ECLI:NL:RBZWB:2023:1091
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de voorzieningenrechter
Op 16 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de minister voor Rechtsbescherming, dat zijn aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) had afgewezen. De verzoeker had de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kon blijven. De verzoeker had in zijn verzoekschrift en in een aanvullende brief zijn financiële situatie uiteengezet, waarbij hij aangaf momenteel geen inkomsten te hebben en dat zijn grootste kostenpost de zorgverzekering was. Hij had bankafschriften overgelegd ter onderbouwing van zijn financiële noodsituatie.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid een belangrijke rol speelt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat hij in een situatie verkeerde die een spoedeisende maatregel vereiste. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.