ECLI:NL:RBZWB:2023:1289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
02.183965.22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en de beoordeling van verkeersveiligheid en voorrang

Op 5 maart 2021 vond in Tholen een dodelijk verkeersongeval plaats tussen een vuilniswagen en een fietser. De fietser overleed aan haar verwondingen. De verdachte, bestuurder van de vuilniswagen, verleende de fietser geen voorrang bij het links afslaan. De kantonrechter sprak de verdachte vrij, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat hij zich niet voldoende had vergewist of de weg vrij was om af te slaan. De rechter overwoog dat de omstandigheden, zoals de zon die in het gezicht van de verdachte scheen en de schaduw van de dijk, mogelijk hebben bijgedragen aan het niet zien van de fietser. De officier van justitie had een geldboete geëist, maar de rechter concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn lange ervaring als beroepschauffeur, niet opzettelijk gevaar had veroorzaakt. De uitspraak werd gedaan op 28 februari 2023, na een zitting op 17 februari 2023, waarbij de kantonrechter de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam. De rechter concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan het niet verlenen van voorrang, en sprak hem vrij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Middelburg
Strafrecht
Parketnummer: 02.183965.22
Datum uitspraak: 28 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 februari 2023.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 januari 2023.
De tenlastelegging luidt als volgt, dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2021 te Tholen, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto/vuilniswagen), daarmede rijdende over de weg, de Slabbecoornweg (in kruising met de Deltaweg), zich zodanig heeft gedragen dat door zijn gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte, zonder zich er voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en/of bij het afslaan naar links geen voorrang verleend aan een voor hem, verdachte, van

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De kantonrechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert een geldboete van 500 euro subsidiair 10 dagen hechtenis.

Het oordeel van de kantonrechter.

De kantonrechter legt de volgende overwegingen ten grondslag aan zijn oordeel.

Wat is er gebeurd.

Verdachte bestuurde op 5 maart 2021 omstreeks 8.30 uur een vuilniswagen op de Deltaweg oostwaarts richting de T-splitsing met de Slabbecoornweg in Tholen. Verdachte slaat met de vuilniswagen op de T-splitsing af naar links en heeft halverwege de Slabbecoornweg het slachtoffer aangereden. Het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] , heeft de aanrijding niet overleefd. Van het slachtoffer is bekend dat zij op een fiets noordwaarts op de Slabbecoornweg heeft gereden. Uit de verkeersongevallenanalyse is gebleken dat het scherm aan de linker voorzijde van de vuilniswagen ingedeukt was door het linkerhandvat van het stuur van het slachtoffer.
Verder is niet bekend of het slachtoffer (voor haar) linksaf richting Deltaweg wilde afslaan, aan het afslaan was of dat zij rechtdoor aan het rijden was en waar zij ten tijde van het ongeval en vlak daarvoor precies heeft gereden. In beide gevallen had verdachte voorrang moeten verlenen.

De relevante omstandigheden.

Het was droog en helder weer. Parallel aan en achter de weg van de T-splitsing (de Slabbecoornweg) bevindt zich een dijk. De zon scheen op dat moment recht in het gezicht van verdachte die om die reden een zonnebril droeg en de zonneklep van zijn voertuig naar beneden had gedaan. Zowel de Deltaweg als de Slabbecoornweg zijn tweebaanswegen met op die plaats een onderbroken streep in het midden. Op de Deltaweg geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. Uit de tachograafgegevens is afgeleid dat verdachte in aanloop naar de T-splitsing 34 km/u heeft gereden en dat hij zijn snelheid bij het afslaan had geminderd tot tussen de 12 en 18 km/u. Uit het door de verdediging ingebrachte deskundigenrapport van [deskundige] is voldoende komen vast te staan dat het slachtoffer, als zij aan rechterzijde van de Slabbecoornweg heeft gefietst, dan in de schaduw van de naastgelegen dijk heeft gereden.

Het verwijt aan verdachte.

Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het er in de kern om of verdachte de afslag heeft genomen “zonder zich er voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg vrij was om naar links af te slaan”. Dat hij daarbij en daardoor geen voorrang heeft verleend is daar het gevolg van.

Juridisch kader.

Verdachte heeft verklaard dat hij bij het nemen van de bocht naar links ineens een klap hoorde en toen zo snel mogelijk is gestopt. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer daarvóór op geen enkel moment heeft gezien. Hieruit zou kunnen volgen dat verdachte niet voldoende heeft gekeken. In het dagelijks spraakgebruik zou er pas sprake kunnen zijn van voldoende vergewissen, als verdachte het slachtoffer daadwerkelijk had opgemerkt.
De kantonrechter dient evenwel uit te gaan van de juridische invulling van het begrip “voortdurend/voldoende vergewissen” in die zin dat het moet gaan om een zodanig niet voldoende/voortdurend vergewissen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt. Het moet gaan om een evidente vorm van gevaarscheppend gedrag. Daarbij geldt dat de omstandigheid dat er een ongeval is ontstaan, hoe ernstig de gevolgen daarvan ook zijn, niet per se leidt tot de conclusie dat door de bestuurder gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

Heeft verdachte zich voortdurend/voldoende vergewist?

Een sterk bewijsmiddel dat verdachte zich niet voortdurend/voldoende heeft vergewist is gelegen in de omstandigheid dat hij het slachtoffer niet heeft gezien als gevolg waarvan het ongeval is ontstaan.
Verdachte heeft daarover bij de politie onder meer het volgende verklaard:
“…halverwege de Deltaweg laat ik dat gas los en trek ik mijn trosselrem erop. En zo’n beetje gelijk kijk ik dan naar rechts, en langs voren, naar links. De wagen rolt door natuurlijk. Dan breng ik mijn voet naar het rempedaal en rem ik nog een beetje slepend bij. Dan kijk ik nog eens naar rechts, weer langs voor, naar links. In de verte zie ik een lichtkleurige auto, het kruispunt is vrij, ik rem nog wat bij en tegelijkertijd hoor ik “tok””.
Ter zitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat ook de flinke dode hoek in voertuig de oorzaak niet kan zijn geweest, omdat hij zich van die dode hoek terdege bewust is en daarom altijd, en ook toen, zijn lichaam van achter naar voor beweegt om daaromheen te kijken. Ook uit de getuigenverklaring van de bijrijder van verdachte blijkt niet van mogelijke onoplettendheid. De bijrijder (een beroepschauffeur) heeft onder meer verklaard ook niets gezien te hebben.
Voor het beoordelen van de vraag of verdachte wel of niet (voldoende) heeft gekeken acht de kantonrechter nog de navolgende persoonlijke omstandigheden van verdachte relevant. Verdachte is ongeveer 44 jaar beroepschauffeur geweest en is bij justitie niet bekend met strafbare (verkeers-)feiten. Uit gegevens van zijn werkgever blijkt voor zover kon worden nagegaan niet van schades. De rijprestaties van verdachte waren volgens zijn werkgever in de weken daaraan voorafgaand bovengemiddeld in vergelijking met die van zijn collega-chauffeurs. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het rijden het internet op zijn telefoon altijd uit zet. Uit onderzoek aan die telefoon is gebleken dat verdachte zijn laatste whatsapp de avond voor het ongeluk heeft ontvangen en het eerste uitgaande gesprek is van enkele minuten na het ongeval en dat internetverbinding was uitgeschakeld. Verdachte heeft ook verklaard dat hij een door de werkgever aangeboden car-kit voor de telefoon in de vuilniswagen heeft geweigerd, omdat ook handsfree bellen hem alleen maar afleidt. Verder heeft hij verklaard dat hij op de dag van het ongeval fit was. Verdachte scoorde negatief op het onderzoek naar middelengebruik. Een van de eerste dingen die verdachte na het ongeval verklaarde was dat er een dashcam in de auto zat waarop alles te zien zou moeten zijn. Verdachte heeft het betreurd dat achteraf is gebleken dat die dashcam niet heeft gewerkt. Verdachte heeft nog verklaard dat hij tot op de dag van vandaag niet kan begrijpen dat hij het slachtoffer niet heeft gezien. Tot slot blijkt uit de tachograafgegevens dat verdachte zowel in aanloop naar de T-splitsing (34 km/u) als bij het linksaf slaan (12-18 km/u) met een snelheid heeft gereden die hem ook de tijd gaf goed te kijken.
Op grond van al het bovenstaande is niet buiten redelijke twijfel dat verdachte niet heeft gekeken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat verdachte dat wel heeft gedaan op de manier zoals hij dat zijn lange werkzame leven heeft gedaan. De vraag is of hem een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dat hij dat niet beter heeft gedaan.

Gekeken maar niet gezien.

Gekeken maar niet gezien (looked-but-failed-to-see) is geen onbekend fenomeen in de (verkeers-)wetenschap en dat kan meerdere oorzaken hebben. In deze zaak kunnen onder andere de volgende (deels door de verdediging aangevoerde) factoren een rol hebben gespeeld.
Allereerst is er het hoge contrastverschil van de nog laag staande zon waar verdachte tegenin keek met het donkere schaduwgebied van de dijk waarin het slachtoffer zich kennelijk vlak voorafgaand aan het ongeval heeft bevonden. Goed mogelijk is dat de waarneming van verdachte juist op die plaats tijdens het naar links en naar rechts kijken onvoldoende is geweest. Dat kan het gevolg zijn van de omstandigheid dat het dynamisch bereik van de ogen van verdachte voor de grote verschillen in lichtsterkte op dat punt tekort heeft geschoten. Wat hier ook niet los van kan worden gezien, is de manier waarop het menselijk brein zaken waarneemt. Niet alles wat de mens denkt te zien, wordt daadwerkelijk waargenomen maar wordt ingevuld door de hersenen op basis van wat men eerder heeft gezien of op basis van verwachtingen.
Voorts blijkt uit onderzoek [1] dat ervaren bestuurders extra risico lopen fouten als deze te maken omdat hun visuele zoekpatroon zich eerder richt op locaties die verder van de hun voertuig af zijn. Dat lijkt ook in dit geval een rol te spelen omdat verdachte heeft verklaard dat hij de auto in de verte wel had gezien.
Gelet op alle omstandigheden van het geval en ook de persoon van de verdachte valt in deze zaak niet buiten redelijke twijfel uit te sluiten dat het niet zien van het slachtoffer het gevolg is van specifieke lichtomstandigheden in combinatie met algemeen menselijke tekortkomingen als hierboven omschreven en niet van een specifiek tekortschieten van verdachte.

Tot slot.

Meestal blijven menselijke tekortkomingen als deze zonder ernstige gevolgen en is het de toevalsfactor die de grootste rol speelt. Dat is voor alle partijen een hard gelag. Mevrouw [slachtoffer] is door het ongeval komen te overlijden en dat heeft haar nabestaanden ernstig getroffen. Verdachte moet verder leven met de wetenschap dat die ernstige gevolgen door hem zijn veroorzaakt.

Vrijspraak.

Gelet op vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte links af is geslagen zonder dat hij zich voortdurend/voldoende heeft vergewist dat de weg welke verdachte wilde afleggen vrij was om links af te slaan.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De kantonrechter:

Verklaart het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.C. Gillesse, kantonrechter,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 28 februari 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.zie onder andere “De visuele waarneming en visuele aandachtsprocessen van verkeersdeelnemers” Jan Vanrie ea pagina 21.