ECLI:NL:RBZWB:2023:1107

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
02-210190-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en inbraak met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 augustus 2022 een portemonnee en geld heeft gestolen van een 87-jarige vrouw, waarbij hij haar bij de nek greep en op de grond duwde. Daarnaast heeft hij op 16 augustus 2022 een telefoon en bankpasjes van een andere benadeelde gestolen, waarbij hij met een mes heeft gedreigd. De verdachte heeft ook geld gepind met de gestolen bankpassen en is betrokken geweest bij een inbraak in een auto op 18 april 2021. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van twee jaar, waarbij hij de kans krijgt om aan zijn toekomst te werken met hulp van anderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze maatregel niet alleen in het belang van de verdachte is, maar ook van de maatschappij, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot het betalen van deze schadevergoeding en heeft de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-210190-22
vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave,
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
op 17 augustus 2022 een portemonnee, pasjes en € 80,- heeft gestolen van [benadeelde 1] waarbij verdachte haar bij de nek heeft gepakt, op de grond heeft gegooid en heeft geroepen "geld, geld, geld";
Feit 2op 16 augustus 2022 een telefoon, bankpasjes, kentekenbewijs, rijbewijs en € 50,- van [benadeelde 2] heeft gestolen waarbij verdachte steek- en zwaaiende bewegingen met een mes heeft gemaakt;
Feit 3op 16 en 17 augustus 2022 meerdere geldbedragen heeft gepind door gebruik te maken van de bankpassen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
Feit 4op 18 april 2021 heeft ingebroken in de auto van [benadeelde 3] waarbij hij meerdere elektrische apparaten heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de aangiftes.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen en overwegingen met betrekking tot het bewijs
De vier ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 augustus 2022;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 17 augustus 2022 (pagina 24 e.v. van het eindproces-verbaal).
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 augustus 2022;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 20 augustus 2022 (pagina 33 e.v. van het eindproces-verbaal).
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 augustus 2022;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 17 augustus 2022 (pagina 24 e.v. van het eindproces-verbaal).
  • Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 20 augustus 2022 (pagina 33 e.v. van het eindproces-verbaal).
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 augustus 2022;
  • Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 18 april 2021 (pagina 16 e.v. van het eindproces-verbaal).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 17 augustus 2022 te Roosendaal een portemonnee, pasjes en € 80, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan door geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door die [benadeelde 1] bij de nek vast te pakken en op de grond te duwen en de woorden toe te voegen "geld, geld, geld";
2
op 16 augustus 2022 te Roosendaal een telefoon, bankpasjes, kentekenbewijs, rijbewijs en € 50, die aan [benadeelde 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door
met messen steek- en/of zwaaibewegingen in de richting van die [benadeelde 2] te maken;
3
in de periode van 16 augustus 2022 tot en met 17 augustus 2022 te Roosendaal in totaal € 98,50 (17-8-22) en € 99,95 (16-8-22), dat aan [benadeelde 1] (€ 98,50) en [benadeelde 2] (€ 99,95), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen hoeveelheden geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van door verdachte eerder gestolen pinpassen van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
4
op 18 april 2021 te Breda een scheerapparaat, omvormers, een keyboard, een lens, een koffer, een monitor en kabels, die aan [benadeelde 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van twee jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen. Twee daarvan zijn voorafgegaan door geweld of bedreiging met geweld. Met de gestolen pinpassen heeft verdachte vervolgens geld opgenomen en goederen gekocht. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een auto-inbraak.
Verdachte heeft met zijn handelen bij de gedupeerden overlast, ergernis en schade veroorzaakt en heeft zich laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Nog kwalijker is dat verdachte bij twee van deze diefstallen geweld heeft gebruikt, of heeft gedreigd met geweld. In het bijzonder rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij een kwetsbare 87-jarige vrouw heeft bestolen door haar op de grond te gooien, waardoor zij tien minuten op de grond heeft gelegen zonder dat zij kon opstaan. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat door het plegen van dit soort feiten onrust ontstaat in de buurt waar dit plaatsvindt en dat het maatschappelijk gevoel van onveiligheid toeneemt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij voorafgaand aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten, onder meer tot onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gevangenisstraffen en (in 2011) een ISD-maatregel. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapporten die over verdachte zijn opgemaakt. Hierin komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van langdurige verslavingsproblematiek (cocaïne en heroïne). Er is meermalen tevergeefs behandeling ingezet teneinde terugval in gebruik te voorkomen. De eerder opgelegde ISD maatregel verliep moeizaam.. Daarnaast is er geen sprake van een stabiele leefsituatie. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft al jaren geen dagbesteding. Het recidive risico wordt ingeschat als hoog.
Ook is er bij verdachte sprake van psychotische kwetsbaarheid en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast worden aanwijzingen gevonden voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Het advies vanuit de reclassering is te starten met een klinisch traject van (minimaal) zes maanden, waar nodig gevolgd door een beschermde/begeleide woonvorm. Tijdens dit klinische traject kan worden ingezet op de verslavingsproblematiek maar ook op de overige (praktische) leefgebieden, welke allen zorgen oproepen ingegeven vanuit de jarenlange verslavingsproblematiek. De reclassering adviseert, indien dit juridisch mogelijk is, een ISD-maatregel. Gezien de forse problematiek en het feit dat eerdere behandelingen negatief werden afgesloten, is dit volgens de reclassering het gewenste juridische kader.
Verdachte is volgens het reclasseringsrapport gemotiveerd voor voornoemd traject, maar ingeschat wordt dat hij gedurende het traject behoefte heeft aan motivering en ondersteuning vanuit de reclassering. Vanwege zijn huidige motivatie wordt geadviseerd de maatregel voorwaardelijk op te leggen.
ISD-maatregel?
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank stelt vast dat het strafblad van verdachte inmiddels 22 pagina’s beslaat. Eerdere (voorwaardelijke) straffen en reclasseringsinterventies hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij verdachte is regelmatig sprake van een terugval in het middelengebruik. Het lukt hem kennelijk niet om zelfstandig abstinent (oftewel clean) te blijven. Daarnaast ontbreekt het verdachte aan huisvesting en een stabiele leefsituatie. Er moet, zoals blijkt uit de rapportage van de reclassering, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Alles afwegend is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er geen andere mogelijkheid is om de maatschappij te beveiligen tegen het recidiverende en overlast veroorzakende gedrag van verdachte dan door oplegging van een ISD-maatregel. De rechtbank ziet aanleiding deze maatregel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Het is positief om te horen dat verdachte, na een aantal ingrijpende gebeurtenissen in zijn privéleven, nog nooit zo gemotiveerd is geweest om zijn leven een andere wending te geven als nu. Gelet hierop krijgt verdachte een kans om zelf aan zijn toekomst te werken en daarbij de hulp van anderen te accepteren. De rechtbank acht dit op dit moment niet alleen het beste voor verdachte, maar ook de beste kans voor de maatschappij om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten pleegt. Verdachte weet dat hij zelf in de hand heeft of de voorwaardelijke ISD-maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Deze stok achter de deur zal helpen ter bescherming van de maatschappij en ter bescherming van verdachte zelf.
Aan de voorwaardelijke ISD-maatregel zullen als voorwaarden een meldplicht bij de reclassering worden verbonden, de verplichting tot opname in een zorginstelling en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank bepaalt dat de voorwaardelijke ISD-maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Aan de voorwaarden hiervoor is voldaan nu verdachte twee diefstallen met (bedreiging met) geweld heeft gepleegd en aldus een misdrijf heeft gepleegd dat gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt bovendien dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan, indien hij niet direct na invrijheidstelling de benodigde hulp en begeleiding krijgt.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 6.660,61 en de wettelijke rente. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.648,26 te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schade is toereikend onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Het schadebedrag dat wordt toegewezen omvat de volgende posten:
Eigen risico schade Tesla € 1.250,00
Goederen € 1.398,26
Totaal € 2.648,26
De rechtbank overweegt hierbij dat [benadeelde 3] de schade aan de auto vergoed heeft gekregen van zijn verzekering (Interpolis), met uitzondering van het eigen risico. Het bedrag van dit eigen risico komt daarom voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast overweegt de rechtbank overweegt dat er voor goederen die ouder zijn dan één jaar een percentage voor afschrijving voor de waardevermindering wordt gehanteerd. De benadeelde partij heeft ter zitting heeft aangegeven dat de goederen niet ouder dan twee jaar waren op 18 april 2021. Op het gevorderde bedrag (€ 1.864,35) zal 25% aan afschrijving in mindering worden gebracht. Derhalve zal een bedrag van € 1.398,26 als schadevergoeding voor de goederen worden toegewezen. Het overige gevorderde voor de goederen zal worden afgewezen.
Over het verweer van de verdediging dat een aantal facturen niet gericht zijn aan [benadeelde 3] maar aan een stichting, stelt de rechtbank vast dat [benadeelde 3] ter zitting heeft aangegeven penningmeester te zijn van deze stichting en in dat kader de vordering heeft ingediend. Nu dit niet is betwist, kunnen deze kosten worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 18 april 2021.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38p, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
Feit 2: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
Feit 3: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Feit 4: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal laten opnemen en behandelen in een inrichting ter verpleging, te weten een forensische kliniek gespecialiseerd in mensen met een licht verstandelijke handicap, gedurende de termijn van twee jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich binnen 48 uur na onherroepelijk zijn van het vonnis meldt bij Novadic-Kentron (073-6409696: nader te bepalen als regio van de kliniek bekend is) en zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 2.648,26 wegens materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] € 2.648,26 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Beslag

- gelast de teruggave aan [benadeelde 1] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bankpas;
- gelast de teruggave aan [benadeelde 2] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bankpas;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.