In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woonstichting Land van Altena en een huurder. De eiseres, Woonstichting Land van Altena, vorderde een voorlopige voorziening om de huurder te verplichten medewerking te verlenen aan de plaatsing van rookmelders in de door hem gehuurde woning. De huurder had tot op dat moment geen toegang verleend voor de plaatsing van de rookmelders, ondanks herhaalde verzoeken van de verhuurder. De rechtbank overwoog dat de plaatsing van rookmelders een dringende werkzaamheid is in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW, en dat de huurder verplicht is de verhuurder in de gelegenheid te stellen deze werkzaamheden uit te voeren. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de verhuurder een spoedeisend karakter had en dat het zeer waarschijnlijk was dat een gelijkluidende vordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De huurder werd veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de medewerking te verlenen aan de plaatsing van de rookmelders en om de woning tijdelijk te verlaten indien hij hier niet vrijwillig aan voldeed. Daarnaast werd de huurder veroordeeld in de proceskosten, die op € 785,30 werden begroot, inclusief de kosten voor de gemachtigde van de eiseres. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.