ECLI:NL:RBZWB:2023:1330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
10134047_E01032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incassovordering collegegeld en onderwijsovereenkomst met opschorting van diploma

In deze zaak vordert Business School Notenboom B.V. betaling van collegegeld van € 15.722,45 van [gedaagde], die zijn zoon heeft ingeschreven voor een mbo-opleiding. De vordering is gebaseerd op een onderwijsovereenkomst die partijen zijn aangegaan. Notenboom heeft meerdere facturen gestuurd, maar deze zijn onbetaald gebleven. Ondanks een betalingsregeling die op 24 juni 2022 is overeengekomen, heeft [gedaagde] geen betalingen verricht. Notenboom heeft als gevolg hiervan haar verplichtingen tot afgifte van het diploma opgeschort. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn betalingsverplichting en dat Notenboom gerechtigd is om het diploma op te schorten totdat de vordering is voldaan. De kantonrechter wijst de vordering van Notenboom toe, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10134047 \ CV EXPL 22-3056
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
BUSINESS SCHOOL NOTENBOOM B.V.,
te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: Notenboom,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 september 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord met één productie;
- de akte van Notenboom met één productie;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Omstreeks 2 juli 2018 heeft [gedaagde] zijn [zoon gedaagde] [gedaagde] ingeschreven bij Notenboom voor de mbo-opleiding International Business Management. Partijen zijn hiermee een onderwijsovereenkomst met elkaar aangegaan.
2.2.
Notenboom heeft de opleidingskosten, zijnde in totaal een bedrag van € 15.722,45, in een vijftal afzonderlijke facturen bij [gedaagde] in rekening gebracht. De facturen hebben een betalingstermijn van 14 dagen na dagtekening en zijn tot op de datum van dagvaarding onbetaald gebleven.
Datum Factuurnummer Bedrag
  • 30 augustus 2019 [factuurnummer 1] € 3.840,00
  • 15 oktober 2019 [factuurnummer 2] € 3.840,00
  • 1 november 2019 [factuurnummer 3] € 362,45
  • 17 december 2019 [factuurnummer 4] € 3.840,00
  • 14 februari 2020 [factuurnummer 5] € 3.840,00
2.3.
Op 24 juni 2022 zijn partijen de volgende betalingsregeling overeengekomen:
  • Uiterlijk 4 juli 2022 dient een bedrag ad € 2.500,00 te worden voldaan.
  • Uiterlijk 20 juli 2022 dient een bedrag ad € 2.500,00 te worden voldaan.
  • Na ontvangst deze betaling mededeling diploma zichtbaar voor andere opleidingen.
  • Uiterlijk 15 augustus 2022 dient een bedrag ad € 2.500,00 te worden voldaan.
  • Uiterlijk 30 augustus 2022 dient een bedrag ad € 2.500,00 te worden voldaan.
  • Uiterlijk 15 september 2022 dient restant met kosten te worden voldaan.
2.4.
[gedaagde] is deze regeling niet nagekomen. Hij heeft geen betalingen gedaan aan Notenboom.
2.5
In de algemene voorwaarden van Notenboom staat onder het kopje ‘betalingen’:
“Bij nalatigheid in de betaling (wanbetaling) kan Business School Notenboom haar verplichtingen opschorten. Daarmee wordt bedoeld, maar niet onuitputtelijk, toegang tot studentenportaal, lessen, (…). Daarnaast worden certificaten, cijferlijsten en het getuigschrift / diploma achtergehouden. Zodra de achterstand is weggewerkt zullen bovengenoemde maatregelen direct vervallen.”.

3.Het geschil

3.1.
Notenboom vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.722,45, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Notenboom legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de onderwijsovereenkomst. Notenboom stelt dat [gedaagde] op grond van die overeenkomst gehouden is te betalen voor de opleiding die Notenboom heeft verzorgd. Notenboom vordert nu betaling daarvan, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[gedaagde] erkent de verschuldigdheid van de facturen, maar voert aan financiële problemen te hebben. [gedaagde] voert aan dat hij studiefinanciering nodig heeft om de vordering te kunnen betalen, maar dat hij dit momenteel niet voor zijn zoon kan aanvragen omdat Notenboom het door zijn zoon behaalde diploma niet vrijgeeft en dit niet registreert in de landelijke systemen. [gedaagde] voert aan de kosten voor het eerste schooljaar wel volledig te hebben betaald. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat hij met Notenboom diverse afspraken heeft geprobeerd te maken over betaling van de vordering in ruil voor het vrijgeven van het diploma. Volgens [gedaagde] dient Notenboom het diploma per omgaande ter beschikking te stellen en koppelt Notenboom ten onrechte het vrijgeven van het diploma aan de betaling van de vordering. Hierbij voert [gedaagde] aan dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat Notenboom zelf in de dagvaarding stelt zich hier niet op te beroepen.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat partijen met elkaar een onderwijsovereenkomst zijn aangegaan en dat dit aan de zijde van [gedaagde] een betalingsverplichting met zich brengt.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] aanvoert dat hij voor betaling afhankelijk is van Notenboom, omdat hij het diploma nodig heeft om studiefinanciering aan te kunnen vragen, maar dit doet niet af aan zijn betalingsverplichting. De persoonlijke en financiële omstandigheden van [gedaagde] , hoe vervelend ook, betreffen immers een privé-situatie die Notenboom in beginsel niet aan gaan. Dat [gedaagde] het eerste schooljaar wel heeft betaald, zoals hij aanvoert, maakt zijn betalingsverplichting voor het tweede schooljaar ook niet anders. Verder verwerpt de kantonrechter ook het verweer van [gedaagde] dat partijen nadere afspraken hebben geprobeerd te maken. Voor zover [gedaagde] hierbij doelt op de betalingsregeling die partijen op 24 juni 2022 zijn overeengekomen constateert de kantonrechter dat [gedaagde] deze niet correct is nagekomen. Vast staat immers dat hij de daarin overeengekomen (deel)betalingen niet heeft verricht, zodat deze betalingsregeling daardoor is komen te vervallen.
4.4.
Voor zover [gedaagde] nog bedoeld heeft aan te voeren dat Notenboom ten onrechte haar verplichting tot afgifte van het diploma opschort, overweegt de kantonrechter als volgt.
Vooropgesteld wordt dat Notenboom een beroep toekomt op het opschortingsrecht van artikel 6:52 en 6:262 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Vast staat dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet nakomt. Het is de kantonrechter gebleken dat Notenboom als gevolg hiervan haar verplichting uit de overeenkomst tot afgifte van het diploma heeft opgeschort in afwachting van betaling door [gedaagde] . Dat Notenboom hiertoe gerechtigd is volgt ook uit de algemene voorwaarden, meer specifiek onder het kopje ‘betalingen’. Hierbij verwerpt de kantonrechter het verweer van [gedaagde] dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat Notenboom zich daar niet op beroept. Notenboom heeft namelijk bij akte nog toegelicht dat zij zich hier wel op beroept en dat [gedaagde] door middel van ondertekening van de overeenkomst met deze algemene voorwaarden akkoord is gegaan, hetgeen door [gedaagde] vervolgens niet meer is weersproken.
4.5.
Met inachtneming van het voorgaande en gelet op de erkenning aan de zijde van [gedaagde] ligt het gevorderde bedrag van € 15.722,45 voor toewijzing gereed. Wegens betalingsverzuim van [gedaagde] is de over dit bedrag gevorderde wettelijke rente - tot 16 september 2022 berekend op een bedrag van € 877,28 - eveneens toewijsbaar.
4.6.
Het door Notenboom gevorderde bedrag van € 1.127,99 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
15.722,45
- rente tot 16 september 2022
877,28
- buitengerechtelijke incassokosten
1.127,99
+
Totaal
17.727,72
4.8.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Notenboom als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,74
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
396,00
(1,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.909,74

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Notenboom te betalen een bedrag van € 17.727,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 15.722,45, met ingang van 16 september 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Notenboom tot dit vonnis vastgesteld op € 1.909,74,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.