ECLI:NL:RBZWB:2023:1112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3442
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.H. Steenbergen, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 6 juli 2021, waarin de WIA-uitkering per 6 april 2020 werd geweigerd. Na een heroverweging heeft het UWV op 7 oktober 2022 besloten het bestreden besluit niet te handhaven, waardoor verzoeker recht bleek te hebben op de WIA-uitkering. Verzoeker trok vervolgens het beroep in en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor de beroepsfase vastgesteld op € 1.682,-, en heeft het UWV veroordeeld tot betaling van € 841,- aan verzoeker. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3442 WIA
uitspraak van 16 februari 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juli 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering van een WIA-uitkering per 6 april 2020.
Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft het UWV aangegeven het bestreden besluit niet te handhaven door zich op het standpunt te stellen dat verzoeker per 6 april 2020 wél recht op een WIA-uitkering heeft.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 7 oktober 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Nu het UWV in het besluit van
7 oktober 2022 al heeft aangegeven de proceskosten voor de bezwaarfase aan verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 1.082,-, liggen wat betreft proceskosten enkel nog de kosten van de beroepsfase voor. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.682,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 841,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 16 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.