ECLI:NL:RBZWB:2023:1263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 23_668
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen afwijzing Catshuisregeling

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L.L. Ross, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 12 juni 2022 tegen de afwijzing van de Catshuisregeling van 5 mei 2022. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft de Belastingdienst op 21 oktober 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 50,- en de proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft de zaak als licht gekwalificeerd, wat invloed heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 12 juni 2022 tegen de afwijzende beschikking met betrekking tot de Catshuisregeling van 5 mei 2022.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
De rechtbank heeft verweerder op 25 januari 2023 en 13 februari 2023 verzocht de stukken en een verweerschrift in te dienen. Tot op heden heeft verweerder hieraan geen gehoor gegeven. Dat betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken, ingediend door eiser, uitspraak zal doen.
Eiser heeft het bezwaarschrift tegen de beschikking van 5 mei 2022 ingediend op 12 juni 2022. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.Verweerder heeft de termijn op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb verlengd met zes weken. Verweerder had dus uiterlijk op 20 oktober 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 21 oktober 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht (wegingsfactor 0,5), gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 28 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.