ECLI:NL:RBZWB:2023:1317

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4321
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de vergunning voor de bouw van een zonnepark en de rechtmatigheid van het besluit van het college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout heeft verleend aan [naam B.V.1] voor het bouwen van een zonnepark van 37 hectare. De vergunning is verleend op 27 juli 2022, na een aanvraag die op 1 oktober 2020 door [naam B.V.2] is ingediend. Eiseres stelt dat het college alternatieve locaties had moeten onderzoeken en dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 behandeld, waarbij verschillende vertegenwoordigers van de betrokken partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de vergunning niet kan standhouden, omdat de locatiekeuze niet voldoende is onderbouwd. Er zijn tegenstrijdigheden in het locatieonderzoek en de ruimtelijke onderbouwing, waardoor de rechtbank oordeelt dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het college moet binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuw besluit nemen op de aanvraag van [naam B.V.1]. Eiseres heeft verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat eiseres geen professionele rechtsbijstand heeft ingeschakeld. Wel moet het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres.

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, verweerder,
(gemachtigde: mr. E.P. Euverman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam B.V.1] .uit [plaatsnaam vergunninghouder] , vergunninghouder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de vergunning die het college heeft verleend aan [naam B.V.1] .
1.1
Het college heeft met het besluit van 27 juli 2022 vergunning verleend aan [naam B.V.1] voor het bouwen van een zonnepark van 37 ha nabij de [straatnaam1] en [straatnaam2] te [plaatsnaam] voor een periode van 25 jaar. Het betreft een aanvraag die op 1 oktober 2020 door [naam B.V. 2] is ingediend. Op 22 november 2021 is de vergunningaanvraag overgegaan naar [naam B.V.1]
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam vertegenwoordiger 1] voor [eiseres] , de gemachtigde van het college, vergezeld van [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] , en namens derde partij: ing. FJ. van Rooijen, ir. ing. C.M.M. Hopmans, ing. A. Ardon, mr. M. van Dalen, mr. ing. A.P.J. Timmermans, [naam vertegenwoordiger 4] en [naam vertegenwoordiger 5] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het besluit van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een zonnepark van 37 hectare. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1
Ter plaatse van het zonnepark is ook de plaatsing van twee windmolens voorzien. Daarmee is in de vergunningaanvraag waar het in deze zaak om gaat en de onderbouwing daarvan rekening gehouden. Voor de windmolens is een aparte vergunning aangevraagd. De rechtbank beoordeelt in het kader van deze procedure uitsluitend de vergunning zoals die op 27 juli 2022 aan [naam B.V.1] is verleend en niet de eventuele vergunning voor het plaatsen van de windmolens.
2.2
Vergunning is verleend voor de activiteiten: ‘het bouwen van een bouwwerk’, ‘het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan’ en ‘het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde’. Concreet gaat het om het plaatsen van stellages met zonnepanelen met bijbehorende infrastructuur zoals het aanleggen van bouwwegen, het aanplanten van houtgewas, het plaatsen van camera’s en het plaatsen van een hekwerk met een poort bij de toegangsweg.
2.3
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van dit beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Procedure
4. Niet in geding is dat de vergunde activiteiten in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het college heeft met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure de vergunning verleend. De rechtbank is het met partijen eens dat de vergunde activiteiten niet in het bestemmingsplan passen en stelt vast dat het college bevoegd was vergunning te verlenen voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Voorwaarde voor vergunningverlening is dat is voorzien in een goede ruimtelijke onderbouwing en dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft.
Is de vergunde locatie geschikt voor de vergunde ontwikkeling?
5. [eiseres] stelt dat het college alternatieve locaties had moeten onderzoeken. Nu is alleen gekeken naar locaties die door marktpartijen zijn aangedragen. Bovendien heeft de locatie [naam van locatie 1] ten onrechte een hoge score verkregen. De ingevulde scores zijn niet te rijmen met de opmerkingen die de toegekende score moeten onderbouwen. Zo wordt op het criterium ‘ [naam criterium] ’ de hoogste score (5) toegekend, terwijl uit de toelichting vooral punten naar voren komen waarom de locatie niet of minder geschikt is. Ook is aangegeven dat landschappelijke inpassing in het open landschap niet mogelijk is, terwijl verder in de ruimtelijke onderbouwing wel wordt uitgegaan van een landschappelijke inpassing. Een suggestie om het zonnepark te verkleinen is niet overgenomen.
5.1
Het college geeft aan dat het niet aan [naam B.V.1] is om een locatie-afweging te maken. Het college heeft in opdracht van de gemeenteraad uit alle bekende initiatieven voor zonneparken in de gemeente Oosterhout gekeken welke locatie het hoogst scoort. Daaruit kwamen de vergunde locatie en de locatie [naam van locatie 2] , als meest geschikte locaties.
Ter zitting gaf het college aan dat een zonnepark op de locatie [naam van locatie 1] op zichzelf is beoordeeld als passend in een goede ruimtelijke ordening.
5.2
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de keuze over waar binnen de gemeente een zonnepark mogelijk is, mede afhankelijk is van een afweging tussen mogelijke locaties. Dat een locatie niet ongeschikt is voor een zonnepark is derhalve niet genoeg; het college zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook moeten motiveren waarom die locatie meer geschikt is dan alternatieve locaties. In dit geval is de gemeenteraad ook nadrukkelijk betrokken in de ruimtelijke keuzes die daarbij worden gemaakt omdat hier een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig is.
De afweging van geschikte locaties binnen de gemeente Oosterhout is door de gemeenteraad gemaakt in de ‘Routekaart Energietransitie 2019-2022’, zoals die op 22 oktober 2019 als onderdeel van de nota ‘Ambities voor de energietransitie Oosterhout 2030 - Vol energie samenwerken aan de toekomst van Oosterhout’ is vastgesteld. De vergunde locatie is hierin aangewezen als een van de twee meest geschikte locaties. Aan de verklaring van geen bedenkingen is dus een locatieonderzoek voorafgegaan. Dat locatieonderzoek maakt daarmee onderdeel uit van de motivering van het bestreden besluit.
[eiseres] stelt dat de locatie [naam van locatie 1] in het locatieonderzoek op meerdere criteria een te hoge score heeft gekregen. De rechtbank kan de toedeling van scores in verband met het locatie-onderzoek ook niet volgen. Ten eerste lijken de criteria waaraan getoetst is willekeurig gekozen. Verschillende criteria ( [naam criterium] , [naam criteria2] , [naam criteria3] ) liggen dicht tegen elkaar aan of overlappen elkaar en krijgen daardoor een relatief groot gewicht in de toedeling van punten. Uit niets blijkt dat er is nagedacht over het gewicht dat de verschillende criteria ten opzichte van elkaar moeten hebben.
Daarnaast is het onverklaarbaar waarom aan sommige criteria de hoogste score is toegekend, terwijl er bij die criteria toch vooral redenen worden aangedragen waarom de locatie niet zo geschikt is, of er in ieder geval kanttekeningen bij moeten worden geplaatst. Dit geldt voor de criteria ‘ [naam criterium] ’, ‘ [naam criteria4] ’, [naam criteria2] ’ en ‘ [naam criteria5] ’. Als een bestuursorgaan dan toch de hoogste score aan die criteria toe wil kennen, vereist dat op zijn minst een nadere onderbouwing.
Verder lijkt bij de criteria ‘ [naam criteria4] ’ en ‘ [naam criteria6] ’ de hoge score vooral ingegeven te zijn door de combinatie met windmolens. Daarover is nog geen besluit is genomen. Dat betekent dat in de onderbouwing van de locatiekeuze veel gewicht is toegekend aan de combinatie met windenergie, terwijl het nu voorliggende besluit daar geen duidelijkheid over geeft.
5.3
Nu er zoveel gebreken kleven aan het locatie-onderzoek dat ten grondslag ligt aan de vergunning en de rechtbank moet concluderen dat dit onderzoek niet concludent is en niet zorgvuldig tot stand is gekomen, kan dit niet ten grondslag worden gelegd aan de keuze voor de [naam van locatie 1] en dus ook niet aan de vergunning.
De opmerking van het college dat de locatie zelfstandig is getoetst aan een goede ruimtelijke ordening kan niet baten. Er zitten tegenstrijdigheden tussen de opmerkingen in het locatie-onderzoek en de ruimtelijke onderbouwing waar het college niet op in is gegaan in de onderbouwing van de vergunning, zoals de mogelijkheid om het zonnepark landschappelijk in te passen in een open landschap. Ook lijkt de verklaring van geen bedenkingen vooral gebaseerd te zijn op de scores die de locatie bij het locatie-onderzoek toegekend heeft gekregen. Het bestreden besluit is onvoldoende onderbouwd en alleen al daarom is het beroep gegrond.

Conclusie en gevolgen

6. Vanwege het feit dat de locatiekeuze niet gedragen wordt door de onderliggende documenten en omdat er tegenstrijdigheden zitten tussen het locatieonderzoek en de ruimtelijke onderbouwing is er geen sprake van een goede ruimtelijke onderbouwing en kan de vergunning niet in stand blijven. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De overige beroepsgronden behoeven dan ook thans geen bespreking. Het college zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van [naam B.V.1] met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college daarvoor drie maanden de tijd.
6.1
[eiseres] heeft verzocht om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75 Awb. De rechtbank ziet dat [eiseres] zelf het beroepschrift en de aanvulling daarop heeft ingediend. Ook ter zitting was geen sprake van professionele rechtsbijstand. Er zijn daarom geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel moet het college het griffierecht van € 365,- aan [eiseres] vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond:
  • vernietigt het bestreden besluit van 27 juli 2022;
  • draagt het college op binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van 1 oktober 2020 met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college tot vergoeding van het griffierecht van € 365,- aan [eiseres] .
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. L.P. Hertsig en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op
27 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet
[. . .]

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.