In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veelpleger die zich schuldig heeft gemaakt aan drie winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. H. van Asselt. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 7 februari 2023, waar de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, de vordering tot tenuitvoerlegging behandelde. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van goederen ter waarde van in totaal 359 euro uit verschillende winkels, waaronder Adidas en Albert Heijn.
De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De verdachte heeft een lange geschiedenis van recidive en is geregistreerd als stelselmatige dader. De officier van justitie vorderde de oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar, gezien de eerdere straffen en de aanhoudende recidive. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid nam voor haar gedrag en dat er geen vertrouwen was in haar motivatie voor gedragsverandering.
De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was ter bescherming van de maatschappij en om de verdachte de kans te geven op hulpverlening binnen een ISD-setting. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat deze al ten uitvoer was gelegd. De uitspraak werd gedaan op basis van de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.