4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De aankoop van de woning in Walsoorden en de start van de hennepkwekerij
Verdachte heeft verklaard dat zij en haar toenmalig man ( [medeverdachte 1] ) de woning in Walsoorden hebben gekocht omdat zij in die periode allebei zicht hadden op een baan in België. Rondom of vlak na de aankoop bleek dat dat niet meer door ging. Ze hielden het huis toch aan als vakantiewoning en om te verhuren aan [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] heeft over de reden van aankoop verklaard dat de relatie met verdachte op dat moment moeilijk was en dat ze allebei apart zouden gaan wonen. Toen ging het toch weer beter en hebben ze de woning als vakantiewoning gebruikt. Sinds augustus 2014 was de woning verhuurd aan [medeverdachte 2] , aldus [medeverdachte 1] .
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken komt naar voren dat de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen is gekocht door verdachte en haar toenmalige man ( [medeverdachte 1] ) op 3 december 2010.
Uit door verdachte verzonden e-mailberichten aan [medeverdachte 3] in de periode die aan de koop vooraf is gegaan blijkt dat zij hem op 30 september 2010 de link van een website waarop de woning te koop wordt aangeboden heeft gestuurd, waarin wordt benadrukt dat het pand is voorzien van een grote ruime kelder. Op 6 november 2010 schrijft ze dat het de bedoeling is dat ‘we met ons vijven, wij, [voornaam 1] , [voornaam 2] en [voornaam 3] ’ in het huis gaan kijken in de week van 15 november 2010. Gelet op de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat deze vijf personen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn. Verdachte heeft niet duidelijk kunnen maken waarom al deze personen naar de woning moesten gaan kijken voorafgaand aan de aankoop daarvan, als deze woning werd aangekocht door verdachte en [medeverdachte 1] om de redenen die zij daarvoor hebben gegeven.
Op 28 januari 2011 schrijft verdachte in een e-mailbericht aan [medeverdachte 3] dat het nodig is om met [medeverdachte 4] te praten, omdat de sfeer eronder gaat lijden, ‘de bedoeling is dat we het leuk gaan hebben en dat we er allemaal wijzer van gaan worden en meer leuke dingen kunnen gaan doen’. De rechtbank leidt uit dit bericht af dat onder ‘allemaal’ in ieder geval verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] vallen en dat zij samen iets gaan doen waar ze (financieel) beter van worden.
Op 1 februari 2011 schrijft ze dat ze van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat heel veel werk is verricht, en dat er geen gemauw over [medeverdachte 2] meer is. [medeverdachte 3] heeft daar dezelfde dag op gereageerd dat er aardig wat is gedaan, maar dat er veel meer gedaan had kunnen worden, ‘de heren wilden weer vroeg op huis aan’. Kort na de aankoop zijn er kennelijk door [medeverdachte 3] samen met anderen werkzaamheden verricht in het huis, waarbij [medeverdachte 2] ook lijkt te zijn betrokken. Aangezien hij volgens verdachte schrijver is, en volgens [medeverdachte 1] de woning pas sinds 2014 huurde is onduidelijk waarom er ten aanzien van hem ‘gemauw’ zou zijn, tenzij dit werkzaamheden zouden zijn die samenhangen met (het opbouwen van) de hennepkwekerij.
Op zondag 6 maart 2011 schrijft verdachte aan [medeverdachte 3] dat ze hier dinsdagochtend weggaan en woensdag weer terugkomen. ‘De grote kids hebben dan verzorging nodig en het lijkt ons dan goed om de kleintjes een beetje in de gaten te houden.’ Daarom blijven ze tot en met maandag 14 maart. Dan kunnen ze in de ochtend de kleintjes nog verzorgen. Ze vraagt of [medeverdachte 3] dan 16 of 17 maart kan komen. [medeverdachte 3] antwoordt dat dat geen probleem is. Daarna schrijft verdachte dat zij gisteren het idee hadden dat de groei in lengte minder hard is gegaan, en dat ze nu ‘dikker’ aan het worden zijn.
De rechtbank stelt op basis van de foto’s van de woning vast dat zich in de woning niets anders bevond dat verzorging nodig had en kon groeien dan de hennepplanten in de kwekerij en gaat er daarom vanuit dat in deze berichten wordt gesproken over hennepplanten.
Op 6 april 2012 schrijft verdachte aan [medeverdachte 3] dat het al een jaar lang ruzie en een nare sfeer is in huis en dat dat allemaal voor het “F verhaal” nooit het geval was. Ze hoopten dat ze met de speurtocht en alle stress die gepaard ging met het kopen van het pand, een goede onderneming konden gaan beginnen waar een paar van hun vrienden ook de vruchten van konden plukken. [medeverdachte 3] antwoordt daarop dat dit hele verhaal hem al het geld van de wereld niet waard is.
Op basis van deze berichten, in combinatie met de tegenstrijdige verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] over de reden van aankoop van de woning en de omstandigheid dat uit de verbruiksgegevens van het elektriciteitsstation voor de woning blijkt dat sinds 2011 sprake is van een verhoogd stroomgebruik, is het naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de woning aan de [adres] te Walsoorden door verdachte en haar toenmalige man [medeverdachte 1] is gekocht met de bedoeling om daar in samenwerking met de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] een hennepkwekerij in te beginnen. Begin maart 2011, drie maanden na aankoop van de woning, is de kwekerij actief en worden er planten verzorgd. Dit laatste wordt ook ondersteund door de aantekeningen die door verdachte zijn gemaakt in een notitieboek (pagina 253 en verder), waarin vanaf 5 maart 2011 wordt geschreven over onder andere ‘de kleintjes in potten en sproeien’ in ‘hok 1’ en ‘hok 2’, ‘spint! Bestrijden spuiten!’, en ‘planten met gele bladeren Terra Flores (canna) gegeven’.
Op 6 juli 2015 is in de woning door de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met daarin in vier verschillende kweekruimtes in totaal 751 hennepplanten.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat zich in de tenlastegelegde periode een hennepkwekerij in de woning aan de [adres] te Walsoorden bevond.
De rol van verdachte bij de hennepkwekerij
Verdachte, heeft verklaard dat zij geen werkzaamheden verrichtte voor of in de hennepkwekerij, omdat zij vanwege haar heupklachten en claustrofobie de kelder waarin de hennepkwekerij zich bevond niet kon betreden. Enkel medeverdachten hebben die verklaring ondersteund. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij in de gehele periode na aankoop van de woning slechts vijf keer daar is geweest.
Uit de aantekeningen van verdachte in verschillende notitieboekjes en agenda’s komt een geheel ander beeld naar voren. In dat verband overweegt de rechtbank dat uit het dossier volgt dat de woning in Walsoorden door verdachte en de medeverdachten ‘de fazant’ werd genoemd, omdat in de omgeving veel fazanten rondliepen. In de aantekeningen en berichten van verdachte en berichten van medeverdachten wordt de woning vaak aangeduid met ‘F’. In het hierboven genoemde notitieboek zijn vele aantekeningen opgenomen die beginnen met ‘ [voornaam 4] + [voornaam verdachte] ’ met daarbij de waarnemingen en werkzaamheden die zijn verricht. Voor wat betreft maart 2011 corresponderen de data waarop deze observaties en werkzaamheden zijn gedaan met de hierboven genoemde e-mailberichten die door verdachte in die periode werden verstuurd aan [medeverdachte 3] . Zo komt uit het notitieboek naar voren dat ‘ [voornaam 4] en [voornaam verdachte] ’ – de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] en verdachte – er op 5 maart 2011 waren, en vervolgens op maandag 7 maart 2011 en dinsdag 8 maart 2011 ’s ochtends. De eerstvolgende aantekening is van 9 maart 2011 ’s avonds. Op woensdag 16 maart 2011 staat alleen de naam [voornaam 1] genoemd, zijnde [medeverdachte 3] .
Bij de aantekening van 7 maart 2011 wordt ook de naam [voornaam 2] , zijnde [medeverdachte 2] , genoemd, en op 18 maart 2011 [voornaam 3] , [voornaam 4] en [voornaam verdachte] . Op de kalender van 2011 zijn aantekeningen te zien als
- [voorletters 1] - [voornaam 1] F 10 juni 22011)
- [voorletters 1] - F - (kleintjes) en slapen (8 juli 2011)
- “Kni” [voorletters 2] (8 augustus 2011)
- F “KNI”+ opruimen (9 augustus 2011)
Over een aantekening op 8 september 2011 (“ [voorletters 1] en weer F” en “knip F”) heeft verdachte verklaard dat dat betekende dat zij dan naar de woning in Walsoorden moest, en dat ‘knip’ betekende dat er wiet werd geknipt in de woning.
Op kalenders van 2012 tot en met januari 2015 zijn soortgelijke aantekeningen opgenomen. Gelet op deze aantekeningen is verdachte op regelmatige basis in de woning in Walsoorden geweest en heeft zij daar werkzaamheden voor de hennepkwekerij verricht.
Het dossier bevat over de betrokkenheid bij de hennepkwekerij van de verdachten in dit onderzoek verder:
- een brief van [medeverdachte 2] , aangetroffen in de woning van verdachte en [medeverdachte 1] in [woonplaats] , waarin onder meer een opsomming wordt gegeven van het aantal dagen dat [voornaam 1] , [voornaam 2] , [naam] en [voorletter 1] en [voorletter 2] de laatste drie jaar hebben gewerkt, wordt gesproken over betalingen.
- een aantekening op de achterkant van een document, aangetroffen in de auto van [medeverdachte 4] , waarop onder de tekst ‘mijn voorstel’ is opgenomen een verdeling die luidt als volgt:
[voornaam 3] – 25%
[voornaam 4] – 25%
[voornaam verdachte] – 25%
[voornaam 2] – 12,5%
[voornaam 1] – 12,5%
Het is gelet op de overige stukken in het dossier aannemelijk dat deze afkortingen duiden op de namen [voornaam 3] ( [voornaam 3] ; [medeverdachte 4] ), [voornaam 4] ( [voornaam 4] ; [medeverdachte 1] ), [voornaam verdachte] ( [voornaam verdachte] ; verdachte), [voornaam 2] ( [voornaam 2] ; [medeverdachte 2] ), en [voornaam 1] ( [voornaam 1] ; [medeverdachte 3] ).
- een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] van 9 januari 2012, waarin [medeverdachte 1] hem in kennis stelt van een aan [voornaam 3] / [naam] gericht e-mailbericht dat [medeverdachte 1] naar [voornaam 3] / [naam] heeft gestuurd. Daarin schrijft [medeverdachte 1] :
“na een ‘turbulente’ start van ons samenwerkingsverband zijn de afgelopen acht maanden vrijwel vlekkeloos en plezierig verlopen. (…) Met
onssamenwerkingsverband doel ik op [voornaam 1] , [voornaam verdachte] en mijzelf. (…) Je hebt dingen besproken, met hem
(de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2] ), betreffende de Fazant. Tijdens mijn gesprek met [voornaam 2] werd mij duidelijk dat je [voornaam 2] wil gebruiken als boodschapper, via
hemwil communiceren over afspraken m.b.t. de fazant.
Ik accepteer dit zeker niet. Ik heb contact opgenomen met [voornaam 1] , ik heb dit besproken met [voornaam verdachte] en ook zij gaan hier absoluut niet mee akkoord. Als er wat besproken dient te worden m.b.t. de fazant, dan doen wij dit in goed overleg met ons vieren (…).
We hebben ons allen ingezet voor zeer professionele en goed lopende productie. Daar zijn we glansrijk in geslaagd en mogen daar terecht trots op zijn. Het is in ieders belang dat wat tot nu toe is bereikt, wordt gecontinueerd en verder wordt geperfectioneerd. Tegelijkertijd is de grootste discretie en veiligheid van essentieel belang. Het sleutelwoord is en blijft:
samenwerking.”
Ook hieruit volgt dat er een samenwerkingsverband bestond tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] die ziet op een productie en de fazant. Gelet op de overige stukken in het dossier ziet deze samenwerking naar het oordeel van de rechtbank op de hennepkwekerij. Blijkens dit bericht was het doel om deze samenwerking voort te zetten.
Verdachte heeft aangevoerd dat zij de aantekeningen in de notitieboeken en op de kalenders op verzoek en aanwijzing van [medeverdachte 1] heeft gemaakt, om zo – in strijd met de waarheid – het beeld te creëren dat zij ook werkzaamheden verrichtte voor de hennepkwekerij, om aldus te bewerkstelligen dat zij een volwaardig eigen aandeel in de verdeling van de winst zou krijgen, in plaats van één deel samen met [medeverdachte 1] . Er was volgens verdachte namelijk twijfel over haar rol en enige onenigheid over uitbetaling van winst aan [medeverdachte 1] en verdachte samen als één deel, of aan elk van hen afzonderlijk. Ondanks de aantekeningen in notitieboekjes en op kalenders is het nooit tot een aparte betaling aan haarzelf gekomen, aldus verdachte.
Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij de aantekeningen over de verrichte werkzaamheden in de notitieboekjes en op de kalenders steeds op de dag zelf heeft geplaatst, en deze niet achteraf bij elke dag heeft ingevuld.
Het alternatieve scenario dat verdachte ten aanzien van de aantekeningen heeft geschetst is niet aannemelijk geworden. In de eerste plaats wordt die verklaring niet ondersteund door andere stukken uit het dossier. Uit de aantekeningen op de achterkant van een document afkomstig uit de auto van [medeverdachte 4] volgt juist dat het de bedoeling was dat zij een eigen winstaandeel uitbetaald kreeg.
Daarbij komt dat het, uitgaande van de start van de hennepkwekerij begin maart 2011, opvalt dat door verdachte van meet af aan aantekeningen zijn gemaakt over ieders werkzaamheden voor de hennepkwekerij, terwijl er toen nog geen oogst en dus nog geen verdeling van de winst aan de orde was. Dat op dát moment al meteen twijfel bestond over de bijdrage van verdachte aan het exploiteren van de hennepkwekerij ligt niet voor de hand.
Dat verdachte geen werkzaamheden kón verrichten voor de hennepkwekerij, omdat zij de kelder niet in kon vanwege heupproblemen en claustrofobie acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Uit diverse aantekeningen op de kalenders blijkt dat verdachte op sommige dagen alleen naar de woning ging, aangegeven met ‘ [voornaam verdachte] F’ of ‘ [voornaam verdachte] - F kn’. Enkele data waarbij een dergelijke aantekening is gemaakt zijn woensdag 11 januari 2012,
12 januari 2012, 30 december 2012, 5, 8 en 11 januari 2013, 3 en 18 januari 2014, en
6 en 17 januari 2015. Dat zij niet (alleen) in de woning was om schoon te maken, maar (ook) om in de hennepkwekerij te werken leidt de rechtbank ook af uit de volgende
e-mailberichten.
- Op 18 maart 2011 schrijft verdachte in een e-mailbericht aan [medeverdachte 3] dat ze gisteren had ge-sms’t over het spintprobleem, ‘we hebben volop gespoten’, en ‘wij blijven maar een dagje langer dan gepland om nog een keertje te spuiten’. Ook schrijft ze ‘dan ben je er dus niet als we hier met de scharen aan de slag gaan…’. Verder is ze blij om te zien dat ‘onze’ extra aandacht van vorige week toch heel wat van de kleintjes heeft gered. Verdachte spreekt hier ten aanzien van werkzaamheden in de hennepkwekerij dus steeds in termen van ‘we’, ‘wij’ en ‘onze’, waaruit naar het oordeel van de rechtbank volgt dat verdachte zelf bij die werkzaamheden betrokken was.
- [medeverdachte 3] heeft in een e-mailbericht van 6 april 2012 aan [medeverdachte 1] geschreven dat hij op woensdag 15 februari om 10:00 uur bij de f is aangekomen, dat [voorletter 1] toen al ongeveer 90 op het bord had staan en ze dinsdagochtend al begonnen bleek te zijn. Donderdagochtend is [voorletter 1] weer richting huis vertrokken. [voornaam 4] en [voorletter 1] zouden in de middag komen, schrijft [medeverdachte 3] . De rechtbank gaat er vanuit dat de [voorletter 1] in dit bericht verdachte is, aangezien het bericht is gericht aan [medeverdachte 1] en verdachte [voorletter 1] destijds zijn partner was.
- In reactie op dit bericht heeft verdachte in een e-mailbericht van 6 april 2012 aan [medeverdachte 3] geschreven dat hij er niet in de ochtend was, maar in de middag, en dat zij woensdagochtend om 04:00 uur was begonnen. De laatste keer is ze wel eerder begonnen, ze wilde zoveel mogelijk doen, omdat [medeverdachte 3] niet zou komen en dat als men dan zou komen zij dan voor hem en voor haarzelf (200) klaar zou zijn, en er geen gezeik zou zijn. Maar dat ze na 170 niet meer kon en er doorheen zat.
De rechtbank gaat er vanuit dat dit bericht over werk in de hennepkwekerij gaat, gelet op het feit dat door [medeverdachte 3] ‘f’ wordt genoemd, wat staat voor fazant, de bijnaam van de woning. Verder gaat de rechtbank er vanuit dat het gaat om werk dat verdachte en [medeverdachte 3] allebei op een bepaalde plek verrichten en waarbij ook nog anderen (‘men’) bij zijn betrokken.
Medeplegen of medeplichtigheid?
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat verdachte samen met [medeverdachte 1] de woning in Walsoorden heeft gekocht met de bedoeling om daar samen met de drie andere medeverdachten een hennepkwekerij te starten. Zij heeft daarna, samen met de anderen, tot aan het moment dat de hennepkwekerij werd ontdekt op 6 juli 2015, werkzaamheden verricht ten behoeve van de hennepkwekerij. Ook heeft zij gedurende de periode meegedeeld in de winst. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten ten aanzien van dit feit, zodat het onder
1. primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij in het pand aan [adres] te Walsoorden in de ten laste gelegde periode op illegale wijze werd afgenomen. Er is geconstateerd dat een illegale aansluiting was gemaakt rechtstreeks op de aansluitkabel in de kelder. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om en voorzag de kwekerij rechtstreeks van spanning. Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist van de illegale afname van elektriciteit.
In gevallen zoals het onderhavige, waarin een hennepkwekerij wordt voorzien van stroom die ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond (ook) diefstal van elektriciteit wordt verweten, vereist die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. De omstandigheid dat de feitelijke verbrekingshandelingen niet door verdachte zijn gepleegd hoeft anderzijds ook niet aan een bewezenverklaring van diefstal van stroom in de weg te staan.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het doel van een hennepkwekerij is een zo hoog mogelijke opbrengst te creëren, waaraan inherent is dat de stroomvoorziening doorgaans ‘buiten de meter om’ gaat om de energiekosten te drukken en ontdekking van de kwekerij te voorkomen, zoals dat ook hier is gebeurd. Uit de strekking van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht volgt verder dat elektriciteit pas wordt weggenomen door het verbruik ervan door apparaten of installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet, in dit geval de hennepkwekerij. Uit de verbruiksgegevens van het elektriciteitsstation voor de woning blijkt dat sinds begin 2011 sprake is van een verhoogd stroomgebruik.
Mede gelet op de omvang van de hennepkwekerij, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de elektriciteit ten behoeve van deze hennepkwekerij illegaal werd weggenomen.
Gelet op het voorgaande en gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen en bewezen is verklaard, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de elektriciteit bij het telen van hennep en zich daarmee in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit. In dit kader overweegt de rechtbank dat gelet op het verband tussen het telen van hennep en de diefstal van de voor die hennepteelt gebruikte elektriciteit, ook de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij onderdeel uitmaakt van de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de verbrekingshandelingen heeft verricht, doet aan het voorgaande niet af. Ten aanzien van het ten laste gelegde wegnemen van elektriciteit in/uit een aansluitkast/meterkast is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden bewezen, nu is gebleken dat de elektriciteit vóór de meter werd afgetapt. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.