ECLI:NL:RBZWB:2023:1318
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake WIA-uitkering
Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) volgens haar niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 16 augustus 2021 tegen een besluit van 12 juli 2021 over de toekenning van een WIA-uitkering. De rechtbank had eerder, op 24 januari 2023, het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen een redelijke termijn was ingediend. De opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, zonder te verzoeken om een zitting.
In de verzetzaak heeft de rechtbank beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak onterecht was, omdat de opposante in verzet bewijs heeft geleverd van contactmomenten tussen haar en verweerder, wat de rechtbank niet had meegenomen in haar eerdere oordeel. De rechtbank stelde vast dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden is, maar dat het beroep wel binnen een redelijke termijn moet worden ingediend. De rechtbank oordeelde dat de opposante ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er wel degelijk contact was geweest na de ingebrekestelling.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de opposante tot een bedrag van € 209,25. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.