6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen. Twee daarvan zijn voorafgegaan door geweld of bedreiging met geweld. Met de gestolen pinpassen heeft verdachte vervolgens geld opgenomen en goederen gekocht. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een auto-inbraak.
Verdachte heeft met zijn handelen bij de gedupeerden overlast, ergernis en schade veroorzaakt en heeft zich laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Nog kwalijker is dat verdachte bij twee van deze diefstallen geweld heeft gebruikt, of heeft gedreigd met geweld. In het bijzonder rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij een kwetsbare 87-jarige vrouw heeft bestolen door haar op de grond te gooien, waardoor zij tien minuten op de grond heeft gelegen zonder dat zij kon opstaan. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat door het plegen van dit soort feiten onrust ontstaat in de buurt waar dit plaatsvindt en dat het maatschappelijk gevoel van onveiligheid toeneemt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij voorafgaand aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten, onder meer tot onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gevangenisstraffen en (in 2011) een ISD-maatregel. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapporten die over verdachte zijn opgemaakt. Hierin komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van langdurige verslavingsproblematiek (cocaïne en heroïne). Er is meermalen tevergeefs behandeling ingezet teneinde terugval in gebruik te voorkomen. De eerder opgelegde ISD maatregel verliep moeizaam.. Daarnaast is er geen sprake van een stabiele leefsituatie. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft al jaren geen dagbesteding. Het recidive risico wordt ingeschat als hoog.
Ook is er bij verdachte sprake van psychotische kwetsbaarheid en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast worden aanwijzingen gevonden voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Het advies vanuit de reclassering is te starten met een klinisch traject van (minimaal) zes maanden, waar nodig gevolgd door een beschermde/begeleide woonvorm. Tijdens dit klinische traject kan worden ingezet op de verslavingsproblematiek maar ook op de overige (praktische) leefgebieden, welke allen zorgen oproepen ingegeven vanuit de jarenlange verslavingsproblematiek. De reclassering adviseert, indien dit juridisch mogelijk is, een ISD-maatregel. Gezien de forse problematiek en het feit dat eerdere behandelingen negatief werden afgesloten, is dit volgens de reclassering het gewenste juridische kader.
Verdachte is volgens het reclasseringsrapport gemotiveerd voor voornoemd traject, maar ingeschat wordt dat hij gedurende het traject behoefte heeft aan motivering en ondersteuning vanuit de reclassering. Vanwege zijn huidige motivatie wordt geadviseerd de maatregel voorwaardelijk op te leggen.
ISD-maatregel?
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank stelt vast dat het strafblad van verdachte inmiddels 22 pagina’s beslaat. Eerdere (voorwaardelijke) straffen en reclasseringsinterventies hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij verdachte is regelmatig sprake van een terugval in het middelengebruik. Het lukt hem kennelijk niet om zelfstandig abstinent (oftewel clean) te blijven. Daarnaast ontbreekt het verdachte aan huisvesting en een stabiele leefsituatie. Er moet, zoals blijkt uit de rapportage van de reclassering, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Alles afwegend is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er geen andere mogelijkheid is om de maatschappij te beveiligen tegen het recidiverende en overlast veroorzakende gedrag van verdachte dan door oplegging van een ISD-maatregel. De rechtbank ziet aanleiding deze maatregel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Het is positief om te horen dat verdachte, na een aantal ingrijpende gebeurtenissen in zijn privéleven, nog nooit zo gemotiveerd is geweest om zijn leven een andere wending te geven als nu. Gelet hierop krijgt verdachte een kans om zelf aan zijn toekomst te werken en daarbij de hulp van anderen te accepteren. De rechtbank acht dit op dit moment niet alleen het beste voor verdachte, maar ook de beste kans voor de maatschappij om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten pleegt. Verdachte weet dat hij zelf in de hand heeft of de voorwaardelijke ISD-maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Deze stok achter de deur zal helpen ter bescherming van de maatschappij en ter bescherming van verdachte zelf.
Aan de voorwaardelijke ISD-maatregel zullen als voorwaarden een meldplicht bij de reclassering worden verbonden, de verplichting tot opname in een zorginstelling en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank bepaalt dat de voorwaardelijke ISD-maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Aan de voorwaarden hiervoor is voldaan nu verdachte twee diefstallen met (bedreiging met) geweld heeft gepleegd en aldus een misdrijf heeft gepleegd dat gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt bovendien dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan, indien hij niet direct na invrijheidstelling de benodigde hulp en begeleiding krijgt.