ECLI:NL:RBZWB:2023:1112
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.H. Steenbergen, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 6 juli 2021, waarin de WIA-uitkering per 6 april 2020 werd geweigerd. Na een heroverweging heeft het UWV op 7 oktober 2022 besloten het bestreden besluit niet te handhaven, waardoor verzoeker recht bleek te hebben op de WIA-uitkering. Verzoeker trok vervolgens het beroep in en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor de beroepsfase vastgesteld op € 1.682,-, en heeft het UWV veroordeeld tot betaling van € 841,- aan verzoeker. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.