ECLI:NL:RBZWB:2023:105
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in WIA-zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de vergoeding van proceskosten. De verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin werd medegedeeld dat zijn WIA-uitkering niet zou wijzigen, ondanks dat hij meer arbeidsgeschikt was dan voorheen. Na een aantal besluiten van het UWV, waaronder een intrekking van het bestreden besluit, heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank concludeert dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door hem alsnog een IVA-uitkering toe te kennen. De verzoeker heeft kosten gemaakt voor rechtsbijstand, reiskosten en medische expertise, die door de rechtbank zijn toegewezen. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.298,37, inclusief het griffierecht dat het UWV verplicht is te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, M.H.A. de Graaf, en heeft de zaak geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.