ECLI:NL:RBZWB:2022:977

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3446 & 21_3447 & 21_3448
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over omgevingsvergunningen en dwangsommen in Woensdrecht

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.H.U. Keizer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht. De zaak betreft drie beroepen die zijn ingesteld door eiseres tegen besluiten van het college met betrekking tot omgevingsvergunningen en dwangsommen. De beroepen zijn behandeld op de zitting van 13 januari 2022.

Eiseres had op 19 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het dichtmaken van een binnentrap in haar woning, met als doel drie zelfstandige woningen te creëren. Het college heeft de aanvraag op 7 april 2021 afgewezen, omdat deze in strijd was met het bestemmingsplan. Eiseres stelde dat er een van rechtswege verleende vergunning was ontstaan, omdat het college niet tijdig had beslist. De rechtbank oordeelde echter dat het college tijdig had beslist en dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege was ontstaan.

Daarnaast heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet betalen van dwangsommen door het college, omdat zij meende dat het college in gebreke was gebleven. De rechtbank verklaarde ook dit beroep ongegrond, omdat het college tijdig had beslist op de aanvraag. Tot slot was er een beroep tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het dichtmaken van een trapgat, waarbij de rechtbank oordeelde dat het college voldoende gemotiveerd had waarom het geen medewerking wilde verlenen aan de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat alle beroepen ongegrond zijn en dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/3446 WABOA, 21/3447 GEMWT en 21/3448 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaken tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , België,

eiseres,
gemachtigde: mr. R.H.U. Keizer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 10 augustus 2021 beroep ingesteld tegen:
- het door het college niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning ten behoeve van de woning op het perceel [adres] 1 in [plaatsnaam 2] (21/3446);
- het besluit van het college van 7 juli 2021 (bestreden besluit I) over het niet betalen van dwangsommen vanwege het niet tijdig bekend maken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning (21/3447); en
- het besluit van het college van 9 juli 2021 (bestreden besluit II) over het weigeren van een omgevingsvergunning voor het dichtmaken van een trapgat (21/3448).
De beroepen zijn behandeld op de zitting van de rechtbank op 13 januari 2022. Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde, en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 19 januari 2021 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de activiteit ‘bouwen’ voor het dichtmaken van een bestaande binnentrap van de woning op het perceel [adres] 1 in [plaatsnaam 2] (de woning).
Bij de projectomschrijving heeft eiseres aangegeven:
“Door uitsluitend de bestaande binnentrap dicht te maken van een te grote woning 3 zelfstandige woningen te maken. Aanvraag voor 3 huisnummer nl: 1d, e en f”.
In de ontvangstbevestiging van 19 januari 2021 heeft het college gesteld dat eiseres een aanvraag heeft ingediend voor het splitsen van de woning. De behandeling van de aanvraag vindt plaats op basis van de reguliere procedure met een standaard termijn van acht weken. De beslistermijn kan eventueel met een termijn van zes weken worden verlengd.
Bij besluit van 15 maart 2021 heeft het college de termijn om op de aanvraag te beslissen verlengd met zes weken.
Bij besluit van 7 april 2021 (primair besluit I) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Daarbij is aangegeven dat de aanvraag in strijd is met de regels van het bestemmingsplan, omdat woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing of anderszins niet is toegestaan. Het college heeft beoordeeld of vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) mogelijk is. Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1⁰ van de Wabo, gelezen in verbinding met artikel 5.9 (wijzigingsbevoegdheid) van het bestemmingsplan kan medewerking aan het bouwplan worden verleend.
Het bouwplan van eiseres voldoet echter niet aan de voorwaarden van artikel 5.9, omdat woningvermeerdering niet past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en omdat op eigen terrein niet kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.
Eiseres heeft op 29 april 2021 bezwaar gemaakt tegen primair besluit I. In het bezwaarschrift stelt eiseres dat het college met het primaire besluit I alleen de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ heeft geweigerd. Op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘handelen in strijd met regels van het bestemmingsplan’ is geen besluit genomen. De beslistermijn eindigde op 27 april 2021. Dit betekent volgens eiseres dat de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘handelen in strijd met regels van het bestemmingsplan’ van rechtswege is verleend. Eiseres verzoekt het college om de van rechtswege verleende beschikking binnen twee weken bekend te maken. Als het college dat niet doet zal eiseres het college in gebreke stellen.
Bij brief van 18 mei 2021 heeft eiseres het college in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende vergunning.
Bij besluit van 27 mei 2021 (primair besluit II) heeft het college gereageerd op de ingebrekestelling en het verzoek om dwangsommen vast te stellen, afgewezen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen primair besluit II.
Bij bestreden besluit I heeft het college de bezwaren van eiseres over het niet betalen van dwangsommen ongegrond verklaard.
Bij bestreden besluit II heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de weigering van de omgevingsvergunning, na correctie van de aanwezige fouten en na aanpassing en aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Beroep wegens het niet tijdig bekend maken van een beschikking van rechtswege (21/3446)
2. In paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een facultatieve regeling opgenomen voor de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen. Die paragraaf is alleen van toepassing, indien dat bij wettelijk voorschrift is bepaald. [1] Wanneer die paragraaf van toepassing is geldt dat een aangevraagde beschikking van rechtswege wordt gegeven, wanneer niet tijdig op de aanvraag is beslist. [2] De verlening van rechtswege geldt als een beschikking. [3] Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven. [4] Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege kan de belanghebbende beroep bij de bestuursrechter instellen. [5] Een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken én twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. [6]
Van rechtswege verleende vergunning?
3.1
De rechtbank moet beoordelen of er sprake is van een van rechtswege verleende vergunning.
3.2
Eiseres heeft op 19 januari 2021 één aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het dichtmaken van een bestaande binnentrap in de woning om drie zelfstandige woonruimten te maken. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Bebouwde kom [plaatsnaam 2] , 1e herziening’ heeft het perceel de bestemming ‘Centrum’. Binnen deze bestemming is woningvermeerdering niet toegestaan. [7] De aanvraag van eiseres heeft daarom betrekking op zowel de activiteit ‘bouwen’ [8] als op de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ [9] . Eiseres heeft één aanvraag ingediend, die op grond van het wettelijk systeem (dus van rechtswege) betrekking heeft op beide activiteiten. [10]
3.3
Het college moest binnen een termijn van 14 weken (8 weken + verlenging 6 weken) op de aanvraag van eiseres beslissen, te weten uiterlijk 27 april 2021.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat het college tijdig, op 7 april 2021, een besluit heeft genomen op de aanvraag, waarbij deze in zijn geheel – dus voor beide activiteiten – is afgewezen en de omgevingsvergunning voor het bouwplan van eiseres is geweigerd. Dat op de eerste pagina van primair besluit I alleen de activiteit ‘bouwen’ wordt genoemd, merkt de rechtbank aan als een kennelijke verschrijving van het college, die waarschijnlijk voortvloeit uit het feit dat eiseres in haar aanvraag alleen de activiteit ‘bouwen’ heeft vermeld.
Uit de tekst van primair besluit I blijkt echter dat het college ook heeft beoordeeld of de aangevraagde vergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend met toepassing van de in de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Dat de motivering van primair besluit I onvolledig was, omdat de zogeheten kruimelgevallenregeling [11] niet is benoemd, betekent – anders dan eisers veronderstelt - niet dat helemaal geen besluit is genomen ten aanzien van de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’.
3.5
Gelet op het voorgaande heeft het college tijdig op de aanvraag van eiseres besloten en is geen omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. Daarom zal de rechtbank het beroep wegens het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning ongegrond verklaren.
Beroep tegen het bestreden besluit I over dwangsommen (21/3447)
4.1
Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. [12] Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [13]
4.2
Het college heeft het verzoek van eiseres om dwangsommen vast te stellen vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, afgewezen. Nu het primaire besluit van 7 april 2021 tijdig is genomen, is het college geen dwangsommen verschuldigd. Het college heeft het verzoek om een dwangsom dan ook terecht afgewezen. Dit beroep zal de rechtbank ook ongegrond verklaren.
Beroep tegen het bestreden besluit II over de weigering omgevingsvergunning (21/3448)
5.1
Ter plaatse van de woning geldt het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom [plaatsnaam 2] , 1e herziening’. Ook maakt de woning onderdeel uit van het ‘Paraplubestemmingsplan gebruik wonen door huishoudens’. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan van eiseres in strijd is met deze bestemmingsplannen.
5.2
Het college heeft in bestreden besluit II alsnog gemotiveerd waarom het niet bereid is om medewerking te verlenen aan een verlening van omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling. Dit betreft een discretionaire bevoegdheid die de bestuursrechter slechts terughoudend mag toetsen.
5.3
Het college heeft bij zijn beoordeling in de eerste plaats aangesloten bij de voorwaarden om gebruik te maken van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Het plan is volgens het college in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het plan is niet opgenomen in de woningbouwplanning 2019 van de gemeente Woensdrecht. Het toevoegen van woningen zorgt voor een grotere overschrijding van de woningbouwplanning. De woningbouwplanning voorziet al in voldoende plannen om in de geprognotiseerde behoefte te voorzien. Daarnaast is de woning op de verdieping aan de straatzijde uitsluitend bereikbaar via een trap aan de buitengevel van de woning. Dit strookt niet met het in de woonvisie vastgelegde streven van de gemeente naar nultredenwoningen en levensloopbestendige woningen. Ook ontstaat door het bouwplan een volwaardige woning (nu nog mantelzorgwoning) op het achterterrein van een bestaande woning zonder directe verbinding met de straat. Voor een mantelzorgwoning, waarbij een afhankelijkheid bestaat tussen de woning in de tuin en de woning aan de straat, acht het college dat acceptabel.
Voor een volwaardige woning vindt het college de ligging in de tuin van een andere woning ongewenst. Ten slotte voldoet het bouwplan van eiseres niet aan de parkeernormen en zou ook nog een parkeerdrukonderzoek moeten plaatsvinden. Omdat het plan niet voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, heeft het college dat onderzoek achterwege gelaten.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in bestreden besluit II voldoende zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd waarom het niet bereid is om omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank acht deze motivering inzichtelijk en kan deze volgen.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de gemeente een beperkt woningcontingent heeft en dat het college daar zuinig mee om wil gaan. Alleen aan kwalitatief hoogstaande initiatieven, zoals nieuwbouw, wordt daarom medewerking verleend. Het initiatief van eiseres, waar zij een formele bouwaanvraag voor heeft ingediend, vindt het college niet kwalitatief hoogstaand. Het plan van eiseres stuit namelijk op een aantal stedenbouwkundige bezwaren. Zo is de woning op de eerste verdieping uitsluitend bereikbaar via een buitentrap, terwijl in de woonvisie wordt gestreefd naar nultredenwoningen. Daarnaast voldoet het bouwplan niet aan de parkeernormen.
Maar met name een zelfstandige woning in de achtertuin van een andere woning acht het college uit stedenbouwkundig oogpunt onwenselijk. De rechtbank is van oordeel dat het college op grond van deze argumenten in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen medewerking te verlenen aan het bouwplan van eiseres in afwijking van het bestemmingsplan.
Ter zitting heeft eiseres nog het standpunt ingenomen dat er in de kern [plaatsnaam 2] een behoefte bestaat aan sociale huurwoningen en dat zij die met haar bouwplan in die behoefte wil voorzien. Dit zou voor het college aanleiding moeten zijn om wel medewerking te verlenen. De rechtbank overweegt op dit punt dat het feit dat eiseres de woningen wil aanbieden voor een relatief lage huurprijs aan bijvoorbeeld starters nog niet betekent dat sprake is van sociale huur zoals die door woningcorporaties wordt aangeboden. Bovendien bestaat er volgens de gemachtigde van het college in de kern [plaatsnaam 2] geen tekort aan sociale huurwoningen.
Nu de beroepsgronden van eiseres niet slagen, zal de rechtbank ook dit beroep ongegrond verklaren.
Conclusie
6. De beroepen zullen ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 24 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 4:20b, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
7.Artikel 5.1, aanhef en onder f, van de planregels.
8.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
9.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
10.Artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo.
11.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2⁰ van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, negende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
12.Artikel 4:17, eerste lid, eerste volzin, van de Awb.
13.Artikel 4:18 van de Awb.