ECLI:NL:RBZWB:2022:951
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugvordering bijstandsbedrag op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz)
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 februari 2022, werd het beroep van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 oktober 2020, waarin haar bezwaren tegen een eerder besluit van 24 januari 2020 ongegrond werden verklaard. Dit eerdere besluit betrof de vaststelling van haar recht op bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) over de jaren 2016 en 2017, waarbij werd bepaald dat zij een bedrag van € 10.972,60 moest terugbetalen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet tijdig de benodigde informatie had verstrekt om haar recht op bijstand definitief vast te stellen. Eiseres ontving een Bbz-uitkering van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017, maar had nagelaten om tijdig bewijsstukken aan te leveren. Eiseres voerde aan dat zij onjuist was geïnformeerd over haar Bbz-uitkering en dat het college ten onrechte niet was overgegaan tot het middelen van haar inkomsten in 2017. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldoende was geïnformeerd over de voorwaarden van de bijstand en dat het college terecht had besloten tot terugvordering van het bijstandsbedrag.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het college de besluiten correct had genomen. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen eerdere toekenningsbesluiten, waardoor deze in rechte vaststonden. De rechtbank benadrukte dat de bijstand in de vorm van een lening werd verstrekt, wat impliceert dat terugbetaling mogelijk was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.