ECLI:NL:RBZWB:2023:108

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het UWV heeft hem in een besluit van 10 november 2021 geïnformeerd dat deze uitkering de maximumduur zou bereiken en dat hij per 28 januari 2022 in aanmerking zou komen voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze beslissing ongegrond in een besluit van 9 juni 2022.

De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Eiser was werkzaam als chauffeur en had zich ziekgemeld vanwege rugklachten. De rechtbank moest beoordelen of eiser per 28 januari 2022 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, wat zou betekenen dat hij recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank concludeert dat er nog behandelmogelijkheden voor eiser waren en dat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De verzekeringsarts heeft gemeld dat eiser een 'failed back surgery syndrome' heeft en dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van zijn belastbaarheid.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat eiser niet in aanmerking komt voor de IVA-uitkering. De rechtbank ziet geen reden voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal en openbaar gemaakt op 6 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3524 WIA

uitspraak van 6 januari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 10 november 2021 (primair besluit) eiser bericht dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering de maximumduur op 27 januari 2022 zal bereiken en dat hij daarom met ingang van 28 januari 2022 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en mr. X. Su als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling

2. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als chauffeur via een uitzendbureau voor ongeveer 28 uur per week. Voor dat werk heeft hij zich op 16 augustus 2018 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld vanwege rugklachten (na een rugoperatie).
Bij besluit van 11 mei 2020 heeft het UWV eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 13 juli 2020 in de vorm van een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit omdat hij vindt dat hij aanspraak maakt op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Het UWV heeft in het besluit van 14 december 2020 het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 15 februari 2022 (procedurenummer BRE 20/10407 WIA) het UWV de gelegenheid geboden de gebreken die kleefden aan het besluit van 14 december 2020 te herstellen door alsnog dit besluit van een correcte motivering te voorzien. Nadat het UWV hieraan gevolg had gegeven heeft de rechtbank bij de einduitspraak van 31 mei 2022 het besluit van 14 december 2020 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven vanwege de aanvullende motivering.
Met het primaire besluit heeft het UWV eiser per 28 januari 2022 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, omdat eiser weliswaar volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn.
In het bestreden besluit is het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser per 28 januari 2022 volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is of de volledige arbeidsongeschiktheid per 28 januari 2022 ook duurzaam is, zodat eiser recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie (lid 2). Ook wordt onder duurzaam verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat (lid 3).
5. Zoals de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896, en sindsdien herhaaldelijk heeft overwogen gaat het bij de vraag of er sprake is van duurzaamheid om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
6.1
De rechtbank is met het UWV van oordeel dat eiser op 28 januari 2022 niet duurzaam arbeidsongeschikt kan worden geacht, zodat hij niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Het UWV heeft voldoende onderbouwd dat er nog behandelmogelijkheden waren voor eiser en dat de belastbaarheid voor arbeid zou kunnen worden verbeterd.
6.2
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport gemotiveerd dat er geen sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Bij eiser is sprake van een ‘failed back surgery syndrome’ (FBSS) met pseudo-radiculaire klachten in het been na een rugoperatie in 2017 en diabetes mellitus type II met polyneuropathie in benen en armen. Voor de diabetes mellitus zijn medicijnen de hoeksteen van behandeling. Voor de FBSS staan pijnstilling en een multidisciplinair revalidatietraject ten dienste. In functionele zin kan de inzet van hulpmiddelen aan de orde zijn.
6.3
Voor wat betreft de verwachting over de verbetering van de belastbaarheid heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] het volgende gerapporteerd. Collega-verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft in november 2020 een inschatting van de prognose van de belastbaarheid gemaakt. Dit verzekeringsgeneeskundig oordeel over de duurzaamheid is in beroep bevestigd. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] vindt dit oordeel ook op de datum in geding nog actueel. Eiser is in oktober 2021 gestart met het revalidatietraject ‘Verspreide pijn’ waarbij onder meer als doelen zijn geformuleerd: het stimuleren tot (volhouden van) een actieve leefstijl, het optimaliseren van de fysieke conditie en het activiteitenniveau, het overwinnen van zijn angst voor inspanning/beweging en een optimale hervatting in werk/huishoudelijke taken. De revalidatie heeft dus tot doel de fysieke belastbaarheid te verbeteren. Eiser heeft deze revalidatie al na enkele weken vanwege tijdelijke wegrakingen moeten staken en pas na de datum nu in geding hervat. Een toename van de mobiliteit, verbetering van de nachtrust en (dus) meer energie zullen volgens verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] de fysieke beperkingen en de urenbeperking verkleinen. De inzet van een scootmobiel, zoals geadviseerd door de ergotherapeut, zal de mobiliteit en actieradius eveneens vergroten. De FML-aspecten ‘lopen’ en ‘lopen tijdens het werk’ dienen dan te worden gelezen als het zich per scootmobiel verplaatsen. Het ‘lopen’ en ‘lopen tijdens het werk’ zijn dan volgens de normaalwaardes mogelijk.

Conclusie

7. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen reden voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 6 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.