ECLI:NL:RBZWB:2022:905

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_804
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over WIA-uitkering en mate van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een apothekersassistente, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, waarin haar een WIA-uitkering was toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,54% per 17 augustus 2020. Eiseres stelde dat haar medische klachten, waaronder fibromyalgie en het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), niet adequaat waren beoordeeld en dat zij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was vastgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig te werk is gegaan bij de beoordeling van de medische situatie van eiseres. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiseres in hun rapportages meegenomen en de FML is op basis van objectieve medische gegevens opgesteld. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, maar haar bezwaren werden door de rechtbank overwogen. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de stelling van eiseres dat haar beperkingen niet correct waren ingeschat.

De rechtbank oordeelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 44,54% correct was vastgesteld en dat het UWV terecht had besloten om de WIA-uitkering op deze basis toe te kennen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/804 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de [naam verzekeringsarts 1] van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend met ingang van 17 augustus 2020.
In het besluit van 22 januari 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 12 januari 2022.
Hierbij was eiseres, na een telefonische melding van verhindering wegens ziekte aan de rechtbank, niet aanwezig. Namens het UWV was drs. S. Barto aanwezig.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als apothekersassistente tot 1 juli 2015. Bij besluit van 4 mei 2018 heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 20 augustus 2018 ziekgemeld met toename van de klachten door fibromyalgie.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 17 augustus 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,54%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 augustus 2020 heeft vastgesteld op 44,54% en eiseres daarom terecht per die datum een WIA-uitkering heeft toegekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op zijn spreekuur van 4 augustus 2020. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres al lang bekend is met fysieke klachten waarbij fibromyalgie de laatste jaren op de voorgrond staat. Het afgelopen jaar zijn er geen nieuwe medische feiten bijgekomen en zijn de ervaren klachten en beperkingen in essentie niet meer gewijzigd. [naam verzekeringsarts 1] acht het aannemelijk dat eiseres
beperkingen heeft door ziekte of gebrek. De eerder in het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is volgens hem nog onverminderd van toepassing. Gezien het beloop van de klachten waarbij sprake is van chroniciteit ziet hij niet of nauwelijks kans op verbetering van de belastbaarheid.
De verzekeringsarts ziet geen volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden omdat dit alleen kan als sprake is van opname in ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid, onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle drie niveaus (zelfverzorging, het samenlevingsverband en de sociale contacten buiten het gezin inclusief het onderhouden van werkrelaties) of een te verwachten verlies aan mogelijkheden binnen 3 maanden.
Die situaties zijn volgens [naam verzekeringsarts 1] niet aan de orde, dus bestaan er op medische gronden mogelijkheden te werken en dient de belastbaarheid te worden beschreven. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de privé belasting vanuit bijvoorbeeld relatie, gezin of sociale omstandigheden buiten beschouwing gelaten wordt; het gaat om beperkingen voor arbeid die rechtstreeks veroorzaakt worden door ‘ziekte of gebrek’.
De verzekeringsarts geeft vanwege medische klachten beperkingen aan op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen en werktijden.
Verbetering van de belastbaarheid verwacht [naam verzekeringsarts 1] in het komende jaar of daaropvolgende jaar niet of nauwelijks en hij acht de arbeidsbeperkingen duurzaam.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] concludeert dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek als neergelegd in de FML van 5 augustus 2020.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 28 oktober 2020. Verder heeft zij de door haar opgevraagde informatie van huisarts [naam huisarts] van 4 december 2020 met de daarbij meegestuurde informatie van orthopedisch chirurg [naam chirurg] van 22 maart 2019 en van radioloog [naam radioloog] van 17 augustus 2020 in haar afwegingen betrokken. [naam verzekeringsarts 2] is van mening dat wegens rond einde wachttijd opgetreden klachten van de linkerschouder bij een kleine afwijking in het schoudergewricht er een toegenomen beperking is van de belastbaarheid van deze arm. De reikafstand is links beperkt en boven schouderhoogte actief zijn is links niet mogelijk. Dit is volgens de verzekeringsarts b&b tijdelijk.
Zij ziet verder vele pijnklachten in het bewegingsapparaat waarvoor bij specialistisch onderzoek geen specifieke objectieve afwijkingen werden vastgesteld. De verschijnselen voldoen wel aan de classificatie “fibromyalgie”. [naam verzekeringsarts 2] acht een gedoseerde belasting van het bewegingsapparaat bij deze verschijnselen mogelijk én aan te bevelen.
In de richtlijn “Reumatische ziekten en syndromen: Fibromyalgie mei 2002”, (onder fibromyalgie en arbeid en samenvatting) van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie ziet zij het volgende: Fibromyalgie is te beschouwen als een klinisch syndroom. Het spreekt voor zich dat fibromyalgie, evenmin als andere reumatische aandoeningen niet een automatische rechtvaardiging is voor afwezigheid van belastbaarheid. In het algemeen is de patiënt met het fibromyalgie syndroom verminderd belastbaar voor fysiek zware en langdurig repetitieve werkzaamheden.
De verzekeringsarts b&b wijkt iets af van het primaire oordeel wegens kort na het primaire verzekeringsgeneeskundig onderzoek opgetreden klachten en toegenomen beperkingen. Zij
heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres, aangepast volgens het vorenstaande, neergelegd in de FML van 14 januari 2021.
4.3
Eiseres heeft onder verwijzing naar haar bezwaren en een meegezonden verklaring van haar partner, tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij ‘de dupe is’ van twee onzichtbare ziektes, namelijk fybromyalgie en het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Daarom wordt zij door het UWV niet serieus genomen en is ten onrechte de FML ongewijzigd ondanks ernstig toegenomen klachten. Daarbij wijst eiseres er op dat zij meer rustmomenten nodig heeft zoals door haar partner ook aangegeven in het dagverhaal. De noodzaak van rustmomenten negeert het UWV. Eiseres gaat steeds verder achteruit en zowel het concentratieverlies als haar uitputting worden door het UWV genegeerd. Ook in het opvragen van informatie bij de huisarts is het UWV volgens eiseres te kort geschoten, waarna ten onrechte de geduide functies alleen zijn getoetst met betrekking tot de schouderproblemen. Eiseres heeft daarom zelf een FML opgesteld en bijgevoegd zoals die volgens haar leidend zou moeten zijn bij de beoordeling. Verder heeft zij per geduide functie gespecificeerd aangegeven waarom die gelet op haar beperkingen niet geschikt kan worden geacht. Voorts heeft eiseres aangegeven geen auto te kunnen rijden waar het UWV van het tegendeel uitgaat.
Daarnaast wijst eiseres er op dat het UWV ondanks de daarop gerichte bezwaren heeft nagelaten de duurzaamheid van haar beperkingen in de motivering te betrekken. Dit terwijl zij primair had gesteld dat geen verbetering is te verwachten in haar medische toestand. Eiseres vraagt zich ook af of haar daarom een andere re-integratiecoach is toegewezen, waar de eerdere re-integratiecoach de mening van eiseres was toegedaan.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de klachten als gevolg van het CVS als de klachten die voortkomen uit fibromyalgie. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Hoewel voorstelbaar is dat eiseres meer problemen ervaart, kan niet worden geobjectiveerd dat zij meer beperkingen heeft als gevolg ziekte of gebrek dan in de FML van 14 januari 2021 zijn opgenomen. In die FML zijn behoorlijk wat beperkingen opgenomen, ook ten aanzien van werktijden en het maximaal aantal te werken uren.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft voldoende medische informatie bij de behandelende sector (huisarts) ingewonnen en de melding toegenomen arbeidsongeschiktheid van eiseres in haar afwegingen betrokken.
Met betrekking tot de verklaring van de partner van eiseres merkt de rechtbank op dat, hoe invoelbaar de inhoud daarvan ook is, het een subjectieve bevestiging blijft van de mening van eiseres, waar alleen een objectief medische verklaring (van een onderzoekend arts) onder deze omstandigheden mogelijk aanleiding zou kunnen geven tot twijfel aan de afwegingen en conclusies van de verzekeringsarts b&b.
Eiseres heeft de stelling niet te kunnen autorijden niet met een medische verklaring onderbouwd. Ook verder heeft eiseres haar eigen gevoel met betrekking tot haar medische beperkingen niet onderbouwd met een verklaring van arts die na onderzoek heeft vastgesteld dat zij als gevolg van ziekte en/of gebrek verder beperkt moet worden geacht dan in de FML van 14 januari 2021 is vastgelegd.
Gelet daarop heeft de rechtbank onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsartsen ook de informatie van de huisarts van eiseres nadrukkelijk hebben meegewogen.
Nu niet is gebleken dat in de FML van 14 januari 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: schadecorrespondent (Sbc-code 516080), machinaal metaalbewerker (exc. bankwerk) (Sbc-code 264122) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres voor iedere geduide functie gespecificeerd aangevoerd dat en waarom die functie met haar beperkingen niet is uit te voeren.
5.3
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 7 augustus 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 22 januari 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit de opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,54%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 augustus 2020 heeft vastgesteld op 44,54%
.
In artikel 4 van de WIA is bepaald dat en hoe het aspect van duurzaamheid dient te worden betrokken in de afwegingen van een arbeidsongeschiktheidsschatting. Daarvoor dient echter sprake te zijn van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. Nu de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 44,54%, kan de grief van eiseres dat het UWV ten onrechte heeft nagelaten de duurzaamheid van haar beperkingen mee te wegen, niet slagen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 23 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.