ECLI:NL:RBZWB:2023:1212
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van verzoekster tegen een besluit van het UWV. Het UWV had in een besluit van 16 september 2020 de WIA-uitkering van werkneemster verlaagd per 30 september 2022. Verzoekster, de gemachtigde van werkneemster, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 22 februari 2021. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en een verzekeringsarts benoemd als deskundige. Na het uitbrengen van het rapport door de deskundige heeft het UWV op 25 november 2022 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard. Werkneemster kreeg recht op een IVA-uitkering per 16 september 2020. Verzoekster trok haar beroep in, maar vroeg de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Awb, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. Het UWV heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 3.521,96, inclusief de kosten voor de ingeschakelde medisch adviseur. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV verplicht is het griffierecht te vergoeden aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.