4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
[moeder slachtoffer] heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter [slachtoffer] door verdachte. Zij verklaart dat zij op 8 september 2021 [slachtoffer] aan het douchen was en zag dat [slachtoffer] vermeed om haar vagina te wassen. [slachtoffer] zei ook dat ze het niet fijn vindt daar. [moeder slachtoffer] zei daarop dat niemand daar zomaar aan mag zitten, waarop [slachtoffer] zei dat iemand dat wel heeft gedaan. Toen ze vroeg of iemand anders daar aan had gezeten zei [slachtoffer] : “Ja [verdachte] ”. Op de vraag wat er gebeurd was, legde [slachtoffer] haar vingers op de arm van [moeder slachtoffer] en maakte een op en neer gaande beweging. Toen [moeder slachtoffer] vroeg waar hij dat had gedaan, wees [slachtoffer] naar haar kruis. [slachtoffer] heeft verder gezegd dat het was gebeurd toen zij 6 en 7 was en in bed en buiten. Nadat [moeder slachtoffer] verdachte hiermee confronteerde, appte verdachte [moeder slachtoffer] dat het maar één keer is gebeurd en dat hij dit niet had mogen doen en het nooit meer zal doen. Later appte hij dat het een tweede keer gebeurd is.
Een paar maanden later vertelde [slachtoffer] aan [moeder slachtoffer] dat ze een groter probleem heeft, omdat verdachte haar hand had vastgepakt en op zijn piemel had gelegd en dat hij haar ook had gelikt bij haar vagina. Voorts heeft [slachtoffer] briefjes geschreven waarop staat: ‘hij heeft iets gedaan wat niet mag’, ‘met zijn vinger bij mijn vagina gezeten’, ‘mijn hand bij zijn piemel’, ‘gelikt bij mijn vagina’. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte de stiefvader van [slachtoffer] was toen [slachtoffer] 6 en 7 jaar oud was.
Verdachte heeft de tenlastegelegde seksuele handelingen ontkend. Verdachte heeft verklaard dat het moet gaan om die keer dat hij [slachtoffer] heeft afgedroogd en met de handdoek tussen haar benen is gegaan. Ze had gezegd dat hij daar niet mocht komen. Toen heeft hij de handdoek aan haar gegeven. Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat hij ook een keer de vagina van [slachtoffer] heeft bekeken toen ze daar jeuk had.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of voor de aan verdachte tenlastegelegde handelingen voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Bewijsminimum
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de (beweerde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt in de regel en ook in deze zaak tot de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het gaat hierbij niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de verklaring van het slachtoffer in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Betrouwbaarheid aangifte [moeder slachtoffer]
Voor zover uit het betoog van de verdediging volgt dat de verklaring van [moeder slachtoffer] niet betrouwbaar is nu zij [slachtoffer] wellicht heeft gepusht overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen. Zoals hierboven reeds is overwogen heeft [slachtoffer] tegen haar verteld over de door verdachte gepleegde seksuele handelingen. Zij heeft dit tot twee keer toe uit zichzelf verteld. Daarbij heeft zij verteld dat verdachte over haar vagina heeft gewreven, haar hand op zijn penis heeft gelegd en dat hij haar vagina heeft gelikt. [moeder slachtoffer] heeft daarover zowel bij het informatieve gesprek als bij haar aangifte consistent en duidelijk verklaard. De rechtbank ziet nergens uit naar voren komen dat [slachtoffer] op wat voor manier dan ook gepusht is door [moeder slachtoffer] . Zij gaat blijkens haar aangifte uiterst voorzichtig te werk als [slachtoffer] verklaart over de seksuele handelingen Verder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring authentiek is. Ze schetst geen eenzijdig negatief beeld van verdachte, maar geeft ook aan hoe goed hij voor haar en de kinderen was.. Uit de WhatsApp gesprekken van 8 september 2021 leidt de rechtbank ook af dat er geen enkele aanleiding was om verdachte in een kwaad daglicht te stellen. Immers in de ochtend van die dag hebben verdachte en [moeder slachtoffer] contact op een wijze die niet duidt op een om enige reden verstoorde relatie. Integendeel. Dat geeft de rechtbank de overtuiging dat er geen reden is geweest voor [moeder slachtoffer] om verdachte onterecht te beschuldigen. De rechtbank komt gezien het vorenstaande dan ook tot de conclusie dat dat nergens uit blijkt dat [slachtoffer] is gepusht en dat de verklaring van [moeder slachtoffer] betrouwbaar is en
Betrouwbaarheid briefjes
[slachtoffer] heeft na de gebeurtenissen een knuffel ‘zorgvriendje’ gekregen waar zij briefjes in kon stoppen. Ze kon op deze briefjes haar problemen en zorgen opschrijven. In de knuffel werden vier briefjes aangetroffen door [moeder slachtoffer] , met daarop geschreven: ‘hij heeft iets gedaan wat niet mag’, ‘met zijn vinger bij mijn vagina gezeten’, ‘mijn hand bij zijn piemel’ en ‘gelikt bij mijn vagina’. De rechtbank overweegt dat dit ook spontane verklaringen van [slachtoffer] zijn.
De overige briefjes die later zijn aangetroffen laat de rechtbank buiten beschouwing nu deze door [slachtoffer] zijn geschreven nadat zij is gestart met de therapie. Het is bekend dat herinneringen van slachtoffers beïnvloed kunnen worden door een therapie. Wat [slachtoffer] volgens de verklaringen van [moeder slachtoffer] heeft gezegd nadat de therapie is gestart, wordt daarom ook buiten beschouwing gelaten.
Zowel voor wat [slachtoffer] heeft gezegd tegen haar moeder als de briefjes geldt dat [slachtoffer] zelf de bron is. Het verweer van de verdediging dat alles wat [slachtoffer] heeft gezegd of geschreven niet als bewijs kan dienen omdat er geen studioverhoor is gehouden en dat daarmee het hoofdbewijs ontbreekt, wordt verworpen. De combinatie van wat [slachtoffer] tegen moeder heeft gezegd en de door haar zelf geschreven briefjes vormt voldoende basis voor een verdere beoordeling.
Steunbewijs
Zoals hierboven reeds uiteen gezet blijkt uit de jurisprudentie, wil seksueel misbruik bewezen kunnen worden, dat in een geval als dit sprake moet zijn van steunbewijs. De verklaringen van anderen over wat [slachtoffer] heeft verteld, zijn in beginsel ontoereikend. Zoals vaak het geval is in zaken als deze waren er geen getuigen van de handelingen die door [slachtoffer] worden beschreven. De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van [slachtoffer] dat verdachte seksuele handelingen bij haar heeft verricht.
WhatsApp-berichten
Op 8 september 2021 vertelde [slachtoffer] dat verdachte seksuele handelingen bij haar had verricht. [moeder slachtoffer] heeft verdachte hiermee geconfronteerd. Op 8 september 2021 om 19.56 uur vraagt [moeder slachtoffer] aan verdachte om haar te bellen. Er volgen dan Whatsapp-gesprekken. Verdachte stuurt onder andere: “Schat da was 1 keer gebeurt en da doe ik nooit meer da was zelfs niet met bedoelingen gebeurt. kweet dak da nie had mogen doen en daar een probleem mee ging krijgen. Heb het dan ook echt nooit meer gedaan. Kwil jou en de kids niet kwijt uit mijn leven. kwil het je echt heel graag uitleggen schat”. Verdachte schrijft verder: “spijt me enorm. Laat aub politie erbuiten dan ga ikzelf wel me laten opnemen. Ben er zelf totaal niet fier op wat ik heb gedaan. Loop al een uur op de brug rond”. [moeder slachtoffer] vraagt wanneer het gebeurd was waarop verdachte reageert: “Hele lange tijd terug voor de vakantie nog”. Aangeefster vraagt wat verdachte wilde uitleggen. Verdachte stuurt hierop: “dat da totaal niet met bedoelingen geweest is die keer heb ik haar wille afdrogen en ja haar schaamstreek ook ma da wou ze niet. En sindsdien heb ik haar altijd zelf laten doen.” [moeder slachtoffer] geeft aan dat het verhaal van verdachte niet strookt met wat ze van [slachtoffer] heeft gehoord. Verdachte geeft nog een keer aan wat er is gebeurd met het afdrogen en stuurt verder als bericht: “en 1 keertje voor we naar zee gingen toen ik bij haar lag heb ik haar even aangeraakt en daar was ik achteraf zelf helemaal kapot van dat ik dat gedaan had. Heb ik me toen en nu nog steeds een slecht gevoel over en besef ma al te goed dat ik dat niet mocht doen. Das echt de waarheid schat”. Hij appt [moeder slachtoffer] ook nog: “Die 2 keer dat gebeurt is was al 2 keer teveel heb dat echt niet wille doen en al zeker niet mogen doen" en “Zoals ik al zei mijn gevoel zegt dat ik het deed om te weten hoe het was, want het wind me al zeker niet op of is niets op seksistisch vlak dat ik het deed”. Voorts laat verdachte in de WhatsApp-gesprekken meerdere malen weten er spijt van te hebben, dat hij zich enorm schaamt en dat hij het niet durfde te zeggen uit schaamte. Hij hoopt dat het niet aan de grote klok wordt gehangen omdat het al zwaar genoeg is voor hem en hij niet in de gevangenis wil belanden. Voorts bevat het dossier een bericht van verdachte op 22 september 2021 aan [vriendin moeder] – een vriendin van [moeder slachtoffer] – waarin verdachte, nadat [vriendin moeder] hem bericht “speel geen slachtoffer smeerlap” aangeeft dat het enorm fout is wat hij gedaan heeft, dat hij half in de grond zit van schaamte en verdriet en dat hij nooit zo geweest is en ook never nooit zo wil zijn.
Conclusie bewijsminimum
Naar het oordeel van de rechtbank is met deze reacties van verdachte aan het bewijsminimum voldaan. De aangifte van [moeder slachtoffer] en de briefjes geschreven door [slachtoffer] vinden op specifieke punten steun in ander bewijsmateriaal, te weten de WhatsApp-berichten van verdachte. De aangifte van [moeder slachtoffer] staat dus niet op zichzelf, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem seksueel heeft misbruikt door over haar vagina te wrijven, haar hand op zijn penis te leggen en haar vagina te likken. Daar tegenover staat het verhaal van verdachte dat hij niet meer gedaan heeft dan het aanraken van de vagina van [slachtoffer] met een handdoek tijdens het afdrogen en het naar haar vagina kijken toen [slachtoffer] zei dat ze daar jeuk had (dat laatste heeft hij voor het eerst ter zitting verklaard). De rechtbank is van oordeel dat de WhatsApp-berichten van verdachte niet passen bij een persoon die zijn stiefdochter per ongeluk tussen haar benen heeft aangeraakt bij het afdrogen en naar haar vagina heeft gekeken. De WhatsApp-gesprekken passen wel bij de verklaring van [slachtoffer] . Verdachte heeft namelijk specifiek geappt dat hij [slachtoffer] heeft aangeraakt toen hij bij haar lag en dat hij het heeft gedaan omdat hij wilde weten hoe het was. Dat past niet bij zijn lezing van het enkel afdrogen van de vagina en kijken naar de vagina omdat er sprake is van jeuk. Het is bovendien niet aannemelijk dat iemand daarvoor zoveel schaamte en spijt uit als verdachte heeft gedaan in zijn berichten. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door het bericht dat verdachte naar [vriendin moeder] stuurt. Ook dit bericht past bij de verklaring van [slachtoffer] en niet bij de lezing verdachte. Nadat verdachte van [vriendin moeder] een bericht ontvangt dat hij een smeerlap is, spreekt verdachte dat namelijk niet tegen, maar laat hij juist weten dat het enorm fout is wat hij heeft gedaan.
Conclusie
De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor het seksueel binnendringen nu [slachtoffer] daar zelf niet over verklaart en er naast de verklaring van [broer slachtoffer] geen steunbewijs uit het dossier naar voren komt. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen verder niet exact vaststellen hoe vaak de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en op welke data, maar wel dat de seksuele handelingen meerdere keren in de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden.