ECLI:NL:RBZWB:2023:1052

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
10092476_E15022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor grondwerkzaamheden en beoordeling van wanprestatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert [eiseres] B.V. betaling van € 4.801,- van [gedaagde] B.V. voor onbetaalde facturen betreffende grondwerkzaamheden die door medewerkers van [eiseres] zijn uitgevoerd in opdracht van [gedaagde]. De werkzaamheden vonden plaats in de gemeente 's-Hertogenbosch van 9 tot en met 18 oktober 2017. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald en voert aan dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd, wat volgens hen aanleiding geeft om de overeenkomst te ontbinden en de kosten van herstel te vorderen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet in gebreke heeft gesteld en dat er geen sprake is van wanprestatie aan de zijde van [eiseres]. Hierdoor is [gedaagde] verplicht de facturen te voldoen. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10092476 CV EXPL 22-3372
Vonnis van 15 februari 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: de heer [naam] , voormalig eigenaar van gedaagde partij.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2022;
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2023.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Op een project in de gemeente ’s-Hertogenbosch heeft [gedaagde] in opdracht van Vandervalk+Degroot B.V. werkzaamheden verricht. Voor een aantal grondwerkzaamheden heeft [gedaagde] twee medewerkers (hierna: koppel) van [eiseres] ingehuurd. Het ingehuurde koppel van [eiseres] heeft in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 18 oktober 2017 in opdracht van [gedaagde] op het project grondwerkzaamheden verricht.
Op 18 oktober 2017 is het koppel van [eiseres] van het project gestuurd.
Voor de verrichte werkzaamheden in de periode 9 oktober 2017 tot en met 18 oktober 2017 heeft [eiseres] twee facturen gestuurd aan [gedaagde] . Deze facturen zijn door [gedaagde] niet betaald.
In een emailbericht van 22 februari 2018 schrijft Vandervalk+Degroot B.V. het volgende aan [gedaagde] :
‘ [gedaagde] ,
Onderstaande mail heb ik ontvangen van firma [eiseres] . Jij hebt hiervan een cc ontvangen. Onze rioolmedewerker, zeker geen uitvoerder, heeft inderdaad bonnen afgetekend van de ploeg van [eiseres] heb ik begrepen.
Dit heeft hij gedaan omdat die ploeg aangaf anders geen salaris te ontvangen en hij was ook in de gemeente op andere werklocaties bezig.
Hij heeft alleen afgetekend o.b.v. de opgeschreven uren en zeker niets ter akkoord voor de uitgevoerde werkzaamheden.
Aangezien hij ook nagenoeg niet op het werk aanwezig is geweest, heeft hij dit ook nooit kunnen controleren en dus ook geen akkoord daarop kunnen geven.
De werkzaamheden zijn ook zeker niet naar tevredenheid uitgevoerd, daar wij alles opnieuw hebben moeten doen. Dit hebben wij direct nadat dit bekend was bij ons, bij jou aangegeven. In hoeverre jij dat bij [eiseres] hebt aangegeven is mij niet bekent.
Wij gaan deze kosten dan ook zeker niet betalen, o.b.v. een paraaf voor akkoord voor de aanwezige uren.
Kun jij mij deze bonnen overigens sturen, ik heb deze nooit ontvangen.
(…)’

3.Het geschil

3.1
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.801,-, vermeerderd met wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. In opdracht en voor rekening van [gedaagde] zijn door medewerkers van [eiseres] grondwerkzaamheden verricht. [gedaagde] heeft de aan haar verzonden facturen voor deze werkzaamheden ten onrechte niet betaald. Op grond van de wet is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd.
Voor zover [gedaagde] stelt dat het ingehuurde koppel geen goed werk heeft verricht, is dit pas in februari 2018 aan [eiseres] medegedeeld. [eiseres] betwist dat de werkzaamheden niet juist zijn uitgevoerd. Mochten er toch dingen verkeerd zijn gegaan, had [gedaagde] dit meteen moeten meedelen, dan had [eiseres] zo nodig een ander koppel naar het project gestuurd om het op te lossen. [gedaagde] is dan ook gehouden de facturen voor de verrichte werkzaamheden te voldoen.
4.2
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering en heeft de volgende stellingen naar voren gebracht. Al het werk dat is gedaan door het koppel van [eiseres] is fout uitgevoerd. Er moest een verbinding worden gemaakt vanuit het hoofdriool naar een nieuw gebouw. Met de werkzaamheden kwam het koppel veel te hoog uit. Al het uitgevoerde werk moest ongedaan worden gemaakt en het juiste werk moest opnieuw. Dit is gedaan door de eigen mensen van [gedaagde] . Omdat het werk niet goed is uitgevoerd, zijn de facturen niet betaald. Bij het ontvangen van de facturen, is dat ook tegen [eiseres] gezegd. Waarschijnlijk is dit ook wel gezegd bij het wegsturen van het koppel van het project. Het koppel is van het project gestuurd, omdat was gezien dat zij bij of in een coffeeshop zaten. Ook hing er een wietlucht om hun bus. Vanuit de opdrachtgever van het project, de gemeente ’s-Hertogenbosch, is toen ook gezegd dat zij het koppel niet meer op het werk wilde hebben.
4.3
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat medewerkers van [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] grondwerkzaamheden hebben verricht op een project in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Partijen zijn het er niet over eens of deze werkzaamheden juist zijn uitgevoerd en of [gedaagde] gehouden is de facturen voor de verrichte werkzaamheden te voldoen.
4.5
[gedaagde] betwist dat zij gehouden is de facturen te betalen, omdat de werkzaamheden fout zijn uitgevoerd. [gedaagde] stelt dat al het uitgevoerde werk door haar ongedaan is gemaakt en opnieuw is uitgevoerd. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat zij stelt dat er sprake is van wanprestatie aan de kant van [eiseres] en zij daarom de overeenkomst kan ontbinden en/of tegemoet moet worden gekomen in de door haar gemaakte herstelkosten.
4.6
De kantonrechter oordeelt ten aanzien van de vraag of er sprake is van wanprestatie en de overeenkomst daarom kan worden ontbonden en of [gedaagde] gehouden is de facturen te voldoen, als volgt. Er is sprake van wanprestatie, als één van de partijen in verzuim verkeert. In een situatie als deze is daarvoor vereist dat de ene partij de andere partij in gebreke stelt volgens de eisen van de wet. Op het moment dat voor [gedaagde] duidelijk was dat het ingehuurde koppel geen goed werk had afgeleverd, had [gedaagde] [eiseres] moeten laten weten wat er volgens haar niet goed was aan het uitgevoerde werk. Daarbij had [gedaagde] aan [eiseres] een redelijke termijn moeten bieden waarbinnen die fouten alsnog zouden worden hersteld. Pas als [eiseres] na deze ingebrekestelling de fouten niet zou hebben hersteld, zou zij in verzuim zijn. Daarna had [gedaagde] de overeenkomst wegens wanprestatie bijvoorbeeld kunnen ontbinden of een schadevergoeding kunnen vorderen voor de gemaakte herstelkosten. Dit uiteraard alleen indien de klachten ook terecht zijn. Uit de stukken en wat er tijdens de zitting is besproken, blijkt niet dat een dergelijke ingebrekestelling is verzonden. Ook blijkt niet dat [eiseres] , voordat [gedaagde] zelf tot herstel is overgegaan, [eiseres] in de gelegenheid heeft gesteld om de eventueel verkeerd uitgevoerde werkzaamheden zelf te herstellen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres] niet in verzuim verkeerde en [gedaagde] geen beroep kan doen op de gevolgen van wanprestatie, zoals bijvoorbeeld ontbinding van de overeenkomst.
4.7
Uit het voorgaande volgt, dat [gedaagde] gehouden is de facturen, voor het door het koppel van [eiseres] uitgevoerde werk, te voldoen. Tegen de hoogte van de facturen is op zichzelf geen verweer gevoerd. Ook tegen de gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, deze zal op grond van de wet worden toegewezen.
4.8
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
1.118,33
4.9
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.801,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
- het bedrag van € 2.722,00 ( [factuurnummer 1] ), met ingang van 15 november 2017,
- het bedrag van € 2.079,00 ( [factuurnummer 2] ), met ingang van 21 november 2017,
telkens tot de dag van volledige betaling,
2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.118,33,
3. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.