ECLI:NL:RBZWB:2023:12

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
02-102243-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door taxichauffeur in Tilburg

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur die op 26 februari 2022 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van meer dan 50 km per uur en heeft daarbij een voetganger aangereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden en te hard heeft gereden, ondanks dat hij als beroepschauffeur extra verantwoordelijkheden had. De officier van justitie had een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 100 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als zelfstandige beroepschauffeur afhankelijk is van zijn rijbewijs. De uitspraak benadrukt de noodzaak van extra oplettendheid in verkeerssituaties, vooral tijdens drukke evenementen zoals carnaval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-102243-22
vonnis van de meervoudige kamer van 3 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres] ,
raadsman mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 26 februari 2022 een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Uit de verklaringen van getuigen en de indicatieve snelheidsberekening blijkt dat verdachte met hoge snelheid is blijven rijden en niet voornemens is geweest af te remmen. Daarbij heeft verdachte ook onvoldoende rechts gehouden. Verdachte is een beroepschauffeur en was bekend ter plaatse. Het was destijds carnaval, donker en het was druk bij het station. Verdachte had zijn weggedrag aan de omstandigheden moeten aanpassen en heeft dit niet gedaan. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van een zeer ernstige mate van schuld van verdachte aan het verkeersongeval.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte vrij te spreken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit.
Er kan niet worden bewezen dat verdachte (verwijtbaar) onvoldoende rechts heeft gehouden. Verdachte heeft slechts geanticipeerd op de situatie ter plaatse. Er is geen enkel onderzoek verricht naar de reden om links te rijden zodat dit verwijt ook niet aan verdachte kan worden gemaakt. Daarbij is het onvoldoende rechts houden, mocht dit bewezen worden verklaard, niet een zodanig verkeersgedraging dat verdachte zich hierdoor aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen.
Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte de maximum snelheid ter plaatse heeft overtreden. Om tot een vereiste van 99% betrouwbaarheid te komen, hadden er naast de indicatieve snelheidsberekening, rijproeven met het ongevalsvoertuig gehouden moeten worden. Nu dit niet is gebeurd, kan er niet worden aangetoond dat verdachte de maximumsnelheid heeft overtreden en kan tevens niet worden aangetoond bij welke snelheid het ongeval voorkomen had kunnen worden. De verdediging verwijst hierbij naar het rapport van [naam] .
Ook op basis van de getuigenverklaringen, kan niet worden bewezen dat verdachte de maximum snelheid heeft overtreden. De getuigen hebben hierover niet eenduidig verklaard en er mag in dit geval, waarbij het erg laat en carnavalsnacht was, worden aangenomen dat de getuigen niet meer al te helder waren.
Dat de snelheid onverantwoord was ter plaatse kan eveneens niet worden bewezen aangezien geen onderzoek is verricht naar de vraag bij welke snelheid het ongeval voorkomen had kunnen worden. Daarbij is het slachtoffer uit het niets in het donker buiten de reguliere oversteekplaats de weg overgestoken zonder te kijken.
Alle voornoemde argumenten gelden tevens voor het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 26 februari 2022 te Tilburg een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het ongeval an sich en de gevolgen ervan hebben op zitting niet ter discussie gestaan.
Onvoldoende rechts houden
De officier van justitie verwijt verdachte dat hij (op de Spoorlaan) niet voldoende rechts heeft gehouden en te hard heeft gereden. De verdediging betwist dit.
Kijkend naar de feitelijke verkeerssituatie ter plaatse, waarbij er medeweggebruikers waren, in- en uitvoegende taxi’s, zijstraten en de mogelijkheid van afslaand verkeer, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte verwijtbaar onvoldoende rechts heeft gehouden. De rechtbank sluit niet uit dat verdachte, zoals ook door de verdediging is gesteld, terecht heeft geanticipeerd op zijn medeweggebruikers en om deze reden op de linker rijbaan heeft gereden.
Snelheid
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid heeft gereden.
De rechtbank baseert zich daarbij op de getuigenverklaring van [getuige] en het proces-verbaal forensisch omgevingsonderzoek. [getuige] heeft de snelheid van verdachte ingeschat op zeker wel 70 km per uur, zo heeft hij bij de politie verklaard. [getuige] reed die avond voor verdachte en werd door hem ingehaald. Als medeweggebruiker heeft deze getuige naar het oordeel van de rechtbank een goede inschatting kunnen maken van de snelheid waarmee verdachte reed. De genoemde snelheid komt bovendien overeen met de vastgestelde snelheid die middels een indicatieve snelheidsberekening is gemaakt. Over het gehele traject wordt de gemiddelde indicatieve snelheid geschat op gelegen tussen de 82 en 87 km per uur, waar er voor het ongeval een gemiddeld indicatieve snelheid is berekend van tussen de 67 en 82 km per uur. Deze omstandigheden in samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat kan worden vastgesteld dat verdachte de maximum ter plaatse geldende snelheid van 50 kilometer per uur heeft overschreden.
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag hoe deze gedraging van verdachte moet worden gekwalificeerd.
Aan verdachte is primair ten laste gelegd, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW. Bij de vraag of sprake is van ‘schuld’ aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Het gedrag van verdachte moet allereerst worden afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer, in dit geval een bestuurder van een taxibus, in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Daartoe behoort in ieder geval dat hij of zij de toegestane snelheid in acht neemt, zich aan de geldende verkeersregels ter plaatse houdt en zijn verkeersgedrag aanpast aan de situatie. Voorts is van belang dat verdachte werkzaam is als beroepschauffeur, om welke reden er naar het oordeel van de rechtbank op hem een (extra) grote verantwoordelijkheid rust. Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden in de nacht van carnaval op 26 februari 2022 aan de Spoorlaan te Tilburg nabij het station. Het was donker en druk op straat in verband met carnaval. De situatie ter plaatse vroeg om extra oplettendheid. Verdachte is vanwege zijn werk goed bekend met de verkeerssituatie ter plaatse, wist dat aldaar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold en dat het er best gevaarlijk was, zo heeft hij ter zitting verklaard. Verdachte is desondanks met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan de Spoorlaan op gereden en heeft daarbij [slachtoffer] aangereden. die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door voornoemde combinatie van factoren aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. De primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Het verweer dat [slachtoffer] uit het niets uit de bosjes buiten de reguliere oversteekplaatsen de weg op kwam rennen maakt dit oordeel niet anders. De raadsman heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zich op de plaats van het ongeval bosschages bevinden van achter welke het slachtoffer op een niet voor verdachte te voorziene manier voor de auto van verdachte heeft kunnen lopen. Dergelijke uitzichtbeperkende obstakels heeft de rechtbank niet op de foto’s in het dossier en evenmin op google streetview waar kunnen nemen. Uit hetgeen eerder is overwogen over de omstandigheden waaronder de aanrijding heeft plaatsgevonden (’s-nachts tijdens carnaval op een druk punt bij het station) ligt besloten dat verdachte bedacht had moeten zijn dat ook voetgangers oversteken buiten de reguliere oversteekplaatsen, zodat hij daar tijdig op had kunnen reageren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 februari 2022 te Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (taxibus), daarmede rijdende over de weg, de Spoorlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte aanmerkelijk, onvoorzichtig, met een hogere snelheid dan de aldaar voor motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur gereden, waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde motorrijtuig (taxibus) tegen een voetganger is aangereden, waardoor [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten: een gebroken oogkas en een hersenschudding en een afgebroken tand;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 180 uur, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is als zelfstandige werkzaam als beroepschauffeur en onderhoudt met zijn inkomen ook zijn ouders.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ongeval waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft te hard gereden op een plaats waar extra oplettendheid vereist was. Juist vanuit zijn hoedanigheid als beroepschauffeur mocht van hem extra oplettendheid worden verwacht.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor een ongeval met zwaar lichamelijk letsel, waarbij geen alcoholgebruik aan de orde is en waarbij de categorie “aanmerkelijke schuld” bewezen wordt verklaard, uit van een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
Gelet op deze oriëntatiepunten zou het in de rede liggen om tenminste een deel van de rijontzegging onvoorwaardelijk op te leggen. De rechtbank houdt echter rekening met de omstandigheid dat verdachte als beroepschauffeur voor zijn inkomen geheel afhankelijk is van zijn rijbewijs. Zonder zijn rijbewijs kan hij zijn werk niet uitoefenen. In zoverre verschilt zijn positie van anderen die het rijbewijs alleen nodig hebben om naar hun werk te komen. De rechtbank ziet in deze omstandigheid reden de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 100 uren en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de bepaling van de hoogte van de voorwaardelijke rijontzegging neemt de rechtbank vooral de omstandigheid mee in haar oordeel dat verdachte 2 keer in 2020 forse strafbeschikkingen heeft betaald in verband met aanzienlijke snelheidsovertredingen. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte door deze forse voorwaardelijke rijontzegging in de toekomst meer rekening zal houden met de zware verantwoordelijkheid die op hem als verkeersdeelnemer en specifiek als beroepschauffeur rust.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 januari 2023.
De griffier, mr P. Kooijman en mr J.C. Gillesse zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.