ECLI:NL:RBZWB:2022:907

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_520
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A.A.W. Dirkx, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om haar Ziektewet (ZW)-uitkering te beëindigen per 21 oktober 2020. Het UWV had eerder, op 22 oktober 2020, in een primair besluit de uitkering geweigerd en dit besluit in een bestreden besluit op 21 december 2020 gehandhaafd. Eiseres was van mening dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om de eerder geduide functie van productiemedewerker te vervullen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres zorgvuldig had beoordeeld. De verzekeringsarts b&b had de klachten van eiseres, waaronder chronische pijn en beperkingen in haar functioneren, in haar rapportage meegenomen. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het UWV was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd had waarom eiseres geschikt werd geacht voor de functie van productiemedewerker. De rechtbank concludeerde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres had beëindigd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/520 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. L.A.A.W. Dirkx,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 oktober 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) geweigerd per 30 oktober 2018.
In het besluit van 21 december 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 12 januari 2022.
Hierbij waren eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig conform door hen aangegeven bij brief van 13 december 2021. Namens het UWV was drs. S. Barto aanwezig.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerkster in een modewinkel te Middelburg. Hierna heeft het UWV eiseres bij besluit van 2 december 2016 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend met ingang van 1 december 2016. Vanuit die situatie heeft eiseres zich ziek gemeld met ingang van 16 januari 2017. Bij besluit van 13 april 2017 heeft het UWV eiseres met ingang van 17 april 2017 een ZW-uitkering toegekend.
Na een zogeheten eerstejaars ZW beoordeling (EZWb) heeft het UWV bij besluit van 17 mei 2018 de ZW-uitkering van eiseres beëindigd omdat zij geschikt werd geacht het werk in drie voorbeeldfuncties te kunnen verrichten en zij daarmee op 17 mei 2018 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd.
Hierna heeft het UWV eiseres een WW-uitkering toegekend tot maximaal 1 december 2018.
Eiseres heeft zich ziek gemeld per 30 oktober 2018 en heeft daarop van het UWV met ingang van 3 december 2018 een ZW-uitkering toegekend gekregen.
Bij brief van 30 september 2020 heeft het UWV eiseres meegedeeld dat haar ZW-uitkering na 104 weken eindigt en dat daarom die uitkering wordt betaald tot en met 26 oktober 2020.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 21 oktober 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft daarbij gemotiveerd dat eiseres in ieder geval nog geschikt wordt geacht de eerder geduide functie van productiemedewerker te vervullen.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 21 oktober 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de ZW en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk als productiemedewerker als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een arts onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Primaire arts [naam arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] het dossier bestudeerd en eiseres gezien op haar spreekuur van 12 oktober 2020. Zij heeft gerapporteerd dat er geen uitzonderingssituatie is als bedoeld in de richtlijn Geen (Duurzaam) Benutbare Mogelijkheden. Eiseres is immers niet opgenomen, bedlegerig of ADL-afhankelijk, er is geen onvermogen in persoonlijk en sociaal functioneren op alle niveaus door een ernstige psychische stoornis en geen levensverwachting van minder dan één jaar. Dus is er per definitie sprake van arbeidsvermogen en dient de belastbaarheid te worden vastgesteld. Daarbij heeft [naam arts] opgemerkt dat de privé belasting vanuit bijvoorbeeld relatie, gezin of sociale omstandigheden buiten beschouwing gelaten dient te worden bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling; het gaat immers om beperkingen voor arbeid die rechtstreeks veroorzaakt worden door ‘ziekte of gebrek’.
De primaire arts constateert dat er sprake is van ziekte of gebrek. Dat leidt volgens haar tot beperkingen in arbeid voor trillingsbelasting, schroefbewegingen, buigen, frequent buigen, torderen, duwen/trekken, tillen en dragen, lopen, lopen tijdens werk, traplopen, klimmen en knielen/hurken. Verder constateert zij beperkingen voor zitten, staan tijdens werk, geknield/gehurkt en gebogen/getordeerd actief zijn, naast het boven schouderhoogte actief zijn. Tot slot acht zij eiseres beperkt voor werk tot maximaal zes uur per dag en 30 uur per week.
Primaire arts [naam arts] acht de prognose onzeker, maar verwacht geen verbetering van de belastbaarheid binnen een jaar. Verbetering op de lange termijn sluit zij niet uit.
De verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek zijn volgens [naam arts] overeenkomstig de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 oktober 2020.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts2] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 16 december 2020. [naam verzekeringsarts2] is van mening dat bij eiseres sprake is van een chronisch pijnsyndroom na eerdere behandeling in verband met ACNES en liesbreukoperatie. In november 2019 is een neurostimulator geplaatst en in mei 2020 opnieuw. Hoewel dat de klachten wel wat heeft verminderd, ervaart eiseres nog steeds een continue pijn in onderbuik- en rug en bovenbeen links. Tevens heeft zij beginnende artrose aan de handen, vooral rechts waardoor met name kracht zetten met de rechter, dominante hand gehinderd wordt.
Eiseres acht zich meer beperkt, met name voor lang zitten en staan, zij wisselt dat meermaals af met liggen.
De primaire arts was volgens [naam verzekeringsarts2] goed op de hoogte van de medische problemen, en had deze ook gevolgd gedurende de ZW-periode. In bezwaar ziet [naam verzekeringsarts2] geen nieuwe medische feiten op basis waarvan de belastbaarheid anders ingeschat zou moeten worden. Zij zag geen noodzaak aanvullend medische informatie op te vragen, daar de medische situatie al goed is beschreven en er geen geschil is over de medische problematiek.
De primaire arts hield in de beperkingen rekening met de chronische pijn en de neurostimulator waarbij rek op de draden vermeden moet worden, net als het kracht zetten met de handen in de vorm van schroefbewegingen. Ook wordt eiseres beperkt geacht voor lopen, zitten en staan.
De belasting in de functie productiemedewerker industrie (een lichte functie) toont dat die overwegend zittend plaatsvindt, maar dat na 30-60 minuten wel kort gelopen kan worden. Staan komt heel beperkt voor, eenmalig 5 minuten.
Voor het overige zijn er geen belastende activiteiten, er wordt niet getild, niet diep gebogen en niets boven schouderhoogte gedaan. Voorts is het een functie voor 19 uur per week, maximaal 4 uur per dag.
Eiseres voert in bezwaar aan in het dagelijks leven ook regelmatig tussendoor te gaan liggen, maar er kan geen medische noodzaak om meermalen te gaan liggen worden opgenomen in de FML. Eiseres is gebaat bij enige afwisseling in houding maar relatieve inactiviteit moet toch zoveel mogelijk worden vermeden.
De verzekeringsarts b&b acht de primair aangegeven beperkingen passend zij ziet geen objectieve medische argumenten om zowel zitten als staan verder te beperken.
De functie moet daarom ondanks de toegenomen beperkingen in vergelijking tot 2018, nog steeds geschikt worden geacht.
Op de datum in geding was eiseres volgens de verzekeringsarts b&b dan ook geschikt te achten voor de genoemde eerder geduide functie productiemedewerker (samenstellen van producten).
[naam verzekeringsarts2] ziet geen medische grond af te wijken van het primaire oordeel.
5.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat waarmee de FML te positief is opgesteld. Zij heeft ernstige pijnklachten door ACNES en is daaraan geopereerd. De toen geplaatste neurostimulator heeft tot slechts 30% pijnreductie geleid. Daarom moet eiseres dagelijks vaak gaan liggen.
Daar komt bij dat zij is uitbehandeld en een slechte prognose heeft. Voorts heeft zij scoliose en beginnende artritis in beide handen, met name de rechterhand.
Hoewel zij graag zou willen is eiseres niet in staat ‘arbeid’ te verrichten zoals het UWV voorstelt.
Eiseres heeft er op gewezen dat het UWV nimmer medische informatie bij de behandelende sector heeft opgevraagd.
Tot slot heeft eiseres nog informatie van anesthesioloog [naam anesthesioloog] van 20 april 2021 in het geding gebracht.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de pijnklachten maar ook gestelde noodzaak tussendoor te kunnen gaan liggen. Verder heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom zij van mening is dat eiseres geschikt is om ‘zijn arbeid’ in de vorm van de eerder geduide functie productiemedewerker te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft ook geen aanleiding te twijfelen aan die bevindingen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b de informatie van anesthesioloog [naam anesthesioloog] van 20 april 2021 nog apart in haar overwegingen heeft betrokken zoals blijkt uit haar rapportage. Zij geeft daar gemotiveerd aan waarom de door [naam anesthesioloog] beschreven situatie ziet op april 2021, dat is ruim een half jaar na de datum in geding en waarom die beoordeling voor de datum hier in geding (21 oktober 2020) niet tot wijziging van standpunt kan leiden. Daarbij heeft zij nogmaals aangegeven dat in haar eerdere rapportage met de aanwezigheid van de neurostimulator zelf en de pijnklachten rekening is gehouden bij de weging van de belastbaarheid versus de belasting in de eerder geduide functies.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b daarin volgen en is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 21 oktober 2020.
6. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 23 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.