ECLI:NL:RBZWB:2023:1302

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2781
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 20 mei 2021 van het UWV, die eiser per 9 mei 2020 een loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) heeft toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,61%. Eiser, die sinds 9 mei 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiser en dat de medische belastbaarheid op 9 mei 2020 op overtuigende wijze is gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B de medische situatie van eiser adequaat heeft beoordeeld en dat er geen reden is om aan de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid te twijfelen. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens ingebracht die de conclusie van het UWV zouden kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser in staat is om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met zijn medische belastbaarheid. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2781

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 20 mei 2021 (het bestreden besluit) van het UWV. Bij dit besluit heeft het UWV eiser per 9 mei 2020 een loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,61%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontving sinds 9 mei 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Met het besluit van 13 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser laten weten dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 9 mei 2020 overgaat in een WGA-loonaanvullingsuitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft 80 tot 100%.
3. Tegen het besluit van 13 maart 2020 heeft de (ex-)werkgever van eiser bezwaar ingediend omdat er geen medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag ligt aan de beslissing. Het UWV heeft, naar aanleiding van dit bezwaar, op 21 april 2020 meegedeeld alsnog een actueel oordeel (met medisch onderzoek) te zullen verrichten. Met de brief van 22 juli 2020 heeft het UWV laten weten dat de uitkomst van het actueel oordeel is dat eiser nog steeds geen benutbare mogelijkheden heeft, maar dat door een ingestelde behandeling verbetering te verwachten is. De (ex-)werkgever heeft in een aanvullend bezwaarschrift laten weten zich niet te kunnen vinden in het medisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het actueel oordeel. Eiser heeft, naar aanleiding van het bezwaar van zijn ex-werkgever, ook bezwaar ingediend. Hij wil een uitkering op grond van Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA).
4. Bij brief van 22 april 2021 heeft het UWV laten weten voornemens te zijn de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vast te stellen op 73,61%, in plaats van 80 tot 100%. Met het bestreden besluit heeft het UWV, zoals aangekondigd, het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser per 9 mei 2020 vastgesteld op 73,61%. De inkomenseis geldt, met inachtneming van de uitlooptermijn, per 1 mei 2023.

Wat vindt het UWV

5. Het UWV vindt dat eiser op 9 mei 2020 voor 73,61% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser per die datum te laten overgaan in een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,61%.
6. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 1 april 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 april 2021.
7. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 16 april 2021.

Wat vindt eiser

8. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is. Eiser stelt dat zijn situatie niet verbeterd is sinds 13 maart 2020, toen het UWV heeft geoordeeld dat hij 100% arbeidsongeschikt is. Hij vindt dat zijn mogelijkheden te ruim zijn weergegeven in de FML van 1 april 2021. Eiser is van mening dat er in alle rubrieken van de FML te weinig beperkingen zijn opgenomen. Om zijn standpunt te onderbouwen heeft eiser informatie overgelegd van onder andere zijn behandelaars en een medisch adviseur van Mediquick.
9. Eiser stelt daarnaast dat hij de geduide functies Productiemedewerker industrie, Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) en Chauffeur personenbusje niet kan uitvoeren.
10. Tot slot stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel aangezien niet alle benodigde kennis is vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Ook vindt eiser het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het kenbaarheidsvereiste.

Wat vindt de rechtbank

11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 9 mei 2020 voor 73,61% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 9 mei 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 9 mei 2020 voor 73,61% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten klachten aan zijn bewegingsapparaat, problemen met concentratie, vermoeidheid en angst, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector. In bezwaar is informatie ingebracht van meerdere psychiaters, een orthopeed, een neuroloog en een huisarts. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B expertiseonderzoeken laten verrichten door een psychiater, een neuropsycholoog en een orthopeed. Deze expertiserapporten heeft de verzekeringsarts B&B betrokken bij zijn beoordeling. Ook heeft de verzekeringsarts B&B eiser tijdens de hoorzitting gezien, en psychisch onderzocht. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 9 mei 2020 in zijn rapport van 1 april 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft uitgelegd waarom eiser niet volledig arbeidsongeschikt is en waarom er ook geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts B&B stelt dat uit de expertiserapporten blijkt dat er sprake is van evident overrapporteren van klachten en onderpresteren tijdens de symptoomvalidatietests. Hij wijst erop dat er bij het psychiatrisch onderzoek geen afwijkingen zijn waargenomen. De neuropsycholoog en de psychiater konden beiden geen psychopathologie vaststellen. De verzekeringsarts B&B stelt dat bij de afwezigheid van aantoonbare psychopathologie er per definitie geen sprake kan zijn een ernstige psychische stoornis op grond waarvan eiser zou disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau. Daarom is er geen sprake van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ conform het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Beperkingen in arbeid op psychisch gebied zijn niet aan de orde vanwege het ontbreken van enig te objectiveren onderliggende ziekte of gebrek op dat gebied. Vanwege de rug- en beenklachten van eiser zijn er wel fysieke beperkingen aan de orde volgens de verzekeringsarts B&B. Er zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van het dragen van zware beschermende middelen, trillingsbelasting, frequent buigen, duwen/trekken, tillen/dragen, frequent lichte en zware lasten hanteren, lopen en staan tijdens het werk, geknield/gehurkt en gebogen/getordeerd actief zijn. Vanwege de chronische pijn van eiser is op energetische gronden een urenbeperking van 30 tot 32 uur per week aangewezen. Meer beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts B&B niet aan de orde. De orthopedisch expert heeft aangegeven dat de rugpijn deels te verklaren is door hetgeen aan rug pathologie te objectiveren is. Uit onderzoeksgegevens blijkt dat er ook sprake is van diverse psychosociale omgevingsfactoren die een negatieve uitwerking hebben op de mate van pijnklachten van eiser. De omgang van eiser met de klachten is niet adequaat te noemen. Volgens de verzekeringsarts B&B zijn de beperkingen niet duurzaam. De orthopedisch expert adviseert een pijnblokkade, waardoor de pijnklachten kunnen verminderen en het functioneren kan verbeteren op fysieke en energetische gronden. De verzekeringsarts B&B vindt een multidisciplinair ingestoken revalidatietraject aangewezen, en van zo’n traject mag een verbetering in functioneren op fysiek en energetisch gebied worden verwacht.
15. Eiser voert aan dat er te weinig beperkingen zijn opgenomen in de FML ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. In beroep heeft eiser informatie overgelegd van onder andere zijn behandelaars en een medisch adviseur van Mediquick.
16. De verzekeringsarts B&B heeft in de nadere rapporten van 10 augustus 2021,
23 september 2021, 23 juni 2022, 6 september 2022, 9 december 2022 en 16 januari 2023 hierop gereageerd. In het rapport van 10 augustus 2021 geeft de verzekeringsarts B&B aan dat de brief van psychiater [naam psychiater] van 2 juli 2021 geen aanleiding geeft om zijn standpunt te wijzigen, omdat de brief niet ziet op de datum in geding. In de brief wordt uitgegaan van de diagnose ‘ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken’. Volgens de verzekeringsarts B&B was deze diagnose op datum in geding niet aan de orde. Hij wijst daarbij op de neuropsychologische en psychiatrische expertiseonderzoeken waaruit blijkt dat sprake is van evident overrapporteren van klachten en onderpresteren tijdens testonderzoeken, wat is geobjectiveerd door middel van gevalideerde symptoomvalidatietests. De verzekeringsarts B&B wijst er op dat de in de brief van [naam psychiater] genoemde vragenlijsten allen zogeheten zelfrapportage vragenlijsten zijn. Dit betekent dat eiser de vragenlijst zelf heeft ingevuld en dat de antwoorden een subjectief karakter hebben. De antwoorden zijn geen maat voor geobjectiveerde beperkingen op basis van ziekte of gebrek op datum in geding zoals in het medisch arbeidsongeschiktheidscriterium. In zijn rapport van 23 september 2021 geeft de verzekeringsarts B&B aan dat de afspraakbevestiging bij het pijncentrum van het Amphia Ziekenhuis van 1 juli 2021 en het medicatieoverzicht van 5 augustus 2021 niet zien op de medische situatie van eiser op datum in geding. Dit geldt ook voor de bijstelling van de behandelovereenkomst met psychiater [psychiater2] van 5 augustus 2021. In deze brief wordt, net zoals in de brief van Psychiater [naam psychiater] , uitgegaan van de diagnose ‘ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken’. De verzekeringsarts B&B stelt nogmaals dat deze diagnose niet aan de orde is op datum in geding en wijst daarbij naar het neuropsychologisch en psychiatrisch expertiseonderzoek en de symptoomvalidatietests die zijn uitgevoerd. Gezien de resultaten van de symptoomvalidatietests heeft de verzekeringsarts B&B twijfels bij de aard en ernst van de klachten die eiser bij zijn psychiaters rapporteert. In het rapport van 23 juni 2022 reageert de verzekeringsarts B&B op de rapportage van medisch adviseur [medisch adviseur] van Mediquick van 31 maart 2022 die eiser heeft overgelegd. [medisch adviseur] vraagt zich af in welke mate een eventuele posttraumatische stressstoornis heeft meegespeeld in de door het UWV aangevraagde expertises en op welke wijze medicatiegebruik van invloed is geweest op de expertises. De verzekeringsarts B&B stelt dat er vanuit de ingezette expertises geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van een posttraumatische stressstoornis op datum in geding. Deze diagnose wordt door de neuropsycholoog en de psychiater in de expertiserapporten ook niet vastgesteld. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat het medicatiegebruik er niet toe leidt dat eiser op datum in geding verder beperkt is dan aangenomen. De verzekeringsarts B&B reageert ook op de rapportage van bureau Effectyf van 16 maart 2022 waarin coach/consultant [naam coach] aangeeft dat eiser naar haar inschatting niet belastbaar is voor reguliere werkzaamheden en dat substantiële verbetering in de belastbaarheid niet te verwachten is. De verzekeringsarts B&B stelt ten eerste dat deze rapportage niet ziet op de datum in geding. Daarnaast vindt de verzekeringsarts B&B dat het doen van uitspraken over de belastbaarheid in arbeid van eiser niet behoort tot het expertisegebied van de coach/consultant. In het rapport van 6 september 2022 reageert de verzekeringsarts B&B op de door eiser op 1 augustus 2022 aangeleverde brieven vanuit de behandelend sector. Ten aanzien van de brieven die de nek/armklachten van eiser betreffen stelt de verzekeringsarts B&B dat niet uit de brieven blijkt dat de klachten op datum in geding geleid hebben tot evidente functionele beperkingen. Bij de primaire beoordeling is een tractusanamnese uitgevraagd, waarbij eiser geen klachten aan zijn nek of arm vermeldt. Tijdens de bezwaarprocedure vermeldt eiser ook geen nek/armklachten. Daarnaast wijst de verzekeringsarts B&B erop dat uit de bekende gegevens uit de behandelend sector niet blijkt dat eiser zich rondom de datum in geding bij een behandelaar gemeld heeft met dergelijke klachten. De verzekeringsarts B&B acht beperkingen vanuit nek/armklachten op datum in geding daarom niet plausibel. Over de afspraakbevestigingen die eiser heeft overgelegd stelt de verzekeringsarts B&B dat ze geen informatie geven over de medische situatie of over het functioneren van eiser op datum in geding. Ten aanzien van de brieven die de rugklachten betreffen stelt de verzekeringsarts B&B dat deze het reeds bekende beeld van de rugklachten van eiser bevestigen. Uit de brieven blijkt niet dat er op datum in geding sprake was van een andere/ernstigere medische situatie dan waar eerder vanuit is gegaan, of dat eiser anders/ernstiger beperkt was dan aangenomen. Over de brieven die eiser heeft overgelegd die betrekking hebben op zijn psychische klachten, zegt de verzekeringsarts B&B dat hij reeds op deze brieven gereageerd heeft. De verzekeringsarts B&B geeft nogmaals aan dat hij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de expertiserapporten van de neuropsycholoog en de psychiater. In het rapport van 9 december 2022 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op de medische stukken die eiser op 15 november 2022 heeft overgelegd. Niet alle ingebrachte stukken bevatten medisch inhoudelijke informatie. Voor een deel zijn het afspraakbevestigingen bij de anesthesist, afdeling radiologie en het pijncentrum. Verder komt de verzekeringsarts B&B tot de conclusie dat de medische stukken geen nog niet bekende nieuwe medische gegevens omtrent de datum in geding bevatten. De ingebrachte stukken geven daarom geen aanleiding het standpunt te wijzigen. Tot slot heeft eiser aanvullende rapportages van [medisch adviseur] van Mediquick en een aantal andere stukken vanuit de behandelend sector ingebracht. In het rapport van 16 januari 2023 heeft de verzekeringsarts B&B uitgelegd waarom ook deze stukken geen aanleiding geven om het ingenomen standpunt te wijzigen.
17. De rechtbank is van oordeel dat verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 9 mei 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 1 april 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 1 april 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als operator snijderij, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens drie functies geselecteerd die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 264122) Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- ( sbc-code 111241) Chauffeur personenbusje.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
21. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite voornamelijk gericht tegen de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde FML van 1 april 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
22. Verder voert eiser aan dat hij de functie Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) niet kan verrichten omdat hij niet over een getuigschrift BO (basisonderwijs) beschikt. Volgens eiser voldoet hij daardoor niet aan de gestelde opleidingseis voor de functie. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport van 16 april 2021 toegelicht dat eiser aan de gestelde opleidingseis voldoet omdat eiser het basisonderwijs heeft doorlopen en daarna een praktijkopleiding tot kapper heeft gevolgd. De rechtbank ziet geen aanleiding de arbeidsdeskundige B&B hierin niet te volgen.
23. Tegen de functie Chauffeur personenbusje voert eiser aan dat autorijden onveilig zou zijn vanwege zijn concentratieverlies. Daarnaast geeft hij aan dat hij überhaupt niet durft te rijden. De rechtbank constateert dat in de FML geen beperking is opgenomen voor concentratie. Nu er in de FML ook geen beperkingen zijn aangenomen vanwege angstklachten, maakt de omstandigheid dat eiser niet durft auto te rijden niet dat de functie niet geschikt is.
24. De arbeidsdeskundige B&B reageert in het rapport van 13 juni 2022 op het Plan van Aanpak van Effectyf waarin de re-integratiecoach stelt dat eiser niet tot reguliere werkzaamheden in staat is. De arbeidsdeskundige B&B wijst erop dat de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld dat eiser benutbare mogelijkheden heeft. De arbeidsdeskundige B&B is van mening dat een verzekeringsarts B&B bevoegd is om zo’n oordeel te vellen terwijl een coach daartoe niet is opgeleid. De arbeidsdeskundige B&B baseert haar oordeel dan ook op de conclusie van de verzekeringsarts B&B en gaat uit van de mogelijkheden tot het uitvoeren van passende gangbare arbeid conform de opgestelde FML. De arbeidsdeskundige B&B is er mee eens dat eiser na jaren van inactiviteit weer geactiveerd dient te worden om deel te kunnen gaan nemen in het arbeidsproces. De wijze waarop de re-integratie vorm krijgt staat echter los van deze beoordeling. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige B&B hierin volgen.
25. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 9 mei 2020 met de middelste van de drie geduide functies 26,39% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 73,61% arbeidsongeschikt is.
Zorgvuldigheid, motivering en kenbaarheid
26. De rechtbank is het niet eens met eiser dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiser stelt dat niet alle benodigde kennis is vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B, gelet op alle medische informatie (waaronder expertiserapporten) die in bezwaar is meegewogen, wél alle benodigde kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Ook het rapport van de arbeidsdeskundige B&B is zorgvuldig tot stand gekomen.
27. Eiser stelt – ongemotiveerd – dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en het kenbaarheidsvereiste. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B en de arbeidsdeskundige B&B voldoende hebben gemotiveerd hoe zij tot hun oordeel zijn gekomen. Het besluit is daarmee ook voldoende gemotiveerd en voldoende kenbaar.

Conclusie en gevolgen

28. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 9 mei 2020 een WIA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,61%.
29. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 februari 2023 gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.