4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Chronologie van de gebeurtenissen
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de aangifte van de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over de bewuste avond van dinsdag 11 op woensdag 12 augustus 2020 stelt de rechtbank vast dat verdachte die nacht met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sterren heeft gekeken (de hierna genoemde “sterrennacht”). [slachtoffer 1] lag die avond in het bed van haar moeder omdat het te warm was op haar kamer. De moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lag op de bank omdat ze in die nacht met zijn allen naar de vallende sterren zouden kijken. Op enig moment na het sterren kijken is de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] naar bed gegaan en bleef verdachte alleen met [slachtoffer 2] beneden.
[slachtoffer 1] heeft kort na deze avond aan haar [nichtje slachtoffers] verteld dat verdachte tijdens de sterrennacht op haar was gaan zitten en met zijn penis over haar heen had gewreven toen ze in bed lag. Haar zusje [slachtoffer 2] kwam later bij het gesprek tussen [nichtje slachtoffers] en [slachtoffer 1] en hoorde een deel van het verhaal. [slachtoffer 2] zei toen dat er met haar hetzelfde was gebeurd toen zij alleen met verdachte beneden was.
[slachtoffer 2] verbleef hierna bij haar vader en stiefmoeder in huis en is op 23 augustus 2020 naar haar stiefmoeder gegaan en heeft tegen haar stiefmoeder verteld dat verdachte aan haar vagina had gezeten. De stiefmoeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft haar partner (de vader van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) gebeld. Vader was toen aan het wandelen met [slachtoffer 1] . De telefoon stond op luidspreker en terwijl vader in gesprek was met zijn partner, zei [slachtoffer 1] dat er met haar ook iets gebeurd was. Toen vader ophing, vertelde [slachtoffer 1] dat ze seksueel benaderd was door [verdachte] . [slachtoffer 1] en haar vader zijn naar huis gegaan waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] nogmaals hun verhaal hebben verteld tegen hun vader, hun stiefmoeder en hun moeder. Vervolgens heeft de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] namens beide meisjes aangifte gedaan.
Beide meisjes zijn in een kindervriendelijke studio verhoord.
[slachtoffer 1] heeft in het studioverhoor verteld dat er op meerdere momenten iets is gebeurd. Zij heeft -kortgezegd- verklaard dat er een incident in het bos is geweest waarbij verdachte haar zou hebben gevraagd of zij seks met hem wilde. Zij heeft verklaard over een incident tijdens de sterrennacht waarbij verdachte met zijn penis over haar heen zou hebben gewreven en zij heeft verklaard over een incident na het douchen waarbij verdachte haar vagina en billen zou hebben ingesmeerd met Sudocrem. [slachtoffer 2] heeft -kortgezegd- verklaard over een incident tijdens de sterrennacht waarbij verdachte over haar vagina zou hebben gewreven.
Verdachte heeft deze feiten ontkend. Tijdens de politieverhoren heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Ter zitting heeft verdachte verklaard.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Voor een bewezenverklaring dient er dan ook sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan aangeefster. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of ontucht als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
heeft consistent en consequent verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. [slachtoffer 1] heeft eerst tegen haar [nichtje slachtoffers] verteld dat verdachte over haar heen had gewreven met zijn penis. Niet [slachtoffer 1] , maar haar zusje [slachtoffer 2] , die zich even later bij het gesprek tussen [nichtje slachtoffers] en [slachtoffer 1] voegde, is naar haar stiefmoeder gestapt. [slachtoffer 1] was dus niet degene die als eerste is gaan verklaren tegen een volwassene. Ze heeft ook verklaard dat ze dat niet durfde en dat haar zusje wel naar haar stiefmoeder is gestapt, ook omdat ze die avond weer terug naar hun moeder en verdachte moesten. Juist het feit dat ze niet als eerste is gaan verklaren, maakt haar verklaring des te meer authentiek.
Tijdens de wandeling met haar vader begon [slachtoffer 1] , nadat ze hoorde dat haar stiefmoeder zei dat ze iets had gehoord wat niet door de beugel kon, spontaan te verklaren dat ze seksueel was benaderd door [verdachte] en thuis bevestigde ze haar verklaring nog een keer. Zij heeft verklaard dat ze in haar moeders bed lag en dat haar moeder op de bank lag, dat verdachte bij haar in bed is gekropen en dat hij toen met zijn penis over haar heen heeft gewreven. Op meerdere momenten in het studioverhoor komt zij op deze gebeurtenis terug en zij verklaart hier consistent over. De rechtbank is dan ook van oordeel dat haar verklaring dat verdachte tijdens de sterrennacht met zijn penis over haar lichaam heeft gewreven, betrouwbaar is. Dit onderdeel van de verklaring kan daarmee voor het bewijs worden gebruikt.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank anders voor haar verklaring over het insmeren met Sudocrem (wat onder feit 1 en in het tweede deel van feit 2 is tenlastegelegd). Hoewel er aanwijzingen zijn dat er wellicht een incident is geweest tussen verdachte en [slachtoffer 1] in de badkamer waarbij Sudocrem zou zijn gebruikt, is het niet duidelijk wanneer dit is gebeurd, in welke context dit zou zijn gebeurd en welke handelingen er precies zijn gepleegd door verdachte. Daarnaast is er ten aanzien van de verklaring van [slachtoffer 1] over het insmeren met Sudocrem mogelijk sprake van beïnvloeding. [slachtoffer 1] heeft in het studioverhoor pas op een heel laat moment, nadat de verbalisant zei: “er was nog iets met handen wrijven door [verdachte] ” verteld over het insmeren met Sudocrem. Ze verklaarde op pagina 67 van het studioverhoor dat verdachte haar ging insmeren, aan haar vagina voelde en helemaal aan het plasgaatje zat. Ook verklaarde ze dat verdachte daarbij helemaal in haar kont ging. Op pagina 70 verklaarde ze dat er ook was gemasseerd bij de vagina en de kont en op pagina 71 verklaarde ze -anders dan eerst- dat verdachte een keer op en een keer in haar onderbroek zat en niet bij haar poepgaatje zat. Ze plaatste dit incident in de sterrennacht, maar heeft dit tijdstip niet genoemd tegen haar stiefmoeder en haar vader. Zij hebben bovendien pas enige tijd nadat [slachtoffer 1] hen had verteld dat [verdachte] met zijn penis over haar lichaam had gewreven iets over dit incident gehoord van [slachtoffer 1] . De vader van [slachtoffer 1] heeft op pagina 141 verklaard dat [slachtoffer 1] hem had gezegd dat ze na het douchen irritatie had aan haar geslachtsdeel, dat ze aan het insmeren was en dat [verdachte] erbij kwam en het potje Sudocrem afpakte en haar alsnog insmeerde. De vader kan niet aangeven wanneer dit zou zijn gebeurd. De stiefmoeder heeft verklaard op pagina 149 dat [slachtoffer 1] tegen haar had gezegd dat verdachte -ondanks dat ze dit niet wilde- haar in was gaan smeren, maar dat toen hij dichter bij het gaatje van haar vagina kwam, [slachtoffer 1] zijn hand heeft weggeslagen en dat het toen stopte. Gelet op deze verschillen in de verklaringen kan de rechtbank niet vaststellen wat er exact op welk tijdstip is gebeurd en welke vermeende strafbare handelingen verdachte dan exact zou hebben verricht en kan de rechtbank bovendien niet uitsluiten dat sprake is geweest van beïnvloeding.
Van feit 1 dient verdachte dan ook vrijgesproken te worden.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2]
Anders dan bij [slachtoffer 1] , is de verklaring van [slachtoffer 2] niet spontaan tot stand gekomen. [slachtoffer 2] heeft volgens de verklaring van [slachtoffer 1] en haar eigen verklaring eerst gehoord dat er met [slachtoffer 1] iets zou zijn gebeurd toen zij erbij kwam terwijl [slachtoffer 1] met haar [nichtje slachtoffers] aan het praten was. [slachtoffer 2] heeft vervolgens tegen haar stiefmoeder en later tegen haar vader en moeder in bijzijn van [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte ook bij haar aan haar vagina zou hebben gevoeld. De rechtbank kan niet uitsluiten dat [slachtoffer 2] het verhaal van [slachtoffer 1] heeft opgepikt toen ze met [nichtje slachtoffers] sprak en dat [slachtoffer 2] daar een eigen verhaal van heeft gemaakt. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat [slachtoffer 2] in haar studioverhoor ook diverse malen teruggrijpt op hetgeen ze van en over [slachtoffer 1] heeft gehoord. Gelet hierop heeft de rechtbank twijfel bij de verklaring van [slachtoffer 2] . Deze twijfel dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd.
Concluderend spreekt de rechtbank verdachte daarom vrij van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Steunbewijs bij feit 2 (het incident tijdens de sterrennacht)
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval volgens de verklaring van moeder de gelegenheid heeft gehad om met [slachtoffer 1] alleen in bed te zijn voordat ze sterren zouden gaan kijken, zoals [slachtoffer 1] ook heeft verklaard. Immers, moeder lag op de bank en [slachtoffer 1] lag in haar bed. Verder ziet de rechtbank ondersteuning in het feit dat de vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] achteraf gezien al eerder signalen had afgegeven. Op een gegeven moment vroeg [slachtoffer 1] namelijk aan haar vader hoe oud ze moest zijn om weg te gaan bij mama. Op de vraag waarom ze dat vroeg, reageerde [slachtoffer 1] niet. Ook had [slachtoffer 1] een hangertje voor aan haar ketting gehad van verdachte en die had ze op een zeker moment van de ketting afgehaald en ze had gezegd: "Zo, die hoef ik niet meer te zien”. Ook aan moeder heeft [slachtoffer 1] kort voordat ze het vertelde gevraagd wanneer ze bij moeder weg kon.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de kinderen niet meer bij hun moeder wilden wonen en dat dat wellicht reden kan zijn geweest om de verklaringen af te leggen. De rechtbank legt deze verklaring om twee redenen terzijde. Verdachte heeft deze verklaring pas op zitting afgelegd nadat de inhoud van het procesdossier hem bekend was en hij zijn verklaring op deze inhoud kon afstemmen. Ook overigens is uit het dossier op geen enkele wijze naar voren gekomen dat er sprake was van problemen tussen de kinderen en hun moeder.
Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] voor wat betreft het onderdeel van de bewezenverklaring dat verdachte met zijn geslachtsdeel over het (boven)lichaam van [slachtoffer 1] heeft gewreven. Het overige onder feit 2 tenlastegelegde lijkt te zien op de gebeurtenissen met de Sudocrem, waarvan -zoals hiervoor is overwogen- niet wettig en overtuigend bewezen is dat dit heeft plaatsgevonden. Verdachte zal hiervan dan ook partieel worden vrijgesproken.