ECLI:NL:RBZWB:2023:1266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3874
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie kinderopvangtoeslag na institutionele vooringenomenheid door Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 27 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 april 2021, waarin het definitieve compensatiebedrag over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 was vastgesteld op € 37.297,00. In het bestreden besluit van 4 juli 2022 werd dit bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, en werd aan eiser een aanvullende compensatie van € 3.755,00 toegekend. Eiser heeft beroep ingesteld omdat hij meent dat hij recht heeft op een hogere compensatie, inclusief vergoeding voor proceskosten en immateriële schade.

De rechtbank heeft de zaak op 16 januari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er fouten zijn gemaakt in de uitvoering van de kinderopvangtoeslag, wat heeft geleid tot institutionele vooringenomenheid. Eiser heeft recht op compensatie, maar de rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht geen compensatie heeft toegekend voor proceskosten met betrekking tot het toeslagjaar 2010, omdat eiser geen bewijs heeft geleverd van gemaakte kosten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de toekenning van de compensatie zoals vastgesteld door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank wijst erop dat eiser zich kan wenden tot de Commissie Werkelijke Schade voor aanvullende schadevergoeding indien hij meent dat hij meer schade heeft geleden dan vergoed is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3874 KINDER

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. O.P.N.M. Tennebroek),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

In het besluit van 7 april 2021 (primaire besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen het definitieve compensatiebedrag over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 vastgesteld op € 37.297,00.
In het bestreden besluit van 4 juli 2022 is het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en is aan eiser een aanvullende compensatie van in totaal € 3.755,00 toegekend.
Tegen dat besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de Belastingdienst/Toeslagen
.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de (hoogte van de) door de Belastingdienst/Toeslagen toegekende compensatie in het kader van de hersteloperatie toeslagen over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
1.
Feiten
Eiser heeft voor zijn kind (geboren [geboorte datum] ) over de jaren 2008 tot en met 2010 kinderopvangtoeslag aangevraagd en toegekend gekregen. De kinderopvangtoeslag is later, bij de definitieve berekeningen over de betreffende jaren, op nihil gesteld.
Eiser heeft zich op 19 november 2019 telefonisch bij de Belastingdienst/Toeslagen gemeld voor een herbeoordeling van zijn situatie.
Op 13 oktober 2020 heeft de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) een herbeoordeling over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 afgerond. Geconcludeerd is dat er sprake is geweest van groepsgewijze institutionele vooringenomenheid bij onderzoek naar gastouderbureau [naam gastouderbureau] [1] . Eiser heeft gebruik gemaakt van dit gastouderbureau. Gemaakte fouten bij het onderzoek hebben gevolgen gehad voor eisers kinderopvangtoeslag. Eiser heeft daarom recht op compensatie.
Vanwege vertraging in de beoordeling heeft eiser op 21 november 2020 een eenmalige tegemoetkoming van € 750,00 ontvangen.
Op 15 februari 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aangekondigd voornemens te zijn een bedrag van € 36.593,00 aan compensatie toe te kennen. Indien eiser meent dat hij meer schade heeft geleden dan nu is gecompenseerd, kan hij zich wenden tot de Commissie Werkelijke Schade.
In het besluit van 7 april 2021 (primaire besluit) is het definitieve compensatiebedrag over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 vastgesteld op € 37.297,00. Dit is hoger dan het voorlopig vastgestelde bedrag. Eiser ontvangt daarom nog een nabetaling van € 704,00.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Op 14 april 2022 vond de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie (BAC) plaats. Eiser en zijn gemachtigde waren daarbij niet aanwezig. De BAC heeft een advies uitgebracht.
In het bestreden besluit is het bezwaar, in navolging van het advies van de BAC, gedeeltelijk gegrond verklaard. De kosten van rechtsbijstand ten aanzien van de toeslagjaren 2008 en 2009 worden verhoogd. Het verzoek tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand voor het toeslagjaar 2010 wordt afgewezen, omdat uit de stukken met betrekking tot de beroepsprocedure niet duidelijk is geworden dat het beroep zich zou strekken over de kinderopvangtoeslag over het jaar 2010. De vergoeding voor immateriële schade wordt opnieuw berekend vanaf 13 oktober 2010 tot de datum van de beslissing op bezwaar. Het betreft een forfaitair bedrag van € 500,00 per verstreken half jaar. Het bedrag aan betaalde rente en kosten wordt verhoogd. De rente voor gemiste kinderopvangtoeslag wordt opnieuw berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar. De correcties hebben gevolgen voor de vaste vergoeding van 1% van het compensatiebedrag (€ 40.645,00). Deze wordt bijgesteld naar € 407,00. Aan eiser wordt in totaal een aanvullende compensatie tot een bedrag van € 3.755,00 toegekend. Aan de gemachtigde van eiser wordt verder een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten gemaakt in bezwaar.
2.
Standpunten partijen
Eiser voert in beroep aan dat er ook voor wat betreft het toeslagjaar 2010 een vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand had moeten worden toegekend. Uit de stukken blijkt duidelijk dat bij de behandeling van het beroep inzake de toeslagen over andere jaren bij de rechtbank is bepleit om ook het jaar 2010 mee te nemen. Het klopt dat eiser eerst zelf bezwaar heeft gemaakt, maar hij heeft daarna zijn rechtsbijstandsverlener ingeschakeld, zoals hij ook heeft gedaan voor de jaren 2008 en 2009.
Verder meent eiser dat gelet op het leed dat hij en zijn familie hebben moeten doorstaan en de procedures die daarbij geen enkele soelaas boden, de immateriële schadevergoeding verhoogd dient te worden naar een bedrag van € 750,00 per half jaar in plaats van de nu gehanteerde € 500,00.
De vaste vergoeding van 1% dient volgens eiser te worden vastgesteld op € 534,00 in plaats van € 407,00.
In verweer stelt de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt dat terecht geen compensatie is toegekend voor juridische bijstand inzake het toeslagjaar 2010. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hem kosten in rekening zijn gebracht voor
in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) genoemde proceshandelingen, zoals het indienen van een bezwaarschrift of het verschijnen ter hoorzitting.
De aan eiser toegekende compensatie voor immateriële schade is overeenkomstig artikel 2.3, vierde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) vastgesteld op € 500,00 per halfjaar. Het is niet mogelijk om op grond van dat artikel aan eiser een hoger compensatiebedrag toe te kennen voor andere omstandigheden dan genoemd. Voor aanvullende schade dient eiser zich te wenden tot de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
Verder heeft eiser niet onderbouwd waarom de aanvullende vergoeding van 1% over het totale compensatiebedrag € 534,00 dient te bedragen in plaats van € 407,00. De Belastingdienst/Toeslagen stelt zich op het standpunt dat het bedrag met inachtneming van artikel 2.3, achtste lid, van de Wht, juist is vastgesteld.
3.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in voorgaande jaren zijn fouten gemaakt, waarvan ouders de dupe zijn geworden. Deze toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende herstelregelingen om burgers te compenseren voor deze fouten. De compensatie wordt door verweerder toegekend. De uitvoering van deze regelingen is belegd bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).
Bestaande herstelregelingen, waaronder bepalingen uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en beleidsregels [2] , zijn met ingang van 5 november 2022 ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht [3] worden compensatiebeschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
3.2
De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan eiser voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 een totaalbedrag van € 37.297,00 (in het primaire besluit) + € 3.755,00 (aanvullend bedrag toegekend in het bestreden besluit) = € 41.052,00 aan compensatie heeft toegekend op grond van het toen geldende artikel 49b van de Awir en de beleidsregels van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (Besluit Compensatieregeling). Eiser is het op verschillende punten niet eens met het bedrag dat hem is toegekend.
Compensatie proceskosten toeslagjaar 2010
3.3
Partijen verschillen allereerst van mening of eiser voor wat betreft het toeslagjaar 2010 – net als voor de jaren 2008 en 2009 – recht heeft op compensatie voor gemaakte proceskosten.
3.4
Compensatie van kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor beschikkingen over kinderopvangtoeslag wordt vastgesteld overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). [4]
3.5
Hieruit vloeit voort dat een vergoeding alleen aan de orde kan zijn voor proceshandelingen als genoemd in bijlage A van het Bpb.
Niet in geschil is dat de gemachtigde van eiser voor wat betreft het toeslagjaar 2010 feitelijk géén van de in het Bpb genoemde proceshandelingen heeft verricht. Eiser heeft (alleen) zelf bezwaar gemaakt en er heeft geen hoorzitting plaatsgevonden. Dat eiser wel andere kosten zou hebben gemaakt voor beroepsmatig verleende bijstand in bezwaar, zoals ter zitting betoogd, maakt niet dat van een voor vergoeding in aanmerking komende proceshandeling in de zin van het Bpb kan worden gesproken.
3.6
Evenmin is de rechtbank gebleken van proceskosten gemaakt in een beroepsprocedure ten aanzien van het toeslagjaar 2010. In de procedure over de toeslagjaren 2008 en 2009 heeft de rechtbank expliciet geoordeeld [5] : “
Noch uit het beroepschrift noch uit de later ingediende gronden van beroep is duidelijk geworden dat het beroep zich zou uitstrekken over de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2010.”De rechtbank ziet in de overgelegde stukken geen aanleiding daar nu anders over te denken.
3.7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht en op juiste gronden heeft geweigerd compensatie toe te kennen voor proceskosten die zien op het toeslagjaar 2010.
Hoogte van de immateriële schadevergoeding
3.8
De toegekende compensatie voor veronderstelde immateriële schade bedraagt forfaitair € 500,00 voor ieder verstreken half jaar. [6]
3.9
Eiser heeft aangevoerd dat de ernst van zijn specifieke situatie aanleiding geeft af te wijken van het bedrag van € 500,00 per half jaar, in die zin dat dit bedrag dient te worden verhoogd naar € 750,00 per half jaar.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat aan het bestreden besluit het op dat moment geldende het Besluit Compensatieregeling ten grondslag lag en dat deze regeling beleidsregels bevat. Dat betekent dat het in beginsel mogelijk is van die beleidsregels af te wijken. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Van dat laatste is de rechtbank niet gebleken. Indien eiser van mening is dat hij meer immateriële schade heeft geleden dan forfaitair is vergoed, kan hij zich melden bij de Commissie Werkelijke Schade [7] .
1% extra compensatie
3.11
Over het compensatiebedrag wordt een extra forfaitaire compensatie toegekend van 1%. [8] Nu de hiervoor besproken beroepsgronden van eiser niet slagen, en het compensatiebedrag zoals vastgesteld door Belastingdienst/Toeslagen niet wijzigt, blijft ook de berekende 1% over dat compensatiebedrag in stand.

Conclusie en gevolgen

4. Het voorgaande betekent dat het beroep van eiser ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. S.A.M.L. van de Sande, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 27 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Wet hersteloperatie toeslagen
(geldend vanaf 5 november 2022)
Artikel 2.1. Compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
(…)
3. Aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een bedrag als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met zevende lid, wordt door de Belastingdienst/Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend.
(…)
Artikel 2.2. Componenten compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
De compensatie bestaat uit:
een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, of de hardheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering;
een bedrag voor een bestuurlijke boete die is opgelegd op grond van artikel 40 of 41 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor een verzuim of vergrijp betreffende de kinderopvangtoeslag;
een bedrag voor materiële schade;
een bedrag voor immateriële schade;
en bedrag voor invorderingskosten;
een bedrag voor proceskosten;
een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.
Artikel 2.3. Hoogte compensatie en aanvullende compensatie voor aanvrager kinderopvangtoeslag
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of is teruggevorderd, vermeerderd met het bedrag van de rente die is begrepen in een beschikking tot terugvordering en verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
a. een nog niet betaald bedrag van de terugvordering en van de rente; of
b. een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het berekeningsjaar waarop de compensatie betrekking heeft.
(…)
4. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.
(…)
6. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel f, is een forfaitair bedrag voor de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende en aan de belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand met betrekking tot een beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, dat is vastgesteld overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, met wegingsfactor 2, waarbij wordt aangenomen dat er geen sprake is van samenhangende zaken, verminderd met een reeds toegekende of nog te toe te kennen proceskostenvergoeding.
(…)
8. De bedragen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, worden vermeerderd met 1%.
(…)
Artikel 8.6 Overgangsrecht in verband met terugwerking van de artikelen van de afdelingen 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 en 4.2
Beschikkingen ter zake van compensatie (…) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 onderscheidenlijk 4.2, worden vanaf dat tijdstip aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens het artikel van afdeling 2.1, 2.4, 3.1, 4.1 of 4.2 waarin de desbetreffende herstelregeling is opgenomen.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 49b (geldend van 7 juli 2020 tot en met 4 november 2022)
In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen kan de rijksbelastingdienst in verband met een samenstel van zijn handelingen waarbij sprake is van institutionele vooringenomenheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang, volgens bij die regeling te stellen regels en binnen bij die regeling te stellen kaders, aan de belanghebbenden compensatie verlenen. Deze compensatie geschiedt in verband met het door die handelingen door die belanghebbenden ondervonden nadeel, voor zover de reguliere bestuursrechtelijke rechtsmiddelen voor 23 oktober 2019 onvoldoende toereikend werden geacht om dit nadeel geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken en dit nadeel niet is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan de belanghebbenden toerekenbaar zijn. Het vaststellen van de beschikking tot toekenning van de compensatie geschiedt op een door de belanghebbende voor 1 januari 2024 aan de Belastingdienst/Toeslagen gedaan verzoek. De compensatie blijft achterwege voor zover op andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is of wordt voorzien. (…)
Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
(geldend van 8 september 2020 tot en met 4 november 2022, vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022)
Dit besluit bevat beleidsregels voor de verstrekking van een compensatie aan ouders vanwege de institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken.
2. Doelgroep
Dit besluit voorziet in een compensatie voor de ouder die deel uitmaakte van het CAF 11-onderzoek (onderdeel 2.1), die deel uitmaakte van een vergelijkbaar (CAF-)onderzoek (onderdeel 2.2) of die aannemelijk maakt dat de vaststelling van zijn aanspraak op kinderopvangtoeslag in enig jaar onderdeel is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (onderdeel 2.3).
(…)
2.2.2.
Mogelijk vergelijkbaar met CAF 11
De volgende onderzoeken zijn door de Adviescommissie aangemerkt als mogelijk vergelijkbaar met CAF 11:
[naam gastouderbureau] (2011)
(…)
3.1.
Elementen van de compensatie
De compensatie bestaat uit een geldbedrag dat de Belastingdienst/Toeslagen uitbetaalt aan de betreffende ouder. De compensatie bevat de volgende elementen:
1.Compensatie voor correctiebesluiten (…) alsmede een rentevergoeding voor de gemiste kinderopvangtoeslag (…).
2. Compensatie voor veronderstelde immateriële schade (…).
3. Compensatie voor veronderstelde materiële schade (…).
4. Compensatie voor invorderingskosten (…).
5. Compensatie voor proceskosten (…).
De hoogte van de compensatie is de optelsom van de bedragen voor de verschillende elementen. Het bedrag van de compensatie wordt in bepaalde situaties verminderd (…). Daarnaast volgt er nog een extra compensatie van 1% over het geheel aan compensatie dat op grond van dit besluit wordt toegekend (…).
3.1.2.
Compensatie voor veronderstelde immateriële schade
Deze compensatie betreft een vergoeding voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid waarmee de ouder is geconfronteerd in de (lange) tijd die is verstreken vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit in het kader van het (CAF-)onderzoek.
De compensatie voor veronderstelde immateriële schade bedraagt per aanvrager € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking waarmee (onder andere) de compensatie voor correctiebesluiten wordt vastgesteld.
De bovengenoemde periode wordt naar boven afgerond op halve jaren.
De compensatie voor veronderstelde immateriële schade kan niet meer bedragen dan het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten.
De vergoeding geldt per aanvrager, ongeacht het aantal gecorrigeerde berekeningsjaren.
3.1.5.
Compensatie voor proceskosten
Deze compensatie betreft een forfaitaire vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor zover deze kosten niet eerder zijn vergoed. Deze forfaitaire proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij zal een wegingsfactor van 2 (gewicht van de zaak: zeer zwaar) worden toegepast. Daarbij wordt aangenomen dat er geen sprake is van samenhangende zaken. (…)
4.1.
De aanvullende compensatie voor de werkelijke schade
Een ouder die op grond van onderdeel 2 tot de doelgroep van deze compensatieregeling behoort, kan in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder komt hiervoor in aanmerking als hij aannemelijk maakt dat zijn werkelijke schade als gevolg van het handelen door de Belastingdienst/Toeslagen hoger is dan de compensatie waarop hij op grond van onderdeel 3 van dit besluit aanspraak maakt. (…)
6. Extra compensatie
Ter compensatie van de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename, zoals de mogelijk hogere vermogensrendementsheffing in box 3 of een lagere aanspraak op toeslagen, wordt een extra forfaitaire compensatie toegekend. De ouder krijgt 1% over het bedrag van de compensatie (…) minus de verminderingen (…). Toekenning van dit bedrag maakt deel uit van de beschikking met betrekking tot de compensatie. (…)

Voetnoten

1.De Belastingdienst/Toeslagen heeft institutioneel vooringenomen gehandeld in het CAF 11 onderzoek, gericht op georganiseerde fraude. In onderdeel 2.2.2. van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken is [naam gastouderbureau] als vergelijkbaar met CAF 11 geclassificeerd.
2.Artikel 49 van de Awir (hardheidsregeling), artikel 49b van de Awir (compensatieregeling) en de beleidsregels van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, en artikel 49c van de Awir (opzet/grove schuld tegemoetkomingsregeling).
3.Artikel 8.6 van de Wht
4.Onderdeel 3.1.5. van het Besluit Compensatieregeling, thans artikel 2.3, zesde lid, van de Wht.
5.Uitspraak van deze rechtbank van 28 mei 2013, met vindplaats ECLI:NL:RBZWB:2013:4260.
6.Onderdeel 3.1.2. van het Besluit Compensatieregeling, thans artikel 2.3, vierde lid, van de Wht.
7.Onderdeel 4.1 van het Besluit Compensatieregeling, thans artikel 2.1, derde lid, van de Wht
8.Onderdeel 6 van het Besluit Compensatieregeling, thans artikel 2.3, achtste lid, van de Wht.