ECLI:NL:RBZWB:2023:1285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 20_10426
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. van Medenbach de Rooij, had eerder een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend, welke door het UWV was afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarin het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft verzoeker beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel verzoeker als het UWV aanwezig waren. Op 22 november 2022 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan en het UWV de kans gegeven om het geconstateerde gebrek te herstellen.

Het UWV heeft vervolgens op 26 januari 2023 het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard, wat leidde tot de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Verzoeker heeft daarop het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het UWV heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over dit verzoek. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.674,-, en het UWV is veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10426

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I. van Medenbach de Rooij),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Procesverloop

Met het besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van verzoeker om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 20 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, en de gemachtigde van het UWV.
Op 22 november 2022 heeft de rechtbank tussenuitspraak gedaan en het UWV in de gelegenheid gesteld het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek te herstellen.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het UWV in het besluit van 26 januari 2023 (
de rechtbank begrijpt) het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten om het bezwaar van verzoeker gegrond te verklaren, het primair besluit te herroepen en aan verzoeker vanaf 22 april 2020 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toe te kennen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. In het nieuwe besluit van 26 januari 2023 heeft het UWV beslist om de door verzoeker in bezwaar gemaakte proceskosten te vergoeden volgens het Bpb. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
6. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 1.674,-. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.
7. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De rechter is buiten staat
deze uitspraak te tekenen.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.