagde gegevens te verstrekken, althans hierover meer duidelijkheid te geven. Aan verzoeker is ruim de tijd gegeven om de gevraagde gegevens te verzamelen. Het gevraagde uitstel is toegewezen tot 8 december 2022. Niet gebleken is dat verzoeker geen verwijt valt te maken.
Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij alles kan verklaren, maar in het kader van deze zaak is dat te laat. Verzoeker kan dit bij de al lopende nieuwe aanvraag om een bijstandsuitkering naar voren brengen.
Dit betekent dat het college de uitkering heeft kunnen intrekken per de datum van de opschorting, echter niet per 1 december 2022, maar per 8 december 2022. De voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit met deze wijziging in bezwaar stand zal houden en ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening zoals door verzoeker verzocht.
Ook een belangenafweging binnen het kader van deze procedure valt niet in verzoekers voordeel uit. Zo is geen sprake van een dreigende woningontruiming omdat met de verhuurder een regeling is getroffen. Bij verzoekers gezin is inmiddels stichting MEE betrokken, evenals een bewindvoerder voor de financiële zaken. Nu verzoeker onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, zal het belang van het college niet snel moeten wijken voor het belang van verzoeker bij een bijstandsuitkering.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.