4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1 en feit 2
Op 19 januari 2021 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het kader van de bijzondere beklagprocedure, zoals bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, het beklag van zowel [benadeelde 2] (de moeder van [slachtoffer 1] ) als dat van aangever [slachtoffer 2] gegrond verklaard en de vervolging van de beklaagden/verdachten [verdachte] en [zoon verdachte] (hierna: [verdachte] en [zoon verdachte] ) bevolen. De officier van justitie heeft daarop de zaken van de verdachten aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank dient daarom thans te beoordelen of zij tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en de strafbaarheid van de feiten en de verdachten kan concluderen.
Feiten en omstandigheden
Het eerste moment
De rechtbank onderscheidt twee momenten die in deze zaak in het bijzonder van belang zijn.
Het eerste moment heeft plaatsgevonden voor de toenmalige woning van de verdachten gelegen aan de [adres 1] in Tilburg. Daar was onenigheid tussen verdachten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over bierflesjes ontstaan.
De rechtbank volgt hiervoor de verklaringen die door de verdachten zijn afgelegd, nu deze grotendeels met elkaar overeenkomen en gedetailleerd en consistent zijn. Deze verklaringen worden bovendien op een aantal punten door andere bewijsmiddelen ondersteund.
[zoon verdachte] zag een kapot bierflesje bij de voordeur liggen. Toen hij het flesje met een bezem aan het opruimen was, zag hij de mannen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan komen lopen. Zij hielden flesjes bier vast in hun handen en waren volgens [zoon verdachte] “straalbezopen”. [slachtoffer 2] heeft in zijn eerste verklaring zelf ook aangegeven dat hij kort voor de gebeurtenis tijdens een barbecue zes tot tien flesjes bier had gedronken en heeft verklaard dat hijzelf dronken was en dat dat ook voor [slachtoffer 1] gold. Bovendien is op prints van camerabeelden te zien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen kort daarvoor op de [straatnaam 1] lopen en bierflesjes vasthouden en daaruit drinken.
[zoon verdachte] vader [verdachte] was intussen van zijn werk thuis gekomen en zag nog een ander bierflesje in de plantenbak voor zijn woning liggen. [zoon verdachte] sprak de mannen aan over het kapotte bierflesje voor zijn deur, of dat van hen afkomstig was en of ze het konden opruimen. Daarop gooide één van de mannen een flesje bier kapot voor de voeten van [zoon verdachte] . [zoon verdachte] zei dat de man rustig moest doen. Vervolgens haalde [slachtoffer 1] (de kleinste man) uit naar het gezicht van [verdachte] ; de eerste geweldshandeling. Volgens [verdachte] raakte hij hem daarbij met een vuist in zijn gezicht. Als reactie daarop sloeg [zoon verdachte] [slachtoffer 1] met de bezem op zijn schouder. De bezemsteel brak daarbij. Aansluitend daarop kwam [slachtoffer 2] achter [zoon verdachte] aan en sloeg hem met een bierflesje op zijn rug. Deze handeling past ook bij het letsel dat op de rug van [zoon verdachte] bij het sporenonderzoek is geconstateerd. [zoon verdachte] besloot weg te rennen in de hoop dat de mannen, althans één van hen, achter hem aan zouden komen en op die manier [verdachte] met rust zouden laten. Hij rende de hoek om bij het [straatnaam 2] . Dit is ook gezien door [getuige 1] .
[verdachte] heeft tijdens dit eerste moment kennelijk geen geweldshandeling verricht.
Verdachten hebben verklaard dat de mannen vanaf het eerste contact agressief overkwamen. Deze verklaring wordt ondersteund door de aangifte van [naam] , die kort voor het onderhavige incident zonder aanleiding door één van dezelfde dronken mannen onderuit was geschopt en een kopstoot had gekregen. Ook [slachtoffer 2] verklaart dat [slachtoffer 1] kort daarvoor aan een voorbijganger een kopstoot heeft gegeven en deze een aantal keren heeft geschopt. Deze omstandigheid, ondersteunt de rechtbank in haar oordeel dat de agressie vanaf het begin van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is uitgegaan.
Het tweede moment
Het plan van [zoon verdachte] om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van [verdachte] af te leiden mislukte. Uit de verklaringen van de verdachten en [getuige 1] is af te leiden dat de mannen weliswaar aanvankelijk achter [zoon verdachte] aanliepen – ook gevolgd door [verdachte] ‒ maar dat zij zich op enig moment omkeerden en zich geheel stortten op [verdachte] . [verdachte] heeft aangegeven dat hij eerst werd geschopt, waardoor hij op de grond viel. Dat hij op de grond was gevallen, nadat hij werd aangevallen, wordt bevestigd door [getuige 1] . Terwijl hij op de grond lag, begonnen de mannen met een bierfles en stokken of stukken bezemsteel op [verdachte] in te slaan. De verklaring van [verdachte] hieromtrent vindt niet alleen ondersteuning in de verklaring van [getuige 1] maar ook in de diverse verwondingen die [verdachte] op zijn lichaam heeft opgelopen, waaronder een hoofdwond die blijkens forensisch geneeskundig onderzoek is veroorzaakt door een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een gebroken glas of flesje. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat hij [verdachte] vijf à zes keer hard met een stok had geslagen.
Dit tweede moment heeft zich voorgedaan op de [straatnaam 1] ter hoogte van [huisnummer] .
Op enig ogenblik is de belaging van [verdachte] gestopt en zijn de mannen weggelopen. Volgens [getuige 2] waren beide mannen op dat moment gewond. [getuige 2] zag dat zij op de hoek van de straat gingen zitten. De politie trof hen even later gewond aan op dat kruispunt. [slachtoffer 1] bleek het zwaarst gewond te zijn. Zijn wonden werden dichtgedrukt door een omstander. De verklaring van [getuige 2] en de bevindingen van de politie corresponderen met het aangetroffen bloedspoortraject dat liep vanaf het trottoir voor de voordeur van [adres 2] tot op de hoek van de [straatnaam 1] en het [straatnaam 2] , aldaar eindigend in een bloedpoel. [verdachte] werd door de politie op de [straatnaam 1] met een bloedende V-vormige hoofdwond bij [huisnummer] aangetroffen.
Blijkens de beschikbare medische informatie werden [slachtoffer 1] meerdere steekwonden toegebracht, zoals in de rechterbovenbuik, het linker- en rechterbeen en het schaambeen. [slachtoffer 1] werd meermalen in het ziekenhuis aan deze verwondingen geopereerd. Vanwege het uitvallen van meerdere orgaanfuncties als gevolg van de geweldsinwerking en het forse bloedverlies daardoor, was een dusdanig kritieke toestand ontstaan dat verdere behandeling werd stopgezet en [slachtoffer 1] overleed.
[slachtoffer 2] bleek een scherprandige wond in de buik te hebben opgelopen met een lengte van 20 mm. Het voorwerp dat dit letsel had toegebracht was 5 tot 7 cm naar binnen gestoken. De wond kenmerkte zich door een scherpe V-punt.
Tussenconclusie
Gelet op het vorenstaande, met name het bloedspoortraject, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de locatie [adres 2] , tijdens het beschreven tweede moment, moeten zijn gestoken.
Door welke persoon en met welk voorwerp is gestoken?
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld of [verdachte] en/of [zoon verdachte] de mannen heeft/hebben gestoken en met welk(e) voorwerp(en) is gestoken.
Gebleken is dat het tweede moment zich afspeelde tussen de mannen en [verdachte] . [zoon verdachte] was weggelopen en nog niet teruggekeerd, zoals volgt uit zijn eigen verklaring en de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] . De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat hij niet heeft gestoken.
[verdachte] heeft verklaard dat hij, terwijl hij tegen de muur op de grond zat, een scherf van een bierfles die op de grond lag, had gepakt en dat hij daarmee zwaaiende bewegingen maakte in de richting van het been van één van de mannen. om zich te verdedigen tegen de aanval van de mannen waarbij hij met stokken op zijn hoofd werd geslagen. Tevens zegt hij met de glasscherf een snijdende beweging te hebben gemaakt met als gevolg dat hij de andere man in de buikstreek raakte. [getuige 1] heeft geen mes gezien. Op en rond de plaats delict ter hoogte van [adres 2] werd door de politie geen mes aangetroffen, wel – anders dan waar de officier van justitie vanuit gaat - glasscherven van gebroken bierflesjes (volgens verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ).
Door de forensisch geneeskundige bij de GGD is geconcludeerd dat het uiterlijk van de wond op de buik bij [slachtoffer 2] past bij een steekwond, die is toegebracht met een scherp en plat voorwerp. Als voorbeeld wordt een mes genoemd. Maar de gegeven conclusie sluit naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat ook een scherp en plat stuk glas als steekwapen kan hebben gefungeerd.
De buikwond bij [slachtoffer 1] wordt door de forensisch arts eveneens omschreven als een steekwond, maar daarbij wordt gesteld dat geen sluitend antwoord kan worden gegeven op de vraag met welk voorwerp dit letsel is veroorzaakt. De arts stelt dat het onwaarschijnlijk is dat de steekwond is veroorzaakt door één van de door de politie
onderzochteglasscherven – nu deze niet voldoende langwerpig en recht zijn ‒ maar dat dit niet geheel kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft in dit verband in aanmerking genomen dat de scherven die zijn onderzocht volgens de sporenlijst enkel afkomstig lijken te zijn van de locatie [adres 1] , niet van [huisnummer] of van de directe omgeving van [huisnummer] . Het is daarom niet ondenkbaar dat niet alle scherven door de politie zijn verzameld en veiliggesteld, dat er nog andere scherven aanwezig zijn geweest.
De aard van het letsel sluit aldus zeker niet uit dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met een glasscherf zijn verwond.
Ook het onderzoek naar de beschadigingen in de kleding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , sluit niet uit dat deze beschadigingen door een glasscherf zijn gemaakt.
[slachtoffer 2] verklaart als enige over de aanwezigheid van een mes en zijn verklaring vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Daarbij geldt dat zijn verklaring op een aantal, deels essentiële punten, wisselend is. De omstandigheid dat hij destijds dronken was, kan daaraan bijgedragen hebben. Zo heeft hij ook verklaard dat twee oudere mannen bij het voorval betrokken waren, terwijl [zoon verdachte] destijds pas 20 jaar oud was.
De rechtbank volgt daarom het scenario dat door [verdachte] is geschetst, dat aansluit bij de verklaring van [getuige 1] en de bevindingen van de politie.
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de (enige) persoon is geweest die zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft gestoken. Voorts gaat de rechtbank er anders dan de officier van justitie van uit dat verdachte met een glasscherf heeft gestoken en niet met een mes.
(Voorwaardelijk) opzet?
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat verdachte doelbewust, met vol opzet [slachtoffer 1] heeft gedood en [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te doden. Daarvoor ziet zij geen aanknopingspunten.
Echter, door half liggend/zittend op de grond met een glasscherf in de hand naar boven gericht op korte afstand van zijn belagers, die ook volop in beweging waren, zwaaiende en snijdende bewegingen te maken, heeft verdachte zich wel willens en wetens blootgesteld aan de − naar algemene ervaringsregels − aanmerkelijke kans dat hij de mannen met de scherf zou raken in de benen, de schaam- of buikstreek en ze daarmee zelfs dodelijk zou kunnen verwonden. Deze kans heeft hij welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gedood en [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te doden, zoals onder feit 1 primair en feit 2 primair is tenlastegelegd.