ECLI:NL:RBZWB:2023:1310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10327785_E28022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over toegang voor plaatsing rookmelders in huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woonstichting Land van Altena (eiseres) en een huurder (gedaagde). Eiseres vorderde een voorlopige voorziening om gedaagde te verplichten medewerking te verlenen aan de plaatsing van rookmelders in de door gedaagde gehuurde woning. Eiseres stelde dat zij op grond van de wet verplicht is om rookmelders te plaatsen en dat gedaagde haar toegang tot de woning moest verlenen voor deze werkzaamheden. Gedaagde voerde verweer en stelde dat zij zelf al rookmelders had geplaatst en dat het toelaten van derden in haar woning een schending van haar privacy was.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres een spoedeisend karakter had en dat het zeer waarschijnlijk was dat een gelijkluidende vordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De rechter stelde vast dat eiseres als verhuurder verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van rookmelders en dat gedaagde op grond van artikel 7:220 lid 1 BW verplicht was om toegang te verlenen voor dringende werkzaamheden. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres toe, waarbij gedaagde werd veroordeeld om medewerking te verlenen aan de plaatsing van de rookmelders en het gehuurde tijdelijk te verlaten indien zij niet vrijwillig meewerkte. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders en verhuurders met betrekking tot de veiligheid in huurwoningen en de noodzaak voor verhuurders om te voldoen aan wettelijke eisen, zoals het plaatsen van rookmelders. De rechter oordeelde dat de inbreuk op de privacy van gedaagde gerechtvaardigd was door de wettelijke verplichtingen van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaaknummer: 10327785 VV EXPL 23-11
vonnis in kort geding d.d. 28 februari 2023
inzake
Woonstichting Land van Altena,
gevestigd en kantoorhoudend te Nieuwendijk,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.A. Vermin, advocaat te Soest,
tegen
[gedaagde], geboren [geboortedag] 1957,
wonende te [woonadres] ,
gedaagde partij,
verschenen in persoon.

1.Het verloop van het geding

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 13 februari 2023 met 6 producties;
de schriftelijke reactie van gedaagde, ontvangen op 17 februari 2023;
de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 februari 2023.

2.Het geschil

2.1
Eiseres vordert bij wege van voorlopige voorziening, om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de bij dagvaarding omschreven gronden, welke hier als herhaald en ingelast gelden, gedaagde te veroordelen om medewerking te verlenen aan het plaatsen van rookmelders in de door gedaagde van eiseres gehuurde woning. Voor het geval gedaagde daar niet vrijwillig aan voldoet, vordert eiseres om gedaagde te veroordelen om het gehuurde tijdelijk, voor de duur van de plaatsing van de rookmelders, te verlaten en ter beschikking van eiseres te stellen, welk verlaten zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 558 jo. 556 lid 1 jo. 557 Rv.
2.2
Gedaagde heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1
Vaststaat dat gedaagde sinds 5 december 1995 van (de rechtsvoorganger van) eiseres huurt de woning aan de [woonadres] (hierna: het gehuurde).
3.2
Eiseres stelt ter onderbouwing van haar vordering – samengevat – het volgende.
Eiseres is als eigenaar en verhuurder met ingang van 1 juli 2022 op grond van artikel 6.21 lid 6 van het Bouwbesluit 2012 verplicht om op iedere verdieping van haar woningen, waaronder ook de door gedaagde gehuurde woning, een rookmelder te plaatsen.
Gedaagde weigert ondanks herhaalde verzoeken en sommatie eiseres in de gelegenheid te stellen om rookmelders te plaatsen. De plaatsing van rookmelders is een dringende werkzaamheid in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW. De huurder moet de verhuurder op grond van dit artikel de gelegenheid geven voor het uitvoeren van dringende werkzaamheden. Eiseres heeft bij uitvoering van die werkzaamheden een spoedeisend belang, omdat het niet voldoen aan voormelde wettelijke verplichting door eiseres kan leiden tot publiekrechtelijke en privaatrechtelijke sancties voor eiseres. Het plaatsen van rookmelders is bovendien van belang voor de veiligheid van gedaagde en omwonenden.
3.3
Gedaagde voert onder meer als verweer aan dat zij zelf in juli 2021 in het gehuurde al rookmelders, volgens de handleiding, heeft geplaatst. Verder stelt zij onder meer dat het achter de voordeur van het gehuurde háár domein is en dat het moeten toelaten van mensen die in opdracht van eiseres werkzaamheden in het gehuurde komen uitvoeren, een schending is van haar privacy en persoonlijke levenssfeer.
3.4
Wat partijen verder nog ter onderbouwing van hun standpunten hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, hierna worden besproken.
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.5
De vordering heeft een spoedeisend karakter, zodat eiseres ontvankelijk is in haar vordering.
3.6
De kantonrechter stelt voorop dat de vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als in hoge mate waarschijnlijk is dat een gelijkluidende vordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen.
3.7
Niet ter discussie staat dat eiseres als eigenaar en verhuurder wettelijk verplicht is ervoor te zorgen dat het gehuurde op iedere verdieping is voorzien van een rookmelder.
3.8
Een van de verweren van gedaagde is dat het niet nodig is dat eiseres in het gehuurde rookmelders plaatst, omdat zij dat zelf al heeft gedaan. Zij stelt zich verder op het standpunt dat zij het recht heeft in haar huurwoning zelf rookmelders te plaatsen, net zoals eigenaren van koopwoningen dat mogen en dat er ook niet gecontroleerd hoeft te worden, omdat dat bij koopwoningen ook niet gebeurt. Anders is er volgens haar sprake van rechtsongelijkheid.
3.9
Eiseres heeft in reactie daarop gesteld dat zij er belang bij heeft dat zij de rookmelders kan plaatsen die zij heeft uitgezocht. Van die rookmelders weet zij dat die voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen en dat de werkzaamheid 10 jaar is gegarandeerd. Eiseres weet dan dat zij er de eerstkomende 10 jaar geen omkijken naar heeft.
3.1
De kantonrechter is, mét eiseres, van oordeel dat eiseres, om de door haar genoemde redenen, er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat de door haar uitgezochte rookmelders worden geplaatst door haar monteurs. Eiseres heeft dan de zekerheid dat er rookmelders in de woning aanwezig zijn die voldoen aan de daaraan gestelde eisen en dat deze op juiste wijze zijn geplaatst.
3.11
Van rechtsongelijkheid vergeleken met de situatie van eigenaren van koopwoningen is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, omdat de situatie van gedaagde als huurder in dit opzicht niet gelijk is aan die van een eigenaar van koopwoning.
Een eigenaar van een koopwoning is zelf verantwoordelijk voor de aanwezigheid van deugdelijk werkende en deugdelijk geplaatste rookmelders. Maar gedaagde als huurster van een woning heeft die verantwoordelijkheid niet. In geval van een huurwoning is niet de huurder maar de eigenaar van de woning verantwoordelijk voor de aanwezigheid van rookmelders. Het is dan ook logisch dat de eigenaar, en niet de huurder, bepaalt welke rookmelders worden geplaatst en dat de eigenaar deze plaatsing laat uitvoeren.
3.12
Gedaagde heeft verder aangevoerd dat het moeten toelaten van mensen in het gehuurde, om in opdracht van eiseres rookmelders te plaatsen, een schending van haar privacy en persoonlijke levenssfeer is.
3.13
De kantonrechter begrijpt dat gedaagde dat zo voelt. Maar deze inbreuk is naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd, omdat daar een voldoende wettelijke basis voor is: op grond van artikel 7:220 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is de huurder namelijk verplicht om aan de verhuurder gelegenheid te geven dringende werkzaamheden aan het gehuurde uit te (laten) voeren. De kantonrechter is, mét eiseres, van oordeel dat het plaatsen van rookmelders een dringende werkzaamheid is als in dat artikel bedoeld. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat eiseres op dit moment niet voldoet aan haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van rookmelders en dat dit voor haar risico’s meebrengt. Ook op grond van artikel 8 van de huurovereenkomst is gedaagde verplicht toe te staan dat eiseres noodzakelijke werkzaamheden in het gehuurde uitvoert.
3.14
Overigens heeft eiseres ter zitting nader toegelicht dat met het plaatsen van de rookmelders maar een heel beperkte tijd gemoeid is.
3.15
Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat in hoge mate waarschijnlijk is dat een vordering om gedaagde te veroordelen mee te werken aan de uitvoering van de genoemde werkzaamheden in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarvan uitgaande en gegeven het spoedeisend belang van eiseres, zal de kantonrechter de vordering zoals vermeld in de dagvaarding onder I toewijzen. Daarbij zal de kantonrechter bepalen dat gedaagde die medewerking moet verlenen vanaf 48 uur na betekening van dit vonnis en dat datum en tijdstip waarop de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd minimaal 48 uur tevoren schriftelijk aan haar moeten worden meegedeeld.
3.16
Gedaagde heeft verder aangevoerd dat zij vindt dat zij niet veroordeeld mag worden om het gehuurde tijdelijk te verlaten en aan eiseres ter beschikking te stellen om de werkzaamheden te laten uitvoeren, omdat zij daardoor ten onrechte in haar bewegingsvrijheid wordt beperkt.
3.17
Gedaagde heeft het echter volledig zelf in de hand of zij het gehuurde tijdelijk moet verlaten: als zij medewerking verleent aan de uitvoering van de werkzaamheden en daarvoor aan de mensen die deze werkzaamheden in opdracht van eiseres uitvoeren onbelemmerde toegang verschaft, hoeft zij de woning niet uit. Maar als gedaagde die toegang weigert, moet eiseres een mogelijkheid hebben om haar desnoods te dwingen gelegenheid te geven tot het uitvoeren van de werkzaamheden. Eiseres heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook een gerechtvaardigd belang bij de vordering onder II in de dagvaarding. De kantonrechter zal die vordering daarom toewijzen, in zoverre dat gedaagde veroordeeld wordt om zelf de woning te verlaten, evenals eventuele andere personen die daar van haar kant aanwezig zijn. Het is naar het oordeel van de kantonrechter niet nodig dat zij de woning verlaat “
met al het hare”, (dat wil zeggen met medeneming van al haar spullen), zoals is gevorderd. Spullen hoeven slechts te worden verwijderd voor zover dat noodzakelijk is voor de toegang tot de plaatsen waar de werkzaamheden moeten worden verricht.
3.18
Gedaagde heeft ten slotte verweer gevoerd tegen de door eiseres gevorderde proceskostenveroordeling. Eiseres heeft gesteld dat zij gedaagde herhaaldelijk heeft aangeschreven met het verzoek om een afspraak te maken voor het laten uitvoeren van de werkzaamheden en dat gedaagde daar niet op heeft gereageerd, zodat zij genoodzaakt was gedaagde te dagvaarden. Eiseres heeft afschriften van de brieven – waaronder een correct geadresseerde sommatie van 17 november 2022 die zowel aangetekend als per gewone post is verzonden – overgelegd. Gedaagde heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat zij die brieven heeft ontvangen.
Door niet te reageren heeft gedaagde eiseres genoodzaakt deze procedure te beginnen.
3.19
De kantonrechter is dus van oordeel dat eiseres gedaagde terecht in rechte heeft betrokken en gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 128,30
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde
€ 529,00
Totaal € 785,30
3.2
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en gedaagde niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van eiseres aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid op een half salarispunt (met een maximum van € 132,00), zijnde een bedrag van € 132,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
4.1
veroordeelt gedaagde om vanaf 48 uur na betekening van dit vonnis de plaatsing van de rookmelders in het gehuurde, staande en gelegen aan [woonadres] , te gedogen en daaraan alle noodzakelijke medewerking te verlenen, waaronder de door eiseres met de uitvoering van de werkzaamheden belaste pers(o)n(en) toe te laten voor de uitvoering van de werkzaamheden en onbelemmerde toegang te verschaffen tot de plaatsen waar de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, met dien verstande dat de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd minimaal 48 uur van tevoren schriftelijk aan gedaagde moeten worden meegedeeld;
4.2
veroordeelt gedaagde om, wanneer zij niet vrijwillig aan de in 4.1 vermelde veroordeling voldoet, het gehuurde aan de [woonadres] , tijdelijk, voor de duur van de plaatsing van rookmelders, te verlaten met alle personen die daar van haar kant aanwezig zijn en met haar spullen voor zover dat noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van de plaatsen waar de werkzaamheden moeten worden verricht, en ter beschikking van eiseres te stellen, welk verlaten zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 558 jo. 556 lid 1 jo. 557 Rv;
4.4
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 785,30, daarin begrepen een bedrag van € 529,00 als salaris voor de gemachtigde van eiseres;
4.5
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen de nakosten, welke voorwaardelijk worden begroot op € 132,00 voor het geval dat gedaagde gedurende veertien dagen na aanschrijving door eisers niet heeft voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordeling, te vermeerderen met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na die termijn is betekend;
4.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink, en in het openbaar uitgesproken op
28 februari 2023.