ECLI:NL:RBZWB:2023:108
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet WIA
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het UWV heeft hem in een besluit van 10 november 2021 geïnformeerd dat deze uitkering de maximumduur zou bereiken en dat hij per 28 januari 2022 in aanmerking zou komen voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze beslissing ongegrond in een besluit van 9 juni 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Eiser was werkzaam als chauffeur en had zich ziekgemeld vanwege rugklachten. De rechtbank moest beoordelen of eiser per 28 januari 2022 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, wat zou betekenen dat hij recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank concludeert dat er nog behandelmogelijkheden voor eiser waren en dat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De verzekeringsarts heeft gemeld dat eiser een 'failed back surgery syndrome' heeft en dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van zijn belastbaarheid.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eiser niet in aanmerking komt voor de IVA-uitkering. De rechtbank ziet geen reden voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal en openbaar gemaakt op 6 januari 2023.