3.1.I In rechte staan de volgende feiten vast.
a. Op zaterdag 10 februari 2018 was [verweerder] samen met zijn vrouw, [vrouw verweerder] (hierna: “ [vrouw verweerder] ”), carnaval aan het vieren in [woonplaats] . [verzoeker] en zijn gezelschap waren op die dag ook carnaval aan het vieren in [woonplaats] .
b. [verweerder] en [vrouw verweerder] bevonden zich na de carnavalsoptocht in [café] te
[woonplaats] . [verzoeker] is eveneens naar [café] gegaan. Hij heeft buiten het café contact gehad met [vrouw verweerder] . Daarna zijn ze uit elkaar gegaan en is in ieder geval [vrouw verweerder] het café in gegaan. [vrouw verweerder] en [verweerder] zijn uit het café vertrokken en zijn [verzoeker] buiten nogmaals tegengekomen. Omstreeks 20:00 heeft daar toen een incident plaatsgevonden waarbij [verzoeker] door [verweerder] op zijn kaak is geslagen en daarna op zijn achterhoofd is gevallen. [verzoeker] verloor hierdoor tijdelijk zijn bewustzijn en is door een ambulance naar de spoedeisende hulp van het Amphia Ziekenhuis gebracht. De diagnose die toen werd gesteld betrof commotio cerebri, oftewel een hersenschudding.
c. De politie heeft naar aanleiding van het incident onderzoek ingesteld en onder andere getuigen gehoord.
d. Vanaf 14 februari 2018 bezoekt [verzoeker] zijn huisarts waarbij hij stelt klachten te ervaren zoals drukpijn, hoofdpijn en nekpijn. De huisarts raadt rust aan.
e. Op 19 maart 2018 meldt [verzoeker] zich nogmaals bij zijn huisarts, die hem in verband met slaapproblemen slaapmedicatie voorschrijft. Andere klachten die [verzoeker] stelt te ervaren (zwarte vlekken voor ogen, draaierig, hoofd- en nekpijn) worden niet behandeld door de huisarts. Hij stelt zichzelf onder behandeling bij een fysiotherapeut en cesartherapeut.
f. Op 17 april 2018 wordt [verzoeker] gezien door een neuroloog. Het herstel verloopt traag.
g. [verzoeker] heeft tot 5 juni 2018 geen werkzaamheden op zijn bedrijf - [bedrijf verzoeker] - verricht. Hij heeft daarom een beroep gedaan op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering. Die heeft hem voor 95% arbeidsongeschikt geacht.
h. Op 5 juni 2021 bezoekt [verzoeker] een neuroloog, die hem duidelijk maakt dat het veilig is om weer te werken.
i. De periode van arbeidsongeschiktheid duurde van 10 februari 2018 tot 6 juni 2018.
Gedurende voornoemde periode van arbeidsongeschiktheid nemen de ouders van [verzoeker] vrijwel alle werkzaamheden over in het bedrijf en in het huishouden van [verzoeker] . Dit behoudens het schoonmaken van de stal, waarvoor een professional werd ingehuurd.
j. Op 24 augustus 2018 is [verweerder] op een TOM-zitting geweest waar hij is gehoord door een officier van justitie. Hij is schuldig verklaard aan mishandeling van [verzoeker] . In de strafbeschikking is aan [verzoeker] een geldbedrag van € 619,12 toegewezen. [verweerder] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
k. [verzoeker] heeft [verweerder] bij brief van 28 januari 2019 aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die hij lijdt en heeft geleden als gevolg van het incident.