In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn aanvullende beurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Eiser, die studeert aan een universiteit, had op 11 april 2021 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend bij DUO. DUO kende hem een aanvullende beurs van € 165,47 per maand toe voor de maanden september tot en met december 2021. Na een wijziging op 29 augustus 2021, waarbij een lening van € 750,- per maand werd toegekend, stelde DUO op 12 oktober 2021 de hoogte van de aanvullende beurs voor 2022 vast op € 193,24 per maand. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar DUO verklaarde het bezwaar ongegrond op 16 december 2021. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarbij de rechtbank op 22 december 2022 de zaak besprak. De rechtbank schorste de behandeling om eiser de gelegenheid te geven een verklaring van het LBIO over de oninbaarheid van alimentatie van zijn vader te overleggen. Eiser overhandigde deze verklaring op 4 januari 2023, maar DUO weigerde het verzoek om het inkomen van zijn vader buiten beschouwing te laten. De rechtbank oordeelt dat DUO terecht de hoogte van de aanvullende beurs heeft vastgesteld op € 193,24 per maand, omdat de alimentatie van de vader niet als oninbaar kan worden beschouwd. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of schade.