ECLI:NL:RBZWB:2022:909

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9987
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over wijziging WIA-uitkering

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 29 oktober 2021, waarin haar WIA-uitkering per 6 januari 2020 werd gewijzigd. Eiseres, die eerder een WIA-uitkering had ontvangen, had zich ziekgemeld en stelde dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen. Tijdens de zitting op 12 januari 2022 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was vertegenwoordigd. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. E.A.M. ter Haar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben zowel de fysieke als psychische klachten van eiseres in hun beoordeling meegenomen. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen inzichtelijk en goed onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 6 januari 2020 terecht was vastgesteld op 51,46% en dat het UWV haar WIA-uitkering ongewijzigd mocht voortzetten.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat het besluit van het UWV in stand blijft. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9987 WIA

uitspraak van 23 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Kaya,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 oktober 2021 (bestreden besluit) van het UWV over de wijziging van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 6 januari 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 januari 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.A.M. ter Haar.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker. Voor dat werk is zij in 2011 uitgevallen vanwege psychische klachten. Bij besluit van 14 november 2013 heeft het UWV geweigerd per 21 november 2013 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 25 april 2014 heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard en eiseres een WIA-uitkering toegekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
Eiseres is blijven werken. Zij heeft zich per 17 januari 2019 ziekgemeld bij haar werkgever. Op 19 februari 2019 heeft eiseres bij het UWV gemeld dat haar beperkingen zijn toegenomen.
Bij besluit van 6 juni 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar mate van arbeidsongeschiktheid is toegenomen naar 51,46 %, maar dat haar WIA-uitkering ongewijzigd blijft. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 13 oktober 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 6 januari 2020 heeft vastgesteld op 51,46%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De verzekeringsarts heeft eiseres op 22 juli 2019 op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts heeft het dossier met de daarin aanwezige medische informatie van de behandelaars, te weten van de neuroloog, cardioloog en Essens GGZ bestudeerd. De verzekeringsarts heeft het Tilburgs Ambulatorium Neuropsychologie (TAN) verzocht een neuropsychologisch onderzoek te verrichten. Het verslag van TAN van 11 oktober 2019 is bestudeerd. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres wat betreft de fysieke beperkingen meer beperkt is ten opzichte van de eerdere beoordeling. Eiseres is beperkt voor repetitieve hand-vingerbewegingen wanneer deze snel moeten plaatsvinden voor de linker, niet dominante hand. Er wordt een extra beperking gegeven voor blootstelling aan trillingsbelasting en aan werken in een extreem koude omgeving (koelcellen). Wat betreft de belemmeringen in persoonlijk en sociaal functioneren rapporteert de verzekeringsarts dat met de expertise van TAN geen rekening wordt gehouden omdat deze niet op gestandaardiseerde wijze is afgenomen en de symptoomvaliditeitstesten niet konden worden afgenomen. Verder wijken de uitslagen fors af van de bevindingen van de behandelaar. De verzekeringsarts volgt de behandelaar en beperkt eiseres voor deadlines/productiepieken, voor hoog handelingstempo (voor complex mentale taken), persoonlijk risico en beroepsmatig autorijden (wegens het gebruik van Alprazolam) en voor conflicthantering. Verder moet eiseres terug kunnen vallen op collega’s/leidinggevenden en moet ze geen leidinggevende functies uitoefenen.
Voor een urenbeperking ziet de verzekeringsarts geen reden. In passende, licht fysiek en mentaal belastende werkzaamheden moet eiseres in staat zijn 40 uur per week te werken. Wel is eiseres beperkt voor werken in de nacht en met onregelmatigheidsdiensten.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 december 2019, geldig vanaf 30 oktober 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie bestudeerd.
Zij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en heeft haar aansluitend onderzocht.
De verzekeringsarts b&b rapporteert op 23 oktober 2020 dat er geen aanleiding is de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen te wijzigen. Eiseres kon tijdens de hoorzitting de aandacht goed vasthouden en zij kan de aandacht verdelen gezien het feit dat zij dagelijks kan deelnemen aan het verkeer. Zij kan zich feiten goed herinneren; er zijn geen aanwijzingen voor het niet kunnen hanteren van emoties van anderen. Eiseres kan haar emoties goed onder controle houden. Er is geen indicatie om samenwerken te beperken. Het handelingstempo is voldoende beperkt. Uit de informatie van de neuroloog blijkt dat er een minimale bradykinesie is van de linker, niet dominante hand en linkervoet. Uit de informatie van de psychiater blijkt dat sprake is van een matige depressie. De verzekeringsarts b&b onderschrijft het standpunt van de verzekeringsarts over het onderzoek van het TAN. Verder rapporteert zij dat met het medicijngebruik, anders dan eiseres stelt, wel rekening is gehouden in die zin dat eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico.
4.2
Eiseres heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts een onjuist beeld heeft van haar klachten en daarmee samenhangende beperkingen. Eiseres wijst erop dat zij haar werkzaamheden verricht uit pure noodzaak waarbij de belastbaarheid steeds wordt overschreden. Eiseres doet bijvoorbeeld boodschappen met de rollator; zij fietst naar het werk met een driewieler, doet daar lang over en heeft daarbij heftige pijn. Zij heeft al drie keer bijna een ongeval met de fiets gehad. Eiseres stelt dat zij haar aandacht niet kan verdelen. Eiseres wijst op het verslag van TAN van 11 oktober 2019 waaruit duidelijk het cumulatief effect van haar psychische klachten tot uitdrukking komt. Ten onrechte weegt de verzekeringsarts het onderzoek van TAN niet mee. Het zou niet representatief zijn en een momentopname. Eiseres bestrijdt dat en stelt daartegenover dat de conclusies van de verzekeringsarts b&b eveneens berusten op een momentopname nu zij tijdens de hoorzitting van ongeveer 45 minuten eiseres naast de fysieke klachten ook op psychisch gebied heeft beoordeeld. Eiseres wijst erop dat de psycholoog van TAN ruim de tijd heeft genomen voor het onderzoek. Eiseres wijst er verder op dat de gevolgen van een matige depressie groot kunnen zijn. Eiseres wijst erop dat zij het onderzoek van de verzekeringsarts b&b aan haar armen als zeer pijnlijk heeft ervaren, zodanig dat zij daarna de huisarts moest bezoeken. Eiseres stelt dat haar lichamelijke klachten zijn onderschat. Zij heeft klachten aan de linkerhand. Zij vraagt zich af of uit het kunnen optillen van een kilo volgt dat haar knijpkracht in orde is. Dat geen sprake is van de ziekte van Parkinson betekent volgens eiseres niet dat zij geen symptomen passend bij deze ziekte heeft. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie overgelegd, te weten een overzicht van haar huisarts betreffende de periode 30 juli 2020 tot en met 30 oktober 2020, een bevestiging van haar afspraak op 15 januari 2021 voor een echo-onderzoek, medische informatie van neuroloog Zijlmans van 25 februari 2021, 18 januari 2019, 1 februari 2019, 24 juni 2019, 24 april 2020 en van 20 november 2020.
In het aanvullend beroepschrift van 1 april 2021 wijst eiseres erop dat het UWV haar inmiddels per 15 januari 2021 een IVA-uitkering heeft toegekend. Eiseres stelt dat haar situatie op de datum in geding (6 januari 2020) hetzelfde was als die op 15 januari 2021 en dat zij op de datum in geding al volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde fysieke en psychische klachten. De verzekeringsartsen hebben eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht/geobserveerd en in hun onderzoeken de medische informatie van de behandelend artsen, waaronder de neuroloog, betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De rechtbank stelt met het UWV vast dat uit het verslag van TAN van 11 oktober 2019 blijkt dat het niet mogelijk was om het onderzoek op gestandaardiseerde wijze af te nemen. Ook de symptoomvaliditeitstests konden niet worden afgenomen, enerzijds vanwege de taalbarrière, anderzijds vanwege de uiterst beperkte belastbaarheid van eiseres.
Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat nu TAN niet heeft onderzocht volgens de standaard manier van onderzoeken en de symptoomvaliditeitstests niet zijn afgenomen, niet kan worden vastgesteld of eiseres betrouwbaar aan het onderzoek heeft meegewerkt en verklaard. Daarom wordt de uitslag van dit onderzoek met veel terughoudendheid tegemoet getreden en worden de testresultaten niet bij de beoordeling betrokken. Die uitleg kan de rechtbank volgen.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b in haar rapportage van 1 september 2021 rapporteert dat zij deze informatie heeft bestudeerd, maar dat deze haar niet leidt tot een andere conclusie ten aanzien van de belastbaarheid op de datum in geding. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat uit de medische informatie van de neuroloog namelijk niet blijkt dat eiseres op de datum in geding meer beperkingen had. Dat is anders op 20 november 2020 omdat toen de bradykinesie is toegenomen en enkele maanden later, op 25 februari 2021 een zeer dystone stand van de linker arm wordt beschreven. De beperkingen aan de linkerarm zijn derhalve in de loop van 2020 toegenomen, hetgeen blijkt uit de brief van de neuroloog aan de gemachtigde van eiseres van 25 februari 2021.
De rechtbank acht het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en goed onderbouwd en is van oordeel dat kan worden uitgegaan van de belastbaarheid van eiseres zoals die is neergelegd in de FML van 8 december 2019. Dat eiseres inmiddels per 15 januari 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, leidt niet tot een ander oordeel, nu dit is gebaseerd op informatie van de neuroloog waaruit blijkt dat in de loop van 2020, na de datum in geding, de klachten van eiseres aan de linkerarm zijn toegenomen
.
Niet gebleken is dat in de FML van 8 december 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat de eis van hoog handelingstempo bij de functies soldeeroperator en medewerker tuinbouw de toets van het zorgvuldigheidsbeginsel niet kan doorstaan. Verder moet de arbeidsdeskundige volgens eiseres bezien of in haar concrete geval het werken met een soldeerbout veilig is. Als zowel de psychische als de lichamelijke klachten worden bezien, dan is de kans op brandwonden volgens eiseres niet gering.
5.3.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 28 oktober 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft gemotiveerd dat in de functies geen sprake is van een hoog handelingstempo. Verder heeft hij gemotiveerd dat een soldeerbout geen gevaarlijke machine is en dat eiseres daarmee zonder gevaar kan werken.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,46%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 6 januari 2020 heeft vastgesteld op 51,46% en de WIA-uitkering van eiseres ongewijzigd heeft voortgezet.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 23 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.