ECLI:NL:RBZWB:2023:1117

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3545
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens uitblijven betaling griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 16 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de RDW van 15 juli 2022 beoordeeld. Eiser had verzocht om restitutie van een bedrag van € 76,55, maar de rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit oordeel is gebaseerd op het niet tijdig betalen van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier moet zijn voldaan.

Eiser had op 30 juli 2022 een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar heeft niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de griffier om een formulier in te vullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is ontvangen binnen de gestelde termijn, waardoor het beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld. De rechtbank legt uit dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals ook in de mededeling aan eiser was vermeld.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat zij de zaak daarom niet inhoudelijk beoordeelt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3545 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

de directie van de RDW.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 15 juli 2022 inzake de weigering van het verzoek tot restitutie van een bedrag van € 76,55 wegens een ten onrechte aangevraagde schorsing.
1.2
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Partijen waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Uitblijven betaling griffierecht
3.1
Ingevolge artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt het griffierecht € 184,- indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.
3.2
Ingevolge artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb dient het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel te griffie te zijn gestort.
3.3
Ingevolge artikel 8:41, zesde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het verschuldigde bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld, dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4
Eiser heeft op 30 juli 2022 een beroep gedaan op betalingsonmacht van het griffierecht. Eiser is op 25 augustus 2022 verzocht om het formulier aangaande de betalingsonmacht binnen twee weken na verzending van de brief retour te sturen. Eiser heeft hier niet op gereageerd. Bij brief van 21 oktober 2022 is nogmaals verzocht om het formulier aangaande de betalingsonmacht binnen twee weken na datum van verzending van de brief retour te sturen. Eiser heeft hier nogmaals niet op gereageerd.
3.5
Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht is op 10 november 2022 afgewezen. In deze brief is aan eiser medegedeeld dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht er toe kan leiden dat de rechter het beroep niet-ontvankelijk verklaart.
3.6
Bij brief van 27 januari 2023 heeft de griffier van de rechtbank aan de indiener van het beroepschrift medegedeeld dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk 2 februari 2023 dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht. In deze brief is voorts vermeld dat als het verschuldigde bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven op de vermelde bankrekening, het beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden op zitting. De griffier heeft vastgesteld dat binnen de in laatstgenoemde brief gestelde termijn het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is gelet artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4 Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 16 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 8:41 van de Awb
1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. het griffierecht bedraagt:
a. € 50 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
b. € 184 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit,
c. € 365 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.
3. Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest.
4. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
5. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
6. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7. Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.
8. In andere gevallen kan het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.