ECLI:NL:RBZWB:2022:899

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
02/295885-21, 02/198701-21, 02/268327-21 (ttz.gev), 02/034339-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor beschadiging van voertuigen en belediging van opsporingsambtenaren met psychische problematiek

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het beschadigen van een personenauto en het vernielen van een autoruit. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- en verblijfplaats, heeft een lange geschiedenis van psychische problemen en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een verwijzing door de politierechter op 8 februari 2022, waarbij de verdachte op de zitting zijn standpunten heeft gepresenteerd. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het beschadigen van de auto van [naam 2] en het vernielen van de autoruit van [naam 1], evenals het beledigen van buitengewoon opsporingsambtenaren [naam 3] en [naam 4]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten en heeft hem veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn ernstige psychische problemen en de kans op recidive. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [naam 2] afgewezen, omdat de schade niet in rechtstreeks verband stond met het bewezenverklaarde feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en houdt rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/295885-21, 02/198701-21, 02/268327-21 (ttz.gev),
02/034339-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- en verblijfplaats,
postadres: [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Haaglanden, locatie Scheveningen,
raadsman mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter op 8 februari 2022 de zaak met parketnummer 02/198701-21 naar de meervoudige kamer verwezen. Op de zitting van 8 februari 2022 heeft de meervoudige kamer de zaken met de hierboven vermelde parketnummers gevoegd. De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en de vordering van de benadeelde partij [naam 2] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
- parketnummer 02/295885-21op 31 oktober 2021 te Breda de personenauto van [naam 2] heeft beschadigd;
- parketnummer 02/198701-21:op 24 juli 2021 te Breda de autoruit van [naam 1] heeft vernield;
- parketnummer 02/268327-21:op 5 oktober 2021 te Breda buitengewoon opsporingsambtenaren [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] heeft beledigd door hen uit te schelden en in de richting van [naam 3] te spugen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 02/295885-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de kentekenplaat van de auto van [naam 2] . Hij baseert zich daarbij kort gezegd op de aangifte, de foto’s van de auto, de getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van parketnummer 02/198701-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de autoruit van [naam 1] . Hij baseert zich daarbij kort gezegd op de aangifte, de getuigenverklaring van [naam 2] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van parketnummer 02/268327-21
De officier van justitie acht, op grond van het procesdossier, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belediging van [naam 4] en [naam 3] . Ten aanzien van de belediging van [naam 5] dient volgens de officier van justitie vrijspraak te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op de in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 02/295885-21
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van [naam 6] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beschadiging van de auto van [naam 2] .
Ten aanzien van parketnummer 02/198701-21
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van [naam 2] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de autoruit van [naam 1] .
Ten aanzien van parketnummer 02/268327-21
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 5 oktober 2021 schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van de buitengewoon opsporingsambtenaren [naam 4] en [naam 3] . De verklaringen van [naam 4] en [naam 3] , over de door verdachte geuite beledigingen en het spugen in de richting van [naam 3] , komen met elkaar overeen. Daarbij worden deze verklaringen ook ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [naam 5] , waaruit volgt dat zij heeft gehoord dat verdachte verbaal agressief was naar [naam 4] en [naam 3] en heeft gehoord dat verdachte met meerdere scheldwoorden met het woord ‘kanker’ antwoord gaf. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het beledigen van [naam 5] , omdat volgens haar verklaring zij zich niet door de verdachte geuite bewoordingen in haar goede naam en eer voelt aangetast.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/295885-21
op 31 oktober 2021 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Toyota type Corolla met kenteken [kenteken] ), die geheel aan [naam 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
Parketnummer 02/198701-21
op 24 juli 2021 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, die geheel aan [naam 1] toebehoorde, heeft vernield.
Parketnummer 02/268327-21
op 5 oktober 2021 te Breda, opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [naam 3] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Breda) en [naam 4] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Breda), gedurende de
rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen meermalen, de woorden toe te voegen: "kankersukkels" en "kankerhoertjes" en "domme trutjes" en door in de richting van die [naam 3] te spugen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en heeft verzocht de rechtbank hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat bij verdachte sprake is van langdurig aanwezige en ernstige psychische problemen. Uit het in het dossier opgenomen rapport van de reclassering van 14 oktober 2020 blijkt dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Ook uit het door de reclassering uitgebrachte rapport van 31 januari 2022 blijkt dat verdachte al ruim twintig jaar in beeld is bij de geestelijke gezondheidszorg vanwege psychotische klachten. Omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan psychodiagnostisch onderzoek ontbreekt een recente diagnose. Wel heeft de reclassering sterk de indruk dat het psychotisch toestandsbeeld van verdachte sterk verweven is met zijn delictgedrag. Dat ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een psychotisch toestandsbeeld acht de rechtbank aannemelijk. Het is echter niet duidelijk in welke mate deze psychische problematiek invloed heeft gehad op de tenlastegelegde feiten en in welke mate de strafbare feiten aan verdachte zijn toe te rekenen. Om vast te kunnen stellen in welke mate de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zou een gedragsdeskundige rapportage van een psycholoog en psychiater noodzakelijk zijn. Bij gebreke van een dergelijke rapportage heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte kort na de feiten bij de politie heeft verklaard dat hij zich kon herinneren dat hij de bewezenverklaarde feiten had gepleegd en kon verklaren wat hij wel en niet had gedaan. De rechtbank acht wel voldoende aannemelijk dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
De omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend, sluit de strafbaarheid van verdachte niet uit. Verdachte is strafbaar, omdat evenmin is gebleken van een andere omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van alle drie de feiten aan verdachte op te leggen een maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het opleggen van de ISD-maatregel disproportioneel is en dat daarbij voorbij wordt gegaan aan het doel dat met die maatregel wordt beoogd. Bij oplegging van de ISD-maatregel is sprake van misbruik van bevoegdheid. Verdachte dient te worden behandeld binnen een civiele setting.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Verdachte heeft de auto van [naam 2] beschadigd door de kentekenplaat af te breken en hij heeft met een steen de autoruit van de auto van zijn moeder [naam 1] vernield. Verdachte heeft er hiermee blijk gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Deze vernielingen hebben de slachtoffers schade en overlast bezorgd. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van twee buitengewoon opsporingsambtenaren door hen uit te schelden en in de richting van één van hen te spugen. Met name het spugen in de richting van personen is een zeer kwalijke denigrerende handeling van verdachte. Opsporingsambtenaren houden zich in het bijzonder bezig met de handhaving van de openbare orde en zij dienen hun werk onder normale omstandigheden te kunnen doen. Verdachte heeft door zijn handelen de buitengewoon opsporingsambtenaren in hun goede naam en eer aangetast. De door verdachte gepleegde feiten zijn vervelende overlastgevende feiten voor de samenleving.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte al veelvuldig is veroordeeld. Ook liep hij ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd. De eerder opgelegde straffen hebben bij verdachte kennelijk geen verandering teweeg gebracht. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron van 31 januari 2022 dat over verdachte is opgesteld. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte al bijna twintig jaar in beeld is bij de geestelijke gezondheidszorg vanwege psychotische klachten. Daarbij is verdachte al meermaals gedwongen opgenomen en behandeld in het kader van een zorgmachtiging. Op dit moment heeft verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft de reclassering zorgen omtrent zijn middelengebruik. Gelet op het voorgaande wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. Aangezien is gebleken dat reclasseringsbemoeienis en zorgmachtigingen er niet toe leiden dat het patroon van detentie en gedwongen opname wordt doorbroken, adviseert de reclassering de ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Tot slot wordt ook aan de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers voldaan.
De rechtbank stelt voorop dat de ISD-maatregel een ingrijpende en verstrekkende maatregel is en daarom geldt als ultimum remedium. Echter is de rechtbank van oordeel dat voor de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van recidive van verdachte geen andere passende alternatieven meer zijn en dit alleen kan worden bewerkstelligd door de oplegging van de ISD-maatregel.
Bij het opleggen van de ISD-maatregel neemt de rechtbank in aanmerking dat eerdere straffen, reclasseringsbemoeienis en behandelingen binnen het kader van zorgmachtigingen tot op heden niet hebben geleid tot gedragsverandering bij verdachte. Daarbij geldt dat verdachte niet wenst mee te werken aan enige hulpverlenging, hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en al meerdere malen is gerecidiveerd. Daarnaast zijn er grote zorgen omtrent zijn verdovende middelengebruik. De rechtbank is van oordeel dat gedragsverandering enkel kan worden bewerkstelligd als de problematiek van verdachte grondig en langdurig wordt aangepakt door middel van een intensieve behandeling. Binnen de ISD-maatregel krijgt verdachte hiertoe de kans, zodat hij daarna, indien hij gebruik maakt van die hulp, zijn leven kan oppakken. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich in ieder geval niet schuldig maken aan strafbare feiten en wordt de samenleving dus een lange tijd gevrijwaard van verdachte zijn criminele recidive. Gelet hierop passeert de rechtbank het verweer van de verdediging betreffende de proportionaliteit. En er kan geen sprake zijn van misbruik van de bevoegdheid tot het opleggen van de maatregel, zoals door de verdediging betoogd.
Rekening houdend met de ernstige en chronische problematiek van verdachte zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. De rechtbank ziet bij het bepalen van de duur geen redenen om op grond van artikel 38n, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 02-295885-21
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 18,15 bestaande uit materiële schade.
De rechtbank constateert dat de vordering van de benadeelde partij ziet op gemaakte kosten voor een nieuwe radioantenne voor zijn auto. Ingevolge artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek dient de rechtbank te beoordelen of de schade van de benadeelde partij in zodanig verband staat met het bewezenverklaarde feit, dat de schade aan de verdachte, als een gevolg van het bewezenverklaarde feit kan worden toegerekend. Verdachte wordt veroordeeld voor het beschadigen van de auto van [naam 2] door de kentekenplaat te vernielen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte ook de radioantenne heeft vernield: verdachte wordt daarvoor niet veroordeeld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde geleden schade ter zake de autoantenne niet in rechtstreeks verband staat met het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging 02/034339-21

De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 6 oktober 2021 gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 13 april 2021, ten uitvoer zal worden gelegd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat indien aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf niet opportuun acht, omdat aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank wijst de vordering dus af.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 350, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/295885-21:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, beschadigen
02/198701-21: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen
02/268327-21: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel t.a.v. parketnummer 02/295885-21, 02/198701-21 en 02/268327-21
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vordering tenuitvoerlegging, parketnummer 02/034339-21
- wijst de vordering tenuitvoerlegging van de door de politierechter op 13 april 2021 opgelegde voorwaardelijke straf af;
Benadeelde partij [naam 2] t.a.v. parketnummer 02/295885-21
- verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. N.C. Neelis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws en mr. I.J.A.M. Balemans, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2022.
De tweede griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.