ECLI:NL:RBZWB:2023:1260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-herbeoordeling en gebrek aan motivering door UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 27 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen, beoordeeld. Eiseres, die als postbezorger en thuishulp werkte, was sinds 2012 arbeidsongeschikt en ontving een WGA-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft echter vastgesteld dat eiseres per 22 december 2020 slechts 12,56% arbeidsongeschikt is en heeft de uitkering per 4 april 2021 beëindigd. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat haar medische beperkingen zijn onderschat.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 februari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres per 4 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank wijst erop dat de medische situatie van eiseres in de periode van april tot augustus 2021 niet wezenlijk is veranderd, en dat de verschillende beoordelingen van de verzekeringsartsen niet goed te verklaren zijn.

De rechtbank besluit het onderzoek te heropenen en het UWV de gelegenheid te geven het gebrek in de motivering van het bestreden besluit te herstellen. Het UWV moet binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak meedelen of het gebruik maakt van deze gelegenheid. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3667

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. H.W. van Gent)
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam werkgever], gevestigd in [plaatsnaam 2] , derde partij (hierna: werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) de loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) van eiseres beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak zo weinig mogelijk medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres met haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als postbezorger bij [naam bedrijf] en als thuishulp bij [naam werkgever] , voor gemiddeld 18,51 uur per week. Op 26 januari 2012 is zij voor deze werkzaamheden uitgevallen vanwege medische klachten. Het UWV heeft eiseres vanaf
23 januari 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Bij het bereiken van de maximumduur van deze uitkering heeft het UWV aan eiseres een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is niet veranderd.
2. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres vanaf 22 december 2020 voor 12,56% arbeidsongeschikt is en heeft besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 4 april 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 24 juni 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
24 juni 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
7 juli 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij is van mening dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zij verwijst naar het bezwaar en verzoekt om dit als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder wijst eiseres erop dat de WIA-uitkering per 1 augustus 2021 weer is herleefd, vanwege een toename van de psychische klachten. Daarnaast heeft het UWV inmiddels toegezegd dat eiseres in aanmerking komt voor een uitkering in verband met de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Volgens eiseres was de psychische situatie echter al langere tijd nijpend. Eiseres heeft een huisartsjournaal ingebracht. Ter zitting heeft eiseres verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
9. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is door het UWV en zal dat uitleggen. De rechtbank kan niet zonder meer volgen dat eiseres per
4 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en per 1 augustus 2021 volledig arbeidsongeschikt op medische gronden.
10. Verzekeringsarts B&B [naam verzekeringsarts b&b] heeft kennis genomen van het dossier, het bezwaar van eiseres, heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en heeft het intake- en behandelplan en het psychologisch onderzoek van de GGZ meegenomen in haar beoordeling. Ook heeft zij gereageerd op het ingebrachte huisartsjournaal. De rechtbank acht het van belang dat [naam verzekeringsarts b&b] in het rapport van 24 juni 2021 heeft vermeld dat eiseres een terugval heeft gehad, wegzakt op sociaal gebied en dat zij opnieuw behandeld moet worden. Eiseres zal VERS-training aangeboden krijgen, maar er is een wachtlijst en er wordt ook gesproken over PMT. Volgens [naam verzekeringsarts b&b] is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden.
11. Naar aanleiding van een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] de belastbaarheid van eiseres per 1 augustus 2021 beoordeeld. Zij heeft het dossier bestudeerd en heeft eiseres onderzocht op een spreekuur. [naam verzekeringsarts] concludeert dat er per 1 augustus 2021 toegenomen klachten zijn en dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft, vanwege wisselende belastbaarheid. [naam verzekeringsarts] geeft aan dat per 1 augustus 2021 intensievere VERS-training is gestart, dat begeleiding wordt geïntensiveerd en dat er nadere behandeling loopt voor andere medische klachten.
12. De rechtbank kan niet volgen dat verzekeringsartsen [naam verzekeringsarts b&b] en [naam verzekeringsarts] ieder tot een dermate verschillende beoordeling komen. De rechtbank is niet gebleken van een dusdanige wijziging in de gezondheidssituatie van eiseres in de periode van april tot augustus 2021, dat die wijziging het verschil in de beoordelingen zou rechtvaardigen. [naam verzekeringsarts] geeft weliswaar aan dat de VERS-training per 1 augustus 2021 is gestart, maar uit het rapport van [naam verzekeringsarts b&b] volgt dat eiseres toen ook al in aanmerking kwam voor deze training, alleen stond eiseres nog op de wachtlijst. De rechtbank ziet hierin ondersteuning voor de stelling van eiseres dat haar gezondheid in de periode van april tot augustus 2021 niet wezenlijk veranderd is. Het enkele feit dat de training in augustus 2021 gestart is, is voor de rechtbank geen rechtvaardiging van het verschil in de beoordelingen. Ook ter zitting heeft het UWV het verschil in de beoordelingen niet kunnen verduidelijken.
13. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en daarmee in strijd is met artikel 7:12 van de Awb.
14. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
15. De rechtbank ziet aanleiding om het onderzoek met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb te heropenen en om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen of te laten herstellen. Het herstel kan met een aanvullende motivering van de verzekeringsarts B&B, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
16. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat met instemming van partijen een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
17. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de schadevergoeding, proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • draagt het UWV op binnen twee weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen vier weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan op 27 februari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld, tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.