In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet. De verzoeker, die al meerdere keren bijstandsuitkeringen had aangevraagd, had op 14 oktober 2022 opnieuw een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen had deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de verzoeker niet alle gevraagde bewijsstukken had ingeleverd en niet was verschenen op een eerder gesprek.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in de afgelopen jaren tevergeefs meerdere aanvragen voor bijstandsuitkeringen had ingediend en dat hij in een moeilijke financiële situatie verkeert. De rechter oordeelde dat het college ten onrechte de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat de opgevraagde bewijsstukken niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van het recht op bijstand. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeker zwaarder laten wegen dan het algemene belang van het college en heeft besloten dat het college met onmiddellijke ingang een voorschot op de bijstandsuitkering aan de verzoeker moet verstrekken.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van aanvragen voor bijstandsuitkeringen en de noodzaak voor bestuursorganen om rekening te houden met de omstandigheden van de aanvrager. De voorzieningenrechter heeft de beslissing van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen als onrechtmatig beoordeeld en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.