4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op 6 augustus 2020 kwamen rond 19:21 uur de eerste meldingen binnen bij de politie dat er geschoten zou worden op het parkeerterrein voor [winkel] aan de Umberstraat bij het Paletplein in Tilburg. Bij dit incident zouden meerdere mensen betrokken zijn. Ook werd er gesproken over een grijze Volkswagen Polo. De politie ging ter plaatse en zag dat er kogelinslagen in een ruit van een pand aan de Umberstraat zaten. Een bloedspoor leidde naar een flat aan de [adres] . In de woning troffen verbalisanten een persoon aan, dit bleek [verdachte] te zijn. De verbalisanten zagen dat hij handschoenen droeg en dat hij een verwonding aan zijn linkerhand had. Hij is ter plaatse aangehouden. In de woning van [verdachte] werden vervolgens een groot aantal wapens, munitie, verschillende patroonhouders en een demper aangetroffen. Een van deze wapens betrof een pistool van het type Zastava M75.
Op de plaats delict (hierna PD), te weten de Umberstraat te Tilburg, is forensisch onderzoek verricht. Op basis van de bevindingen uit deze onderzoeken stelt de rechtbank vast dat er op de PD elf hulzen zijn aangetroffen van twee verschillende kalibers en die zijn verschoten met twee verschillende wapens, waarvan acht hulzen zijn verschoten met de Zastava M75 die in de woning van [verdachte] is aangetroffen en drie hulzen met een ander wapen. Ook is er een onverschoten patroon aangetroffen van een geheel ander kaliber, namelijk 6,35mm Browning.
Op basis van camerabeelden van de PD is vastgesteld dat er drie auto’s betrokken zijn geweest bij het schietincident: een blauwe Hyundai Matrix, een babyblauwe Volkswagen Golf en een zilvergrijze Volkswagen Polo. Op de camerabeelden is te zien dat om 18:57 uur de Matrix kwam aanrijden en dat om 19:02 uur de Golf en de Polo kwamen aanrijden. De Golf en de Polo parkeerden achteruit in de parkeervakken aan de Umberstraat waar op dat moment al een gele Peugeot 106 stond geparkeerd.
De gele Peugeot en de Polo zijn onderworpen aan forensisch onderzoek. In de Peugeot zijn schotbeschadigingen aangetroffen. Er was een inschotbeschadiging in de voorruit, een uitschotbeschadiging in de deurstijl aan de binnenzijde en een doorschot in de bestuurdersstoel zichtbaar. Op de vloer van de bestuurdersstoel werd een kogelpunt aangetroffen.
Onderzoek aan de Polo wees onder meer uit dat de rechter achterruit was vervangen. Aan de linkerzijde was op een laag niveau een beschadiging nabij de sluitnaad van het linker portier zichtbaar. Hieruit wordt afgeleid dat er, gezien de beschadiging achter het linker voorportier, mogelijk minimaal éénmaal is geschoten met een (vuur)wapen op het voertuig.
Naarmate het onderzoek vorderde kwamen, naast [verdachte] , steeds meer betrokkenen bij het incident in beeld. Zo is er in het parkeervak naast de Peugeot een opgerookte sigarettenpeuk aangetroffen met daarop het DNA van [medeverdachte 1] . Ook kwam er even na het incident een vrouw naar de plaats delict, [naam 3] , om te vragen of de telefoon van haar vriend [medeverdachte 4] was gevonden. Hij was de telefoon kwijtgeraakt toen hij was weggerend van de schietpartij.
Uiteindelijk kwamen in het onderzoek acht verdachten naar voren: [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] . Zij hebben allen aangegeven dat er inderdaad een schietpartij heeft plaatsgevonden op het Paletplein. De meesten erkennen ook dat zij op het moment van het incident aanwezig waren op het Paletplein. Vast is komen te staan dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] , samen met getuige [getuige 1] , in de Matrix zaten toen ze ter plaatse kwamen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten toen zij op het Paletplein aankwamen in de Polo en [medeverdachte 7] reed in de Golf, waar ook zijn toenmalige vriendin [naam 1] in zat.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat verdachten op het Paletplein kwamen doen, wat de aanleiding van de schietpartij is geweest en welke rol verdachten daarbij hebben gespeeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat over het incident door getuigen en verdachten een veelvoud aan verklaringen is afgelegd. De lezingen van, met name, de verdachten lopen sterk uiteen. De rechtbank heeft daarom bij de waardering van het bewijs de objectieve bewijsmiddelen zoals het forensisch bewijs, telefoongegevens, camerabeelden en de verklaringen van de getuigen als uitgangspunt genomen en de verklaringen van de verdachten slechts voor het bewijs gebruikt voor zover zij steun bieden aan een of meerdere objectieve bewijsmiddelen.
Wat kwamen verdachten doen op het Paletplein?
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat alle verdachten, met uitzondering van [medeverdachte 4] , op het Paletplein waren om een wapendeal te sluiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Contacten
De telefoons van de verdachten zijn onderzocht op onderlinge contacten. Uit de telecomgegevens blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 5 augustus 2020 contact met elkaar hebben gehad. Om 13:03 uur stuurde [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] dat hij ‘het’ te duur vindt. [medeverdachte 2] stuurde om 17:59 uur een bericht aan [medeverdachte 3] waarin hij liet weten dat de prijs die hij heeft genoemd de prijs is “als je één wapen koopt, maar als je meer koopt dan zakt de prijs”. Om 18:25 uur heeft [medeverdachte 3] gevraagd “wat ie heeft”, waarop [medeverdachte 2] heeft geantwoord dat het gaat om “vier glocks, twee Glock 17 en twee Glock 19”. Daarnaast volgt uit de berichten die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar elkaar stuurden dat er sprake moet zijn van zo min mogelijk mensen, omdat ze dan goed kunnen verdienen. [medeverdachte 2] heeft in voormeld verband ook verklaard dat [medeverdachte 3] hem tijdens een ontmoeting had gevraagd of hij aan een wapen kon komen voor een vriend van hem.
In de telefoon van [medeverdachte 1] is een Snapchatcontact aangetroffen met de contactnaam “ [naam 2] ”. Dit contact is door [medeverdachte 1] op 5 augustus 2020 in zijn telefoon opgeslagen. De voornaam van [medeverdachte 3] is [voornaam] en [naam 2] blijkt ook de WhatsAppnaam van [medeverdachte 3] te zijn. [medeverdachte 2] heeft bovendien verklaard dat “ [naam 2] ” de Snapchat van [medeverdachte 3] is. Hij heeft bevestigd dat hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact heeft gebracht via Snapchat door op 5 augustus 2020 de accounts van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uit te wisselen. Daarbij komt dat [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat iemand hem in contact heeft gebracht met [medeverdachte 3] . De rechtbank gaat er daarom van uit dat “ [naam 2] ” de Snapchat is van verdachte [medeverdachte 3] . Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat [medeverdachte 2] de benodigde gegevens heeft verstrekt en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] daarna contact hebben gehad via Snapchat.
Op 6 augustus 2020 om 15:04 uur vond er contact plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] stuurde [verdachte] een bericht met als inhoud: "Yo komt van nimijgen, daar hij is alle 4 regele, hoor ik hoelaat hij kan kome, hoop nog vandaag". Dit bericht is om 15:07 uur door [verdachte] gelezen. Ook was er in de periode rondom de ontmoeting, tussen 18:53 uur en 19:32 uur, driemaal telefonisch contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] , waarbij er steeds gesprekken plaatsvonden van enkele seconden.
Ten aanzien van het naar [verdachte] in de middag verzonden bericht heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij dit inderdaad naar [verdachte] heeft gestuurd en dat dit zag op de afspraak op het Paletplein. Hij heeft ook verklaard dat hij dacht dat de mensen waarmee een afspraak was gemaakt op het Paletplein uit Nijmegen kwamen. Dat hadden ze gezegd en dat heeft hij aan [verdachte] ( [verdachte] ) gestuurd.
Ontmoeting in het Spoorpark op 6 augustus 2020
Van alle verdachten zijn de historische verkeersgegevens van hun telefoons opgevraagd en onderzocht. Op basis hiervan zijn de reisbewegingen van de verdachten in aanloop naar de ontmoeting op het Paletplein in kaart gebracht. Hieruit kan worden afgeleid of en zo ja wanneer de telefoons van de verschillende verdachten op dezelfde plek waren.
De telefoons van [naam 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben op 6 augustus 2020 rond 18.12 uur allemaal een zendmast in de nabije omgeving van het Spoorpark aangestraald. Uit de verkeersgegevens volgt dan ook dat er vermoedelijk voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein nog een ontmoeting heeft plaatsgevonden, in het Spoorpark te Tilburg.
Dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden in het Spoorpark vindt steun in verschillende door verdachten afgelegde verklaringen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er in de middag van 6 augustus 2020 een afspraak bij het Spoorpark was, waarbij hijzelf, [medeverdachte 1] (in een grijze Volkswagen Polo), [medeverdachte 3] (met nog wat andere mannen) en een blauwe Volkswagen Golf aanwezig waren. [medeverdachte 2] verklaarde ook dat zij daarna met zijn allen uiteindelijk naar het Paletplein zijn gereden.
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] in een auto zat, dat er van tevoren een afspraak was en dat het zou kunnen dat dit in het Spoorpark was. Hierbij waren de jongens van buiten de stad aanwezig. Die jongens reden in een blauwe Golf 7 en een grijze Polo. [medeverdachte 6] verklaarde verder dat [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) ook aanwezig was. [medeverdachte 1] heeft op zijn beurt ook verklaard dat er van tevoren een afspraak in het Spoorpark was, waarbij hij aanwezig was.
In de verklaringen is niet concreet benoemd wie de persoon was die met de blauwe Volkswagen Golf naar het Spoorpark was gekomen en naar het Paletplein reed. Er is enkel een omschrijving gegeven van deze persoon. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat het [medeverdachte 7] is geweest die met een blauwe Volkswagen Golf op het Paletplein is aangekomen. Op het Paletplein was [medeverdachte 7] gelijktijdig aanwezig met enkele andere personen die in het Spoorpark aanwezig waren. Dit in combinatie met de hiervoor genoemde zendmastgegevens maakt dat de rechtbank vaststelt dat [medeverdachte 7] de persoon was die met de blauwe Volkswagen Golf aanwezig was in het Spoorpark, voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] op 6 augustus 2020 aanwezig waren bij de afspraak in het Spoorpark en dat zij zich daarna hebben verplaatst naar het Paletplein.
Ontmoeting PaletpleinUit de camerabeelden en de verschillende verklaringen blijkt vervolgens dat [verdachte] en [medeverdachte 7] op het Paletplein met elkaar hebben gesproken. Ten tijde van deze ontmoeting waren op het plein ook [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aanwezig.
Zoals hiervoor vermeld heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 3] contact met hem zocht, omdat een bekende van hem een wapen wilde kopen. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 3] vervolgens via Snapchat in contact gebracht met [medeverdachte 1] . Bovendien herkende [medeverdachte 2] bij de politie op een foto [verdachte] als degene die een wapen kwam kopen.
[medeverdachte 1] bevestigde bij de politie dat iemand hem met [medeverdachte 3] in contact heeft gebracht en dat hij vervolgens ook weer iemand met [medeverdachte 3] in contact heeft gebracht. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij partijen heeft samengebracht om tot een illegale deal te komen.
Gelet op het voorgaande en de bewijsmiddelen als opgenomen in bijlage II, is de rechtbank van oordeel dat er een afspraak is gemaakt op het Paletplein om een of meerdere wapens te (ver)kopen. In de berichten die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar elkaar hebben gestuurd, wordt ontegenzeggelijk gesproken over de aankoop van wapens, waarbij het expliciet gaat over prijzen en soorten wapens.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarnaast worden vastgesteld dat de persoon die [medeverdachte 1] heeft aangedragen als leverancier van een of meer wapens [medeverdachte 7] betreft. Afgezien van de opmerkingen van [verdachte] over wat hij kwam kopen, heeft hij zichzelf altijd als aankopende partij gepositioneerd. Hij had bovendien een geldbedrag bij zich. Gelet daarop stelt de rechtbank vast dat [verdachte] op het plein aanwezig was als koper.
Op basis van het voorgaande en de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II gaat de rechtbank van het volgende uit. [verdachte] wilde een of meerdere wapens kopen. [medeverdachte 3] benaderde vervolgens [medeverdachte 2] voor de aankoop van een of meerdere wapens. Hij heeft met [medeverdachte 2] contact onderhouden ten aanzien van de voortgang van de deal door onder andere te spreken over de prijs, hoeveelheid en het type van deze wapens. [medeverdachte 2] heeft op enig moment [medeverdachte 1] via Snapchat in contact gebracht met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] heeft op zijn beurt contact gezocht met [medeverdachte 7] . [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 6] erbij betrokken, die informatie over de afspraak heeft doorgespeeld aan [verdachte] door hem te berichten dat de jongens uit Nijmegen komen en dat hij hoopt dat de afspraak diezelfde dag plaats zou vinden, namelijk op 6 augustus 2020. Dit is uiteindelijk ook gebeurd. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben [verdachte] en [medeverdachte 7] bij elkaar gebracht om te komen tot een illegale deal, te weten de aan- dan wel verkoop van wapens. Voorts heeft er op 6 augustus 2020, voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein, in ieder geval een ontmoeting in het Spoorpark plaatsgevonden. Hierbij waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] aanwezig. Zij zijn vervolgens gezamenlijk in drie auto’s naar het Paletplein gereden waar de wapendeal plaats zou vinden. Eenmaal op het Paletplein aangekomen is de deal om onbekende redenen niet doorgegaan.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat de verklaring van [medeverdachte 1] dat het ging om “iets illegaals’’ kan zien op de beroving. De rechtbank is echter van oordeel dat wanneer deze verklaring in samenhang met de andere bewijsmiddelen wordt bezien, vast is komen te staan dat dit ziet op de wapendeal.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het bericht dat hij van [medeverdachte 6] in de middag van 6 augustus 2020 heeft ontvangen, niet voor hem bestemd was en dat hij om die reden ook niet op het bericht heeft gereageerd. De rechtbank acht het onaannemelijk dat het bericht dat door [medeverdachte 6] naar verdachte is verstuurd niet voor hem bestemd was. [medeverdachte 6] heeft namelijk zelf verklaard dat hij het bericht naar verdachte heeft gestuurd en dat het betrekking had op de afspraak op het Paletplein. Daarbij komt dat verdachte op 6 augustus 2020 meerdere keren contact heeft gehad met [medeverdachte 6] .
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij aanwezig was op het Paletplein om een auto te gaan kopen. Hij kan echter niet verklaren voor welk bedrag hij de auto zou kopen, van wie hij deze zou kopen of wat de staat van de aan te kopen auto was. Daarbij komt dat medeverdachten verklaren dat er sprake was van iets illegaals en dat het ging om een wapendeal. Gelet op voorgaande, mede in het licht bezien van de onderlinge telefonische communicatie, acht de rechtbank dit deel van zijn verklaring ongeloofwaardig. Anderen zouden de koop voor verdachte hebben geregeld, maar dit blijkt nergens uit. [medeverdachte 3] verklaart weliswaar dat verdachte een auto wilde gaan kopen, maar ook hij geeft geen enkel detail over de auto zelf, de voorwaarden waaronder de koop zou plaatsvinden of de verkoper van de auto. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat hij een auto wilde kopen dan ook ter zijde.
De door de verdediging gevoerde verweren worden door de rechtbank verworpen. Feit 2, de poging tot het voorhanden krijgen van een of meer vuurwapens kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Wat ging er mis?Volgens het Openbaar Ministerie is de wapendeal uiteindelijk niet tot stand gekomen, maar is [verdachte] bestolen van zijn geld en is hierbij (vuurwapen)geweld gebruikt. Bij de beoordeling van de vraag wat er tijdens de ontmoeting van [verdachte] en [medeverdachte 7] in aanwezigheid van de andere verdachten op het Paletplein is gebeurd, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De worsteling
Uit het dossier volgt dat op het Paletplein een conflict is ontstaan tussen [medeverdachte 7] en [verdachte] . Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij twee mannen zag staan. Een donkere man en een Marokkaanse man. De Marokkaanse man trok aan een zak en de donkere man gaf die zak niet af. Hierop zijn er door deze beide personen vuurwapens getrokken. De rechtbank gaat er van uit dat de door haar als donkere man omschreven persoon [medeverdachte 7] was en dat de door haar als Marokkaanse man geduide man [verdachte] betrof. Dit wordt ondersteund door onder andere de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2] . Zij hebben immers verklaard dat de worsteling tussen [verdachte] en [medeverdachte 7] is begonnen.
Over wat zich na het ontstaan van de worsteling heeft afgespeeld en hoe dit zich heeft ontwikkeld hebben meerdere getuigen verklaard. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een stuk of vijf jongens zag. In deze groep waren twee jongens een andere jongen in bedwang aan het houden. Eén jongen had een langwerpig voorwerp vast, waarna de twee mannen die de andere man in bedwang hielden, wegrenden. De man met het langwerpig voorwerp bleef dit richten op de man die aanvankelijk werd vastgehouden. Kort hierna hoorde [getuige 3] schoten, waarbij hij ook daadwerkelijk een kruitwolk zag. De man met het langwerpig voorwerp is even later vertrokken in een grijze Volkswagen Polo.
Ook getuige [getuige 4] heeft een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat haar opviel dat er een stuk of vier mannen aan het ruziën waren en dat één van de mannen een andere man stevig vasthad, waarbij er weer een andere man stekende dan wel slaande bewegingen maakte. Ook zag zij iemand recht voor haar auto langskomen en een pistool uit zijn broeksband pakken.
De rechtbank gaat er op basis van deze getuigenverklaringen van uit dat de worsteling is begonnen tussen [medeverdachte 7] en [verdachte] , waarbij zij beiden een wapen hebben getrokken. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich in deze worsteling gemengd. Dit is de situatie die door getuige [getuige 3] wordt gekenschetst als drie mannen die een vierde in bedwang houden. Deze getuige heeft ook aangegeven dat er sprake was van een wapen bij een van de personen die er later is bijgekomen. Dat moet dus [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] zijn geweest. Op basis van het dossier is voor de rechtbank echter niet met zekerheid vast te stellen wie, buiten [verdachte] en [medeverdachte 7] , op dat moment een wapen vast heeft gehad en heeft gericht op [verdachte] . Wat hieruit wel kan worden geconcludeerd is dat in de groep van [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] minimaal twee wapens zijn getoond aan [verdachte] .
Over de oorzaak van de worsteling verschillen de meningen. [verdachte] heeft verklaard dat hij een geldbedrag bij zich had en dat hij door [medeverdachte 7] van dit geld is beroofd. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontkennen dat er geld is weggenomen.
De rechtbank is echter van oordeel dat vast is komen te staan dat [verdachte] een geldbedrag bij zich had toen de afspraak op het Paletplein plaatsvond en dat hij hiervan is beroofd. De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van verschillende getuigenverklaringen die de verklaring van onder meer [verdachte] op dit punt ondersteunen.
Zo heeft getuige [getuige 3] na afloop van het incident een briefje van € 100,00 van de grond geraapt en dit aan de politie gegeven. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er aan een zak werd getrokken, waarna er groene briefjes op de grond vielen. Ook getuige [getuige 5] heeft verklaard dat er veel geld op straat lag en dat hij zag dat een medewerker van de [winkel] een opgevouwen briefje van € 100,00 heeft opgeraapt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het vorenstaande worden vastgesteld dat de eerder omschreven worsteling is ontstaan doordat [medeverdachte 7] een geldbedrag dat [verdachte] bij zich had heeft afgepakt, zoals [verdachte] heeft verklaard. De overtuiging van de rechtbank wordt gesterkt door het feit dat [verdachte] vanaf zijn aanhouding steeds heeft verklaard dat hij was beroofd. Deze verklaring heeft hij afgelegd voordat hij de inhoud van het dossier, waaronder de bovengenoemde getuigenverklaringen, kende. De exacte grootte van dit geldbedrag kan de rechtbank niet vaststellen. [verdachte] heeft zelf verklaard dat hij
€ 10.000,00 bij zich had. De rechtbank is echter van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat dit ook daadwerkelijk het geval was. Bovendien volgt uit de getuigenverklaringen en het feit dat getuige [getuige 3] een briefje heeft opgepakt naar het oordeel van de rechtbank dat er een hoeveelheid biljetten met een onbekende waarde is achtergebleven.
Ging deze diefstal ook gepaard met vuurwapengeweld?
Uit hetgeen in het voorgaande is vastgesteld, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er bij de diefstal in ieder geval sprake was van geweld door het afpakken van het geld en de worsteling waarbij [verdachte] in bedwang is gehouden en een vuurwapen op hem is gericht.
Daarnaast is de vraag of er daarbij ook daadwerkelijk is geschoten en zo ja, door wie er is geschoten. De rechtbank heeft bij de beantwoording van deze vraag acht geslagen op verschillende (getuigen)verklaringen en het forensisch onderzoek. Er is ter plekke in ieder geval elf keer geschoten waarbij twee verschillende wapens zijn gebruikt.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat [medeverdachte 7] heeft geschoten. De verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 4] op dit punt worden niet ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen. Hetzelfde geldt voor [medeverdachte 2] . De rechtbank is van oordeel dat het dossier ook onvoldoende bewijs biedt dat [medeverdachte 2] heeft geschoten.
Dit is anders voor [medeverdachte 1] . De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van getuige [getuige 3] en de verklaring van [medeverdachte 1] zelf. Hij is de enige, naast [verdachte] , die heeft verklaard de trekker te hebben overgehaald. Het scenario dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk heeft geschoten, past ook bij de locatie van verscheidene op de plaats delict aangetroffen hulzen. Deze hulzen zijn aangetroffen in de nabijheid van de achterkant van de gele auto, waarover [medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat hij daar heeft gestaan.
Heeft verdachte geschoten?
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat acht hulzen op de PD afkomstig waren uit een wapen dat bij [verdachte] direct na het incident in huis is aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich na de worsteling op enig moment heeft verschanst achter een paal. [verdachte] heeft verklaard dat er op dat moment in zijn richting is geschoten. De rechtbank maakt uit de bewijsmiddelen op dat dit de schoten zijn geweest die [medeverdachte 1] heeft gelost in de nabijheid van [verdachte] . [medeverdachte 1] is daarna richting de Volkswagen Polo gegaan. [verdachte] is achter de paal vandaan gekomen en in de richting van en vervolgens achter de Volkswagen Polo aan gerend. Dit volgt uit zowel de camerabeelden van [bedrijf] als de verklaring van verdachte zelf. Op de camerabeelden is te zien dat de Polo rond 19:20 uur wegreed in de richting van de Baden Powellaan. Te zien is dat er een persoon achter de auto aan rent.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte, op het moment dat hij achter de paal vandaan kwam, op de Polo heeft geschoten. Verdachte heeft dit zelf verklaard. Over het aantal schoten dat verdachte heeft gelost, nadat hij achter de paal vandaan kwam, heeft hij wisselend verklaard. Bij de politie en de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij niet weet hoe vaak hij heeft geschoten. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij in zijn beleving één keer heeft geschoten.
Bij de vaststelling of er een of meerdere keren is geschoten, heeft de rechtbank acht geslagen op de getuigenverklaringen en de hoeveelheid aangetroffen hulzen. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij een man op de hoek zag staan, achter een grijze Volkswagen. Even voor dit moment heeft zij veel schoten vlak achter elkaar gehoord. Ook zag [getuige 6] een witte rookwolk aan de achterzijde van deze Volkswagen. De man die op de hoek stond, liep achter de grijze Volkswagen aan en had iets zilverkleurigs in zijn hand.
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat zij harde knallen hoorde, waarna zij naar buiten is gegaan. Zij zag dat een man met een pistool op de grijze auto richtte en schoot. Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 7] verklaard dat de schutter al schietend de hoek om kwam. Hierbij richtte hij op de auto en schoot een paar keer. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat schade is geconstateerd aan de Polo en de daarnaast geparkeerde gele auto die veroorzaakt zou kunnen zijn door schoten richting de Polo.
Gelet op voornoemde verklaringen en bevindingen is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte, nadat hij achter de paal vandaan is gekomen, meerdere keren heeft geschoten op de Polo. Hij heeft dit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gedaan met het pistool dat hij zelf had getrokken tijdens de worsteling. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [verdachte] van [medeverdachte 7] heeft afgepakt toen die zijn wapen op de grond legde om geld op te rapen.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Polo zaten toen deze wegreed van de plaats delict. De stelling van verdachte dat [medeverdachte 7] als bijrijder in de Polo zat, vindt geen steun in de bewijsmiddelen.
Heeft verdachte geprobeerd om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te doden door op hen te schieten?
Op basis van bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte willens en wetens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (dus met vol opzet) om het leven heeft willen brengen. Heeft verdachte met zijn handelen dan wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] zou doden (voorwaardelijk opzet)?
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond om de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans op het gevolg die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Bij het beoordelen of de kans op de dood aanmerkelijk is geweest gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit. Verdachte heeft meerdere keren geschoten op de Polo. Uit de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte zelf blijkt dat hij dit heeft gedaan, terwijl [verdachte] zelf in beweging was. Verder kan op basis van de foto’s van de plaats delict en de camerabeelden worden vastgesteld dat de afstand tussen de parkeervakken en de paal waar verdachte achter vandaan kwam niet groter was dan enkele meters. De rechtbank gaat er ook vanuit dat de Polo en de daarnaast geparkeerde gele auto ook door de schoten zijn geraakt. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat in ieder geval [medeverdachte 2] op dat moment in de auto zat.
Door de korte afstand vanaf waar verdachte op de Polo heeft geschoten terwijl hij in beweging was, was de kans groot dat de auto werd geraakt. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd, waarbij de deurstijl van de bestuurdersportier van de Polo is beschadigd. De rechtbank is van oordeel dat door het in beweging, van korte afstand, meerdere keren schieten op de e auto met daarin [medeverdachte 2] , de kans dat deze persoon dodelijk zouden worden getroffen aanmerkelijk is. Hierbij is niet van belang dat verdachte specifiek op [medeverdachte 2] heeft gericht. Het onder deze omstandigheden meerdere malen schieten op de auto waar op dat moment [medeverdachte 2] in zat, is hiervoor al voldoende.
Het schieten op de Polo onder voornoemde omstandigheden is naar de uiterlijke verschijningsvorm ook zo zeer gericht op het doden van de inzittende van de Polo dat het niet anders kan zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [medeverdachte 2] meerdere keren te schieten op de auto.
De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte [medeverdachte 2] tijdens het schieten in zijn been heeft geraakt. Er is geen letselbeschrijving waaruit dit volgt of andere bevindingen die daarop zouden wijzen, zoals bebloede kleding. Ook passen de handelingen van [medeverdachte 2] nadat hij de plaats delict heeft verlaten naar uiterlijke verschijningsvorm niet bij het gegeven dat hij zou zijn geraakt. Hij is niet naar een ziekenhuis of dokter gegaan maar is eerst met [medeverdachte 1] nog naar Den Bosch gereden om vervolgens met [medeverdachte 1] naar huis te rijden. De volgende dag zijn ze zelfs nog een auto gaan kopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 5] bij dit feit. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat er sprake was van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de poging doodslag op [medeverdachte 1] nu niet is vast te stellen waar [medeverdachte 1] zich ten tijde van het schieten precies heeft bevonden.
Voorhanden hebben van wapens en munitie
De rechtbank stelt vast dat bij een doorzoeking van de woning van verdachte een grote hoeveelheid wapens is aangetroffen. Uit het proces-verbaal van doorzoeking blijkt dat het grootste gedeelte van de aangetroffen wapens en munitie zich bevonden achter een plint onder het keukenblok. Verdachte heeft zowel bij zijn verhoor op 14 augustus 2020 als ter zitting verklaard dat de wapens en munitie verstopt lagen. Het standpunt van de verdediging dat voormelde wapens en munitie openlijk in de kast lagen ter decoratie en dat sprake is van een verkeerde voorstelling van zaken vindt dan ook geen steun in de bewijsmiddelen, nog los van de vraag waarom dit van belang zou zijn voor hetgeen verdachte wordt verweten, namelijk het voorhanden hebben van wapens, munitie, patroonhouders en een geluiddemper.
Uit het proces-verbaal waarin de aangetroffen wapens worden beschreven, volgt dat de slagpin van de revolver met goednummer 2228014 mist, maar dat het voorhanden hebben van deze revolver een overtreding van de Wet wapens en munitie (hierna te noemen: WWM) oplevert. Daarnaast is er een aanvullend proces-verbaal met betrekking tot de revolver opgemaakt. Hieruit volgt dat het gemakkelijk is om de slagpin te vervangen, waarna de revolver naar behoren functioneert. Het wapen is dan ook bestemd om projectielen door een loop af te schieten en was niet onklaar gemaakt en valt hiermee onder een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van de WWM. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de bevindingen van deze verbalisant, tevens materiedeskundige bij de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven. Zij verwerpt dan ook het verweer van de verdediging op dit punt.
Voorts is er verweer gevoerd ten aanzien het pistool van het merk Zastava, type M57, kaliber 7.62x25mm Tokarev met goednummer 2228016. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte zelf dit wapen heeft meegenomen naar het Paletplein en dat hij met dit wapen heeft geschoten. De rechtbank merkt ten overvloede op dat, zelfs indien verdachte het wapen van [medeverdachte 7] zou hebben afgepakt, dit een veroordeling niet in de weg had gestaan. Verdachte had ook in dat geval beschikkingsmacht over en wetenschap van het wapen. Bovendien heeft verdachte ter zitting zelf verklaard dat hij ook dit wapen achter de plint in zijn woning heeft verstopt. Hij beschikte dan ook als heer en meester over dit wapen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Verder heeft de raadsvrouw haar twijfels geuit over de deskundigheid van het onderzoek naar de wapens. Aan deze twijfels heeft de raadsvrouw ter zitting geen juridische conclusies verbonden. Er is geen enkele aanleiding om aan de juistheid van het onderzoek te twijfelen. Daarbij overweegt de rechtbank dat in het rapport de vuurwapens juridisch worden geduid en er door de verbalisant een juridische beschrijving van het wapen is gegeven. Hierbij zijn enkel cosmetische verschillen minder relevant. Dat de beschrijving van drie dezelfde typen vuurwapens nagenoeg identiek is, maakt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dat er dient te worden getwijfeld aan de bevindingen. Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld dat de processen-verbaal moet worden uitgesloten van het bewijs, verwerpt de rechtbank dit verweer.
Gelet op voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde.
Voorhanden hebben geluidsdemper
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geluidsdemper voorhanden heeft gehad. De geluidsdemper is in zijn woning aangetroffen en uit het rapport volgt dat de geluidsdemper een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 3e van de WWM. Verdachte heeft dit feit ook bekend.