ECLI:NL:RBZWB:2023:1300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
02-103676-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 1 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 februari 2023. De verdachte, geboren in 1991, werd ervan beschuldigd haar moeder te hebben gestoken met een scherp voorwerp. De officier van justitie vorderde vrijspraak van de poging tot doodslag, maar stelde dat de poging tot zware mishandeling bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten die door de verdachte waren verzonden kort na het incident. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank legde ook een contactverbod op met het slachtoffer, de moeder van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 3
vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om haar [moeder verdachte] , te doden, door haar met een scherp voorwerp in de rug te steken, dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat verdachte haar heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Wel komt zij tot de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Daartoe is aangevoerd dat het slachtoffer direct na het incident meerdere malen tegen de onafhankelijke [getuige] heeft gezegd dat het haar dochter is geweest die haar heeft gestoken. Dit, in combinatie met de op de telefoon van verdachte aangetroffen WhatsApp-berichten en het feit dat verdachte en het slachtoffer kort daarvoor ruzie hadden, maakt dat vast is komen te staan dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken. Het is niet aannemelijk geworden dat iemand anders de dader is. Door het slachtoffer op dergelijke wijze te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Uit de letselbeschrijving blijkt dat het letsel ernstiger had kunnen zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden uitgesloten dat een ander dan verdachte het slachtoffer heeft gestoken. Direct bewijs in de richting van verdachte ontbreekt. Er is geen mes aangetroffen, er zijn geen bloedsporen in de woning van verdachte aangetroffen en ook zijn er geen getuigen die het steekincident hebben gezien. Het slachtoffer zelf heeft wisselend verklaard over wie de dader is. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de op de telefoon aangetroffen WhatsApp-berichten over de steekpartij heeft verstuurd. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde omdat er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel, nu slechts kan worden vastgesteld dat het slachtoffer een steekwond heeft opgelopen. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan kan hoogstens de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Betrokkenheid van verdachte
De vraag is of het verdachte is geweest die haar moeder heeft gestoken of dat dit een ander dan verdachte moet zijn geweest. De rechtbank overweegt als volgt.
Op 24 april 2022 omstreeks 19:00 uur krijgt de politie een melding in verband met een steekpartij. Om 19:15 uur is de politie ter plaatse. Het slachtoffer blijkt een wond in haar rug te hebben. Door de forensisch geneeskundige is vastgesteld dat het gaat om een steekwond onder het schouderblad met een breedte van 3 centimeter. Het voorwerp waarmee is gestoken is niet aangetroffen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het slachtoffer met een mes is gestoken. Nu de letselbeschrijving spreekt over een steekwond, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer met een scherp voorwerp is gestoken.
Een voorbijganger, te weten [getuige] , was ter plaatse haar hond aan het uitlaten op het moment dat het slachtoffer in elkaar zakte. Zij heeft niet gezien wie haar gestoken heeft, maar zij heeft het slachtoffer meerdere malen horen zeggen dat haar dochter haar gestoken heeft. De rechtbank stelt daarmee vast dat het slachtoffer direct na de steekpartij verdachte heeft aangewezen als dader. Verder is gebleken dat verdachte en het slachtoffer die middag een hoogoplopende ruzie hadden. Zij waren die middag samen vanaf ongeveer 13:00 uur en hebben bier gedronken. Verdachte verklaart hierover dat zowel zij als haar moeder flink aangeschoten waren. In dit verband hebben de broer van verdachte en zijn toenmalige partner verklaard dat verdachte onvoorspelbaar is als zij heeft gedronken en dan ook agressief kan worden.
Deze omstandigheden wijzen op betrokkenheid van verdachte bij het feit. Verdachte verklaart hierover dat het slachtoffer de woning na de ruzie heeft verlaten zonder afscheid van haar te nemen. Verdachte ontkent het slachtoffer te hebben gestoken en verklaart dat dit gebeurd moet zijn nadat het slachtoffer bij haar weg is gegaan. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Op de telefoon van verdachte zijn meerdere WhatsApp-berichten aangetroffen die gaan over de steekpartij. Twee van die berichten zijn gestuurd naar [zus verdachte] , inhoudende: “Ik heb mama gestoken” en “Sorry [zus verdachte] ”. De berichten zijn verstuurd om 18:53 uur die avond, net voordat de politie de melding van de steekpartij ontving, wat erop wijst dat degene die het bericht heeft gestuurd ook de dader moet zijn geweest.
De verklaring van verdachte dat zij die avond haar telefoon kwijt was en deze pas later op de avond weer door iemand in haar brievenbus is gegooid, acht de rechtbank ook ongeloofwaardig. Zij heeft dit op geen enkele manier onderbouwd en bovendien heeft verdachte bij de politie op meerdere momenten de mogelijkheid gehad om te verklaren dat zij haar telefoon kwijt was maar heeft zij dit niet gedaan. Pas toen zij in haar vierde verhoor geconfronteerd werd met de betreffende berichtjes kwam zij met deze verklaring.
De rechtbank merkt verder op dat de berichten naar voor verdachte belangrijke personen zijn verstuurd, namelijk de zus, vriendin en partner van verdachte. De inhoud van de berichten sluit aan bij hetgeen verdachte die dag is overkomen en hetgeen haar bezig hield. Zo wordt haar [partner verdachte] tussen 19:00 uur en 20:00 uur onder andere geappt over dat iemand de kinderen moet ophalen omdat verdachte gearresteerd zou worden en wordt haar [naam vriendin] om 20:42 uur die avond geappt dat verdachte en haar moeder “dikke ruzie hadden”. Bovendien staat [zus verdachte] onder de contactnaam ‘Wie is Dit’ in de telefoon van verdachte opgeslagen, waardoor de identiteit van de bij dat nummer behorende persoon voor een ander niet duidelijk kenbaar is. Toch wordt [zus verdachte] om 18:53 uur – hetgeen vlak na het steekincident geweest moet zijn – als eerste geappt en in het bericht bij naam genoemd (“Sorry [zus verdachte] ”). Dit alles wijst erop dat het verdachte moet zijn geweest die de berichten heeft verstuurd. De rechtbank stelt dan ook vast dat uitsluitend verdachte die avond gebruik heeft gemaakt van haar telefoon en zij degene is geweest die de berichten heeft verstuurd.
Gelet op al de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die het slachtoffer heeft aangevallen met een scherp voorwerp. Het door de verdediging alternatief geschetste scenario dat een ander het feit heeft gepleegd, is niet aannemelijk geworden.
Poging tot doodslag?
De vraag is vervolgens of verdachte zich door zo te handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen, moet de rechtbank vaststellen dat door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank acht deze kans op basis van het dossier en dan in het bijzonder de beperkte informatie over de aard en ernst van het letsel, niet aanmerkelijk. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Poging tot zware mishandeling?
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Het slachtoffer had een steekwond met een breedte van 3 centimeter in haar rug, onder haar schouderblad. Het is een feit van algemene bekendheid dat de rug veel bloedvaten bevat, dat er veel spieren in de rug lopen en dat de longen zich direct achter de ribbenkast bevinden. Ook al kan niet vastgesteld worden waarmee is gestoken, dan geldt nog dat met een scherp voorwerp zware letsels toegebracht kunnen worden. Verdachte was op het moment van steken onder invloed van alcohol. Het maken van een stekende en ongecontroleerde beweging met een scherp voorwerp in iemands bovenlichaam brengt in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich mee dat diegene daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Door ongecontroleerd op iemand in te steken, had forser letsel veroorzaakt kunnen worden dan nu is ontstaan, zo blijkt ook uit de letselbeschrijving. Het gevaar van het handelen van verdachte moet voor haar, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen, het steken in de rug van het slachtoffer, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen dan ook aanvaard. In deze zin is sprake geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
op 24 april 2022 te Axel, gemeente Terneuzen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar [moeder verdachte] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [moeder verdachte] met een scherp voorwerp in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast dient een meldplicht bij de reclassering aan die voorwaarden toe te worden gevoegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de door de officier van justitie gevorderde eis, ook al past de hoogte van de gevangenisstraf niet bij de door de verdediging verzochte bewezenverklaring. Het is vooral van belang dat de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zodat de reeds ingezette hulp kan worden voortgezet. Verdachte heeft baat bij structuur en de voorwaarden zijn noodzakelijk om haar te helpen bij haar alcoholproblematiek.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer, haar moeder, met een scherp voorwerp in haar rug te steken. Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer. Bovendien zijn meerdere personen, waaronder de zoon van het slachtoffer, op nare wijze geconfronteerd met de directe gevolgen van het steekincident, nu zij het slachtoffer op straat hebben aangetroffen. Het handelen van de verdachte zal bij hen gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Ook in algemene zin draagt een dergelijk gewelddadig optreden bij aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan. Zowel tijdens het onderzoek door de politie als tijdens de zitting is niet duidelijk geworden wat verdachte bewogen heeft tot deze geweldsuitbarsting, het steken van haar eigen moeder, nu zij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit.
Over verdachte zijn verschillende rapportages opgemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de psycholoog van 16 augustus 2022. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Door de ontkennende houding kan de psycholoog geen adviezen geven. De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsadvies van 24 augustus 2022. Hieruit is gebleken dat er sprake is van problematiek op diverse vlakken, van problematisch alcoholgebruik en agressieregulatie-problematiek wanneer verdachte onder invloed is. Hulpverlening en behandeling zijn geïndiceerd. Er wordt geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontroles.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op 31 augustus 2022 geschorst onder algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in voornoemd advies zijn geadviseerd. Uit de e-mail van de reclasseringswerker van 14 februari 2023 blijkt dat het schorsingstoezicht goed verloopt, verdachte de afspraken nakomt en zich coöperatief opstelt. Zij staat momenteel op de wachtlijst bij Forensische Zorg Zeeland en het alcoholgebruik is bespreekbaar gemaakt. Verdachte erkent dat zij een alcoholprobleem heeft en wil daar graag aan werken. Tot op heden zijn de urinecontroles van verdachte negatief.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden, zodat de rechtbank deze eis zal volgen. Dit betekent dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen zal worden opgelegd, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden. De rechtbank legt het voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met daarbij een meldplicht bij de reclassering, zodat de reeds ingezette hulpverlening en behandeling kan worden voortgezet. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank ook een contactverbod met het slachtoffer opleggen. Een contactverbod wordt weliswaar niet geadviseerd door de reclassering in het rapport van 24 augustus 2022, maar wel door de reclasseringswerker in de e-mail van 14 februari 2023. De rechtbank zal hier dan ook toe overgaan en bepalen dat het ter beoordeling is van de officier van justitie hoe lang dat contactverbod moet blijven bestaan.
Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf is gelijk aan de tijd die de verdachte tot aan de datum van uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank stelt vast dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf al in het kader van het voorarrest heeft ondergaan. Dat betekent dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot zware mishandeling

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 (honderdtachtig) dagen, waarvan 51 (eenenvijftig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na dit vonnis zal melden bij Emergis Verslavingsreclassering (adres: 4377 EA Middelburg, Vrijlandstraat 33, telefoonnummer 0113-267290) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* verdachte laat zich behandelen/begeleiden door een forensische instelling voor LVB zorg,
te bepalen door de reclassering. De behandeling dient zich te richten op het problematisch
alcoholgebruik in combinatie met agressieproblematiek. Tevens kan er aandacht worden
besteed aan het vergroten van de copingvaardigheden en aan het familiesysteem. De
behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft
voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van
medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte houdt zich aan de afspraken met de reclassering en met Forensische Zorg Zeeland (FZZ);
* verdachte werkt mee aan de hulpverlening die betrokken is bij haar kinderen.
* verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en softdrugs om het
middelengebruik te beheersen. Daarnaast maakt zij haar middelengebruik bespreekbaar. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* verdachte mag op geen enkele wijze, direct of indirect, contact hebben met het slachtoffer
[moeder verdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1969, zulks ter beoordeling van de officier van justitie en zolang de officier van justitie dit contactverbod noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 maart 2023.
Mr. Nomes en mr. Kempen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.