ECLI:NL:RBZWB:2023:1114

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2130
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van bijzondere bijstand voor de aanschaf van een wasmachine

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2023, wordt het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun aanvraag voor bijzondere bijstand beoordeeld. Eisers, die zorg droegen voor hun meervoudig gehandicapte zoon, vroegen bijzondere bijstand aan voor de aanschaf van een nieuwe wasmachine en voor onderzoekskosten van de oude wasmachine. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de aanvraag op 10 maart 2021 afgewezen, maar heeft in een later besluit op 22 april 2021 een deel van de bijstand toegewezen, namelijk € 469,00 als leenbijstand voor de nieuwe wasmachine.

De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden de bijzondere bijstand als leenbijstand heeft toegekend. De rechtbank stelt vast dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor uitzondering 1 van het beleid, dat bijzondere bijstand als gift kan worden verstrekt als de aanvrager ten minste drie jaar een inkomen op bijstandsniveau heeft gehad. De rechtbank concludeert dat het college de bijzondere bijstand op juiste wijze heeft verstrekt en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de wettelijke kaders van de Participatiewet, met name artikel 51, dat de voorwaarden voor het verlenen van bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen regelt. De rechtbank bevestigt dat de hoofdregel is dat deze bijstand als leenbijstand wordt verstrekt, tenzij aan bepaalde uitzonderingen wordt voldaan. In dit geval is vastgesteld dat eisers niet aan de voorwaarden voor een uitzondering voldoen, waardoor de beslissing van het college in stand blijft. De rechtbank wijst ook op de gevolgen van de uitspraak, waarbij eisers geen griffierecht terugkrijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2130 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)

(gemachtigde: mr. J. Jansen).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van de aangevraagde bijzondere bijstand voor een nieuwe wasmachine en voor de onderzoekskosten van de oude wasmachine.
1.2
Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 10 maart 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 april 2021 op het bezwaar van eisers heeft het college de aangevraagde bijzondere bijstand gedeeltelijk toegewezen. Het college heeft op het beroep gereageerd met een kort verweerschrift, waarin wordt verwezen naar de overwegingen van het bestreden besluit.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de aangevraagde bijzondere bijstand gedeeltelijk heeft toegewezen door € 469,00 aan leenbijstand toe te kennen voor de nieuwe wasmachine. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Gelet op de behandeling ter zitting begrijpt de rechtbank dat de beroepsgronden van eisers niet gericht zijn tegen de afwijzing van de aangevraagde bijzondere bijstand van € 45,00 voor onderzoekskosten. De rechtbank zal deze afgewezen bijzondere bijstand dan ook niet behandelen. Het beroep richt zich tot de vorm waarin het college de bijzondere bijstand heeft toegekend voor de nieuwe wasmachine.
Oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Eisers droegen tot en met 24 januari 2021 de zorg voor hun inwonende, meervoudige gehandicapte en incontinente zoon. Zij ontvingen hiervoor ieder een persoonsgebonden budget (pgb). De zoon is op 24 januari 2021 overleden. Eisers ontvangen vanaf 24 februari 2021 een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden. Op 19 februari 2021 hebben eisers € 649,00 bijzondere bijstand aangevraagd voor de aanschaf van een nieuwe wasmachine en € 45,00 bijzondere bijstand voor onderzoekskosten van de oude wasmachine. Bij besluit van
10 maart 2021 heeft het college de aangevraagde bijzondere bijstand afgewezen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 maart 2021. In het bestreden besluit heeft het college de aangevraagde bijzondere bijstand gedeeltelijk toegekend. Voor de aanschaf van de wasmachine kent het college € 469,00 aan leenbijstand toe, omdat volgens het beleid voor duurzame gebruiksgoederen bijzondere bijstand in beginsel als leenbijstand wordt toegekend, niet is gebleken dat eisers niet hebben kunnen reserveren en er voor een wasmachine maximaal € 469,00 aan bijzondere bijstand wordt verstrekt. De onderzoekskosten wijst het college af, omdat deze kosten al zijn gemaakt voordat eisers de bijzondere bijstand hebben aangevraagd.
6. Eisers voeren aan dat zij moeten rondkomen van een minimuminkomen en dat de toegekende bijzondere bijstand als geldlening is toegekend. Voor de lening wordt maandelijks een deel op de uitkering ingehouden, waardoor eisers nog minder overhouden.
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat een wasmachine een duurzaam gebruiksgoed is. Ook is niet in geschil dat eisers recht hebben op bijzondere bijstand voor de aanschaf van de wasmachine, gelet op de bijzondere omstandigheid dat eisers de vorige wasmachine intensief hebben moeten gebruiken vanwege de beperkingen van de zoon. Het geschil spits zich toe tot de vraag of de bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand kon worden toegekend.
6.2
Volgens artikel 51, eerste lid, van de Participatiewet kan bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een geldlening, borgtocht of als gift. Het college voert ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand beleid, namelijk het beleid ‘Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten’ (beleid). Dit beleid houdt onder andere in dat de bijzondere bijstand als geldlening wordt verstrekt, als er bijstand wordt verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen.
De rechtbank stelt vast dat dit beleid niet is gepubliceerd en daarom niet als beleid als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar als vaste gedragslijn is aan te merken. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragslijn past binnen de wettelijke regels [1] en niet onredelijk is. Overigens wordt dat ook niet gesteld door eisers.
De hoofdregel van het beleid is dat voor duurzame gebruiksgoederen leenbijstand wordt verstrekt. Het beleid vermeldt vier uitzonderingen op deze hoofdregel. Dat is onder meer het geval als de aanvrager tenminste drie jaar een inkomen op bijstandsniveau heeft waardoor hij niet heeft kunnen reserveren voor de kosten (uitzondering 1 op de hoofdregel van het beleid) of als de aanwezige reserveringscapaciteit aantoonbaar is ingezet voor de aanschaf van andere noodzakelijke gebruiksgoederen (uitzondering 4 op de hoofdregel van het beleid). Ook wordt in het beleid van de genoemde hoofdregel afgeweken bij bijzondere bijstand voor de woninginrichting van een voormalige asielzoeker (uitzondering 2 op de hoofdregel van het beleid) of in geval van een buiten de schuld van eisers ontstane schuldensituatie (uitzondering 3 op de hoofdregel van het beleid). Ter zitting heeft de rechtbank de hiervoor benoemde uitzonderingen met partijen doorgenomen. De gronden van eisers komen erop neer dat eisers vinden dat zij vallen onder de hiervoor omschreven uitzondering 1.
6.3
Om te toetsen of sprake is van uitzondering 1 heeft het college een netto berekening van het inkomen van eisers voor 2020 en 2021 opgesteld. Uit deze berekening volgt dat zij, voorafgaand aan de toekenning van bijstand vanaf 24 februari 2021, een inkomen hadden dat lag boven de relevante bijstandsnorm. Dit inkomen betrof het pgb dat eisers ontvingen voor de opvang en verzorging van hun meervoudig gehandicapte zoon. Eisers hebben deze berekening van het inkomen niet betwist. De rechtbank kan de berekening van het college uit het bestreden besluit volgen en gaat voor 2020 uit van een inkomen van € 1.724,87 per maand (netto) en voor 2021 van een inkomen van € 1.724,48 per maand (netto). Het inkomen van eisers was, in de drie jaar voor de aanvraag, hoger dan de relevante bijstandsnorm. De bijstandsnorm voor gehuwden bedroeg op 24 februari 2021 namelijk € 1.536,34 per maand. Daarmee staat vast dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden van uitzondering 1. Het college heeft de bijzondere bijstand voor de wasmachine daarom op goede gronden (volgens de hoofdregel van het beleid) als leenbijstand toegekend.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Dat betekent dat het besluit van het college over de bijzondere bijstand in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 februari 2023 door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 35, eerste lid:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande (…) recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande (…) niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 51, eerste lid:
Bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.

Voetnoten

1.Artikel 51, eerste lid, van de Participatiewet.